Home Een nieuw land, een nieuw leven (2)

Een nieuw land, een nieuw leven (2)

  • Gepubliceerd op: 9 oktober 2023
  • Laatste update 07 nov 2023
  • Auteur:
    Marchien den Hertog
  • 4 minuten leestijd
Een nieuw land, een nieuw leven (2)

Joodse sporters in Berlijn

In 1933 wonen er circa 144.000 Joden in Berlijn. Ook onder hen groeit het animo om te sporten in de jaren twintig enorm. Jules Loszynski start zijn carrière bij Sport-Club Charlottenburg (SCC). Samen met de Berliner Sport-Club (BSC) heeft deze veel Joodse leden. Er zijn ook specifieke Joodse clubs, waaronder Bar Kochba en de Maccabi-verenigingen. Het zionisme beschouwt sporten als een goede manier om te laten zien dat Joden fysiek fit zijn. Ook leren ze zich zo te verdedigen tegen gewelddadig antisemitisme – Joden excelleren dan ook in vechtsporten als boksen. Nadat Hitler in januari 1933 aan de macht komt duurt het niet lang voordat Joodse leden niet meer welkom zijn in gemengde clubs: ook Jules ruilt zijn shirt met de letter C in voor een hemd met de Davidster.

Een mooi overzicht van Joodse sporters in nazi-Duitsland is hier te vinden.

Vrouwelijke atleten op een tournooi in Leipzig, 10 juni 1034. Collectie Jack Weil.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

1933

Aan de vooravond van het naziregime wonen er in Duitsland ongeveer een half miljoen Joden. Als Hitler rijkskanselier wordt en de NSDAP aan de macht komt volgen er snel antisemitische maatregelen. Op 1 april 1933 wordt er een boycot van Joodse winkeliers afgekondigd. Hetzelfde jaar worden Joden ontslagen uit overheidsdienst. Joden mogen niet langer studeren – ook Ruth moet haar droom om gymlerares te worden opgeven. In 1935 introduceren de nazi’s de Neurenberger Rassenwetten: Joden verliezen het Duitse burgerschap, huwelijken met niet-Joden zijn verboden. Joden worden buitengesloten, getreiterd en mishandeld. Een dieptepunt is de Reichsprogomnacht, ook wel bekend als de Kristallnacht. In de nacht van 9 op 10 november worden in heel Duitsland Joodse winkels, huizen, synagogen en begraafplaatsen vernield. Duizenden Joden worden opgepakt en naar een concentratiekamp gebracht. Goebbels persoonlijk geeft opdracht tot het vernielen van de synagoge aan de Fasanenstrasse, waar Ruth en Jules een jaar eerder getrouwd zijn.

Het vernielde interieur van de synagoge aan de Fasanenstrasse.
Het vernielde interieur van de synagoge aan de Fasanenstrasse.

Het Lloyd Hotel

Na november 1938 ontstaan er verschillende kampen in Nederland waar de vluchtelingen worden opgevangen. Het CJV staat met een miljoen gulden garant. Jules Loszynski gaat werken in het Lloyd Hotel aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam. Dit majestueuze gebouw huisvestte vanaf 1921 zogeheten landverhuizers uit Oost-Europa voor hun vertrek naar Amerika. Het staat al jaren leeg, maar de inboedel is nog aanwezig en met 780 bedden, een centrale keuken en voldoende sanitair bij uitstek geschikt voor de ontvangst van de vluchtelingen. Er verblijven meestal tussen de 200 en 250 veelal jonge mensen en gezinnen, die zelf het hotel draaiende houden. Jules fotografeert de slaapzalen, de grote pannen in de keuken, de kledinguitgifte, schoenmakerswerkplaats en kinderfeestjes. Het zijn de enige foto’s van het gebouw in deze functie die bekend zijn en daarom zijn de negatieven geschonken aan het Stadsarchief van Amsterdam.

Mannen in de rij voor een verlofpas. Zonder mogen ze het Lloyd Hotel niet verlaten. Collectie Jack Weil/Stadsarchief Amsterdam
Mannen in de rij voor een verlofpas. Zonder mogen ze het Lloyd Hotel niet verlaten. Collectie Jack Weil/Stadsarchief Amsterdam.
De schoenmakerswerkplaats in het Lloyd Hotel.  Collectie Jack Weil/Stadsarchief Amsterdam
De schoenmakerswerkplaats in het Lloyd Hotel. Collectie Jack Weil/Stadsarchief Amsterdam.

Kraaybeek en Westerbork

Jules geeft gymnastiekles op een andere opvanglocatie: Huize Kraaybeek in Driebergen. Hier worden tussen 1938 en 1940 Joodse kinderen opgevangen. Jules maakt foto’s van de keuken en de staf, en van de proeftuin waar de vluchtelingen kennis op kunnen doen om zich voor te bereiden op een landbouwbestaan in Palestina.

Uiteindelijk zijn er 25 plekken in Nederland waar vluchtelingen worden opgevangen. Dat vindt de regering te onoverzichtelijk. Omdat het er naar uit ziet dat ze op korte termijn ook niet zullen vertrekken, wordt besloten een centraal opvangkamp te bouwen in Drenthe: Kamp Westerbork. In oktober en november 1939 vertrekken enkele tientallen fitte jongemannen uit het Lloyd Hotel naar dit kamp om de komst van de verwachte 2500 vluchtelingen voor te bereiden. Jules bezoekt Westerbork op 5 mei 1940, fotografeert de barakken in aanbouw en de aankomst van een nieuwe groep bewoners.

Keuken in Huize Kraaybeek, waar Joodse kinderen worden opgevangen. Collectie Jack Weil
Keuken in Huize Kraaybeek, waar Joodse kinderen worden opgevangen. Collectie Jack Weil.
Kamp Westerbork in aanbouw.  Collectie Jack Weil
Kamp Westerbork in aanbouw. Collectie Jack Weil.

Maccabi

Als Jules in Amsterdam aankomt kan hij terugvallen op Nederlandse zionistische clubs. De jongerenvereniging Maccabi zet zich in om de Joodse jeugd op te voeden en voor te bereiden op een bestaan in Palestina. Sport is daarvan een belangrijk onderdeel. Het is een groot internationaal netwerk – in 1935 nemen Ruth en Jules met meer dan duizend andere atleten uit 28 landen deel aan de tweede Maccabiade in Palestina, de Joodse Olympische Spelen. In Nederland maakt Jules verschillende uitstapjes met de Maccabi: naar Harderwijk, Bergen en Wijk aan Zee. Hij gaat mee met het zomerkamp in Ermelo, waar de jongeren kamperen, liedjes zingen en de horah dansen.

1935: opening van de Maccabiade in Palestina. Collectie Jack Weil.
Jongeren dansen de horah tijdens het Maccabi-zomerkamp in Ermelo in 1938. Collectie Jack Weil
Jongeren dansen de horah tijdens het Maccabi-zomerkamp in Ermelo in 1938. Collectie Jack Weil.

De Rivierenbuurt

Tussen 1939 en 1943 wonen Jules en Ruth Loszynski op verschillende adressen in de Rivierenbuurt. Veel Amsterdamse Joden zijn verhuisd naar deze moderne wijk die in de jaren twintig is aangelegd in het zuiden van Amsterdam. Maar door de crisis staan er in de jaren dertig veel huizen leeg, en daar vestigen zich Joden uit Duitsland. Huisbazen maken het aantrekkelijk met het aanbod van gratis nieuw behang, of kwijtschelding van enkele maanden huur. Er ontstaat een aanzienlijk Duits-Joodse gemeenschap, die elkaar opzoekt. Zo zien we Ruth en Jules veelvuldig met vrienden en kennissen in de straten, tuinen en huiskamers van de buurt. In de Beethovenstraat komen winkels met Duitse boeken en delicatessen. In 1940 telt de Rivierenbuurt 17.000 Joodse bewoners, van wie er 13.000 de oorlog niet overleven – onder hen bijna alle mensen die Jules in betere tijden fotografeerde.

Ruth hangt de was op op het dak van hun huis aan de Slaakstraat..
Ruth hangt de was op op het dak van hun huis aan de Slaakstraat. Collectie Jack Weil.
Jules in 1939 met Duitse kennissen in de Biesboschstraat. Collectie Jack Weil.
Jules in 1939 met Duitse kennissen in de Biesboschstraat. Collectie Jack Weil.

Tröbitz Transport

Ruth is aan het einde van de oorlog nog in leven. Maar in de nacht van 10 april wordt ze met 2400 andere Joodse gevangenen in een trein geladen. Twee weken lang zwerft de trein door Midden-Duitsland, in een corridor die steeds smaller wordt omdat de geallieerden aan beide kanten oprukken. Er heerst vlektyfus aan boord, en onderweg sterven tweehonderd mensen, die langs de rails begraven worden. Als de trein stopt proberen de levenden wat eten bij elkaar te scharrelen.

De trein strand in de ochtend van 23 april bij het mijnwerkersdorp Tröbitz, waar hij wordt aangetroffen door het Rode Leger. Het dorp moet plaats maken voor de tweeduizend zieke en uitgehongerde overlevenden, van wie er nog eens driehonderd overlijden. Onder hen is de moeder van Jona Oberski, een kennis die Ruth weer ontmoet heeft in Amsterdam. In 1978 zal Jona het boek Kinderjaren publiceren over zijn ervaringen in het kamp en tijdens het ‘verloren transport’.

De Joodse begraafplaats in Tröbitz, waar de voormalige gevangen liggen die alsnog stierven nadat ze waren overgebracht naar het dorp. Foto LutzBruno/Wikimedia
De Joodse begraafplaats in Tröbitz, waar de voormalige gevangen liggen die alsnog stierven nadat ze waren overgebracht naar het dorp. Foto LutzBruno/Wikimedia.

Na de oorlog

Ruth neemt Jona onder haar hoede en keert samen met hem terug naar Nederland. In een opvangkamp in Maastricht komt ze Hugo Weil tegen. Hugo’s vrouw en zoontje Alfred zijn in Auschwitz vermoord. Ruth en Hugo trouwen en in 1949 wordt hun zoon Jack geboren. Het gezin vestigt zich op Merwedeplein 37-II – in het huis waar de familie Frank woonde voordat ze onderdook.

Hier groeit Jack op als kind van twee overlevers. Eind jaren zeventig gaat hij zich verdiepen in de problematiek van de tweede generatie. Zo bedenkt hij in 2014 het Kaffee und Kuchen Genootschap. Daar komen kinderen van Duits-Joodse vluchtelingen bij elkaar om de smaken van hun jeugd te proeven en te luisteren naar lezingen over onderwerpen uit hun gedeelde geschiedenis.

Als zijn moeder is overleden vindt Jack in zijn ouderlijk huis documenten, foto’s en objecten die vertellen over het leven van zijn ouders voor de oorlog. Daaronder bevinden zich de zes albums van Jules Loszynski. De koffer waarmee Jules naar Nederland kwam krijgt een plaats in de vaste opstelling van het Holocaustmuseum in Amsterdam, dat in het voorjaar van 2024 zijn deuren opent. Dan verschijnt ook het boek Ein neues Land. Ein neues Leben, dat het verhaal van Ruth, Jules en Hugo voor én na de oorlog vertelt aan de hand van deze foto’s en documenten.

Hugo Weil (links) in het kantoor van de firma Oxyde, waar hij zijn werk na de oorlog weer oppakt. Atelier J. Merkelbach/Stadsarchief Amsterdam.

Kaffee und Kuchen

Sinds de jaren tachtig spant Jack Weil zich in om de nakomelingen van Duits-Joodse vluchtelingen te verbinden. Zo bedacht hij in 2014 hij het Kaffee und Kuchen Genootschap, een netwerk waarin kinderen van Duits-Joodse vluchtelingen elkaar ontmoeten en gastsprekers lezingen geven over relevante thema’s – onder het genot van de Duitse zoetigheid uit hun jeugd.