Geweldig, die schat aan historisch beeldmateriaal in Eye Filmmuseum en het Nederlands Instituut Beeld en Geluid. De rijkdom ervan valt weer eens te constateren in de archieffilm Ze noemen me baboe van Sandra Beerends, die eerder over het Indische oorlogsverleden van haar moeder de korte film Arigato schreef en produceerde.
In haar nieuwe film blikt de jonge Javaanse vrouw Alima eind jaren veertig als voice-over terug op haar leven als baboe (kindermeisje) in de voorafgaande tien jaar. Alima is een fictief personage; haar overpeinzingen en gedachten zijn geschreven door Beerends, die met de film de ingewikkelde levens van baboes verbeeldt. Binnen de koloniale verhoudingen vielen zij tussen wal en schip: ze hoorden niet echt bij de Nederlandse gezinnen waarin ze werkten, maar ook niet meer bij de inlandse gemeenschap.
‘Door het gebrek aan informatie over hen – met uitzondering van de herinneringen van Nederlandse gezinnen – zijn hun verhalen nog steeds onzichtbaar.’
Sandra Beerends over baboes in Nederlands-Indië
Alima vertelt over haar gedwongen huwelijk (‘alsof ik een waterbuffel ben’), waaruit ze vluchtte, om daarna als baboe te gaan werken in een Nederlands gezin in Bandung. Met deze familie bracht ze ook een tijdje door in Nederland, waar ze kennismaakte met ‘magisch wit zand’ (sneeuw). Bij terugkeer in Indië brak de oorlog uit en werd het gezin geïnterneerd in een Japans kamp. Alima keerde terug naar het leven in de kampong, waarvan ze vervreemd was geraakt. Na de oorlog wachtte geen vrede, maar een koloniale oorlog, die de inmiddels met een onafhankelijkheidsstrijder getrouwde Alima hard trof. Het hele verhaal is door Beerends geïllustreerd met treffende archiefbeelden. Waar zouden we zijn zonder beeldarchieven?
Jos van der Burg is filmredacteur bij de Filmkrant.
Dit artikel is exclusief voor abonnees