Home Fout was echt fout

Fout was echt fout

  • Gepubliceerd op: 19 april 2012
  • Laatste update 07 apr 2020

Het imago van de NSB is altijd negatief geweest. Toch staan de Nederlandse nationaal-socialisten zowel bij tijdgenoten als bij latere generaties eerder te boek als belachelijke, opgeblazen burgermannen dan als politiek fanatici en levensgevaarlijke criminelen. Dit beeld wil journalist en historica Tessel Pollmann rechtzetten.

Dat lukt haar goed. Mussert & Co staat vol voorbeelden van roofzuchtig, antisemitisch en soms zelfs moorddadig gedrag van NSB-kopstukken, die tot dusverre als relatief fatsoenlijk golden. In aparte hoofdstukken vertelt Pollmann over onder meer de criminele zelfverrijking van ‘Leider’ Mussert en zijn rechterhand Kees van Geelkerken, het schrikbewind van burgemeester Frits Müller op het Rotterdamse stadhuis, en de straatterreur van Musserts lijfwachten. Schokkend is ook het verhaal over de adjudant van de ‘Leider’, Tonny Kessler. Hij veranderde het tehuis voor daklozen dat zijn filantropische vader in Den Haag had gesticht – en die als Kessler-Stichting nog altijd bestaat – in een doorgangskamp voor asocialen en politiek gevangenen.

Terecht stelt Pollmann dat de NSB serieus moet worden genomen als een politieke beweging met een radicale ideologie. Interessant is ook haar constatering dat Mussert lang niet zo oncharismatisch was als doorgaans wordt beweerd. De NSB-leider had retorisch talent, vooral in schrift. Hij en zijn handlangers geloofden in hun zaak. Dat menig NSB’er zijn positie tijdens de Duitse bezetting gebruikte voor eigen gewin, is hiermee niet in tegenspraak. Het is immers een bekend verschijnsel dat revolutionairen na een geslaagde coup de bezittingen van de staat en van ‘volksvijanden’ beschouwen als iets wat hun rechtens toekomt.

Des te vreemder is het dat zelfverrijking en criminaliteit in de geschiedschrijving van de NSB nooit grote thema’s zijn geweest. In plaats daarvan hebben historici steeds de nadruk gelegd op de onnozelheid en het amateurisme van Mussert en zijn club. Deze scheve voorstelling doet Pollmann de vraag stellen: ‘Hoe kon deze politieke beweging met een schokkend crimineel karakter in de verbeelding van Nederland krimpen tot een marginale club van mensen die het spoor wat bijster was?’

Een van de verklaringen is dat historici de minachting van fanatieke Duitse nazi’s voor de ‘slappe’ NSB hebben gekopieerd. Verder wijst Pollmann erop dat de gewoonte Mussert belachelijk te maken teruggaat tot de satire van de jaren dertig en veertig. Ze had er nog bij kunnen vertellen dat ook buitenlandse fascistische leiders steevast zijn gekleineerd, van de ‘dorpsonderwijzer’ Mussolini tot de ‘mislukte schilder’ Hitler. Volgens het internationale cliché waren fascisten maatschappelijk mislukte, fysiek incomplete en seksueel gefrustreerde baasjes, die hun minderwaardigheid compenseerden door uniformen aan te trekken en hard te schreeuwen. Het is een universele, natuurlijke reactie om mensen die zichzelf op een voetstuk zetten daarvanaf te trekken.

Volgens Pollmann is de belangrijkste verklaring voor de bagatellisering van de NSB dat juristen, psychologen en getuigen tijdens de naoorlogse processen tegen politiek delinquenten een te coulante houding hebben aangenomen. De overvolle interneringskampen vormden een grote last voor de overheid en de maatschappij, waardoor men geneigd was veel door de vingers te zien en verzachtende feiten aan te dragen.

Zo ontstond ‘een maatschappelijk klimaat waarin het criminele van het NSB-optreden in twijfel werd getrokken, en de verklaring al snel werd gezocht in pathologie’. Pollmann gebruikt in dit verband het beladen begrip Verharmlosung. De historica gaat zelfs zover dat ze de conclusies van de psychiater die Kees van Geelkerken in de gevangenis persoonlijk heeft onderzocht als waardeloos bestempelt. Ze stelt zich op als de aanklager die slechts voor één kwestie interesse heeft: de schuld van verdachte.

Toch komt bij het lezen van Mussert & Co vanzelf de vraag op hoe de door Pollmann beschreven personen tot hun weerzinwekkende gedrag zijn gekomen. Om deze vraag te beantwoorden volstaat het niet te zeggen dat ze ‘gewoon’ crimineel waren. Daarvoor zal de onderzoeker toch moeten kijken naar achterliggende processen, de werking van de psyche en de invloed van omgevingsfactoren. Dit is geen Verharmlosung, maar een voorwaarde om fout gedrag te verklaren.

Maar – en daarmee heeft Pollmann absoluut een punt – voordat men aan verklaren toekomt is het nodig vast te stellen dat ‘fout in de oorlog’ écht fout was. Dat doet Pollmann uitstekend en daarom is dit boek buitengewoon nuttig.

Mussert & Co. De NSB-leider en zijn vertrouwelingen
Tessel Pollmann
304 p. Boom, € 19,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.