Home De vooruitgang: Geen bittere armoede in Drenthe

De vooruitgang: Geen bittere armoede in Drenthe

  • Gepubliceerd op: 13 oktober 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Ingrid van der Vlis

Er zijn proefschriften, lezingen of artikelen die ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Deze keer het proefschrift van Vincent Tassenaar, waarin hij bestrijdt dat er bittere armoede heerste onder de veenarbeiders in Drenthe.


Heerste er in de veengebieden nu wel of geen extreme armoede? Deze vraag houdt Drentse historici al jaren bezig. Talloze ingezonden brieven, artikelen en boekwerken hebben inmiddels bijgedragen aan een ongemeen fel debat. Vincent Tassenaar, docent economisch- sociale geschiedenis aan de universiteit te Groningen, maakt meteen duidelijk aan welke kant hij staat: ‘De geschiedenis creëert voortdurend haar eigen mythes, en een van die mythes is het beeld van bittere armoede in de Drentse veengebieden. Toen ik als student een referaat hield over de levensstandaard in negentiende-eeuws Drenthe dacht ik aanvankelijk ook aan plaggenhutten en ellende, maar ik ontdekte dat het in de veengebieden juist goed ging met de arbeiders.’ Tassenaar besloot zijn bevindingen verder uit te werken in een proefschrift, waarbij hij antropometrisch onderzoek gebruikte om de levensstandaard in Drenthe te reconstrueren.
        ‘Ik gebruik lengtegegevens van negentiende-eeuwers als indicator van armoede of welvaart. De lengte van mensen is immers deels afhankelijk van de hoeveelheid geld die zij aan voedsel kunnen besteden. Mijn collega’s lagen bij het horen van mijn onderzoeksvoorstel nog net niet dubbel van het lachen. In Nederland is men nu eenmaal wat huiverig voor antropometrisch onderzoek. Sommige onderzoekers gebruikten voorheen lengtegegevens om het nationaal inkomen te reconstrueren. Zover zou ik niet willen gaan, maar voor het bepalen van de biologische levensstandaard is het een prima instrument.’
        ‘Er is geconstateerd dat de levensstandaard in de eerste helft van de negentiende eeuw in heel West-Europa naar beneden hobbelde, vooral in traditionele landbouwgebieden. Met behulp van lengtegegevens van militairen kon ik dat voor Drenthe controleren. Ik heb bijna 27.000 metingen ingevoerd en kon uiteindelijk de lengteontwikkeling over een aantal jaren reconstrueren. Terwijl de gemiddelde lengte van mensen overal afnam, bleef deze in het veengebied ongeveer gelijk. Een zeer verrassend resultaat, dat ik op een economische manier verklaar.’
        ‘Voor de veenafgravingen waren veel arbeiders nodig. Die kwamen alleen als er gunstige arbeidsomstandigheden heersten en als de lonen hoog waren. Na 1860 was de levensstandaard in de veengebieden zelfs beter dan in het begin van de eeuw. Dat zie je bijna nergens in Nederland. Het zou een mooie doorbraak zijn als het reëel inkomen of het loon van de arbeiders onderzocht kon worden, maar daar is geen beginnen aan. De meeste Drenten hadden onbekende verdiensten uit eigen grond; zelfs een veenarbeider had wel een geit lopen.’
        ‘Het valt op dat de aanhangers van de extreme-armoedestelling met name kwalitatief onderzoek doen. Mijn kwantitatieve benadering is een relatief nieuw geluid in de discussie. Als historici al kwantitatief onderzoek verrichtten naar de veengebieden in Drenthe, dan telden ze het aantal plaggenhutten en de mate van drankgebruik. Hun kwalitatieve bronnen, zoals reisverslagen, zijn prachtig, maar kennen ook beperkingen. Natuurlijk leek Drenthe arm en achterlijk in de ogen van een reiziger die zelf in een Amsterdams grachtenpand woonde. Een bekend voorbeeld is het dorp Exloo. De boerenhoeven daar zagen er heel armoedig uit, maar in de woningen was veel goud en zilver aanwezig. Een Drent weet dat er veel verborgen rijkdom is, terwijl een buitenstaander alleen de sobere buitenkant ziet.’
        ‘Tegenstanders in het debat redeneren terug vanuit de armoede in de jaren twintig. De discussie is heel fel, eigenlijk onhistorisch. De onlangs overleden historisch geograaf en PvdA-politicus Meent van der Sluis bijvoorbeeld nam het wel erg persoonlijk op. Hij vereenzelvigde zich echt met de veenarbeiders, groeide immers ook op in het veen. Dan heb je niet alleen je gelijk, maar ook een wereldbeeld te verliezen.’

Vincent Tassenaar, Het Verloren Arcadia. De biologische levensstandaard in Drenthe, 1815-1860

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.