Cézanne en Zola begrepen elkaar niet meer
Het is een legendarische vriendschap in de kunstgeschiedenis. Dertig jaar gingen Paul Cézanne en Émile Zola voor elkaar door het vuur, maar in 1886 eindigde hun vriendschap met een daverende klap. De reden was Zola’s roman Het meesterwerk. Cézanne ervoer het boek, waarin een schilder zijn grote ambities niet waarmaakt en gedesillusioneerd zelfmoord pleegt, als een dolkstoot in de rug. Hij was ervan overtuigd dat Zola hem op het oog had met de schilder. Nooit meer zouden de twee mannen elkaar schrijven of ontmoeten.
De film Cézanne et moi wekt de vriendschap, die begon toen ze twaalf jaar waren en op school zaten in Aix-en-Provence, romantisch-melodramatisch tot leven. Als kind kijkt Zola, die na het overlijden van zijn vader in armoede leeft met zijn moeder, op tegen Cézanne, die van rijke komaf is. De rollen draaien om als ze twintigers zijn en Zola in Parijs naam maakt als schrijver, maar Cézanne in Aix een naar erkenning smachtende schilder is. Zola leeft in welstand, Cézanne krijgt de eindjes nauwelijks aan elkaar geknoopt. Funester voor hun verhouding is dat Zola Cézannes artistieke ontwikkeling niet meer kan volgen. Tien jaar na hun breuk schrijft hij in een brief aan een vriend: ‘Paul heeft misschien het genie van een groot schilder, maar zal het nooit worden.’
Cézanne et moi maakt aannemelijk dat de vriendschap tussen de twee giganten wel op de klippen moest lopen. Zola zat op het pluche in de gevestigde literaire wereld, Cézanne bonkte tevergeefs op de deuren van de gevestigde kunstwereld. Het verschil in sociale status bleek onoverbrugbaar.
Jos van der Burg is filmrecensent bij Het Parool en de Filmkrant
Dit artikel is exclusief voor abonnees