Home De vooruitgang: `De meeste arbeiders kozen voor aanpassing’

De vooruitgang: `De meeste arbeiders kozen voor aanpassing’

  • Gepubliceerd op: 11 oktober 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers

Proefschriften, lezingen of artikelen kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. In zijn inaugurele rede laat Lex Heerma van Voss zien dat arbeiders bewuste keuzes maakten om hun positie in de samenleving te handhaven.


`Kapitalisme leidt vanzelf tot socialisme’ – dat was lang het uitgangspunt van veel sociaal-historici. Maar de revolutie bleef uit, zelfs in de extreem kapitalistische Verenigde Staten. In 1906 schreef de Duitse historicus Bernard Sombart daarom een reeks artikelen met de titel Why Is There no Socialism in the United States?
        `Sombart nam, net als veel andere twintigste-eeuwse historici, als vanzelfsprekend aan dat arbeiders steeds verder zouden worden uitgebuit, en daarom in opstand zouden komen. Zo zouden zij de loop van de geschiedenis bepalen,’ zegt Lex Heerma van Voss, directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en sinds kort bijzonder hoogleraar in de sociaal-economische geschiedenis sinds 1870 aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Recent hield hij zijn inaugurele rede Why Is There no Socialism in the Netherlands? Daarin pleit hij voor een relativering van de mythische rol die de arbeider in de (linkse) geschiedschrijving heeft gekregen.
        `Individuen, ook de arbeiders, hadden namelijk wel degelijk de keuze tussen allerlei verschillende bestaanstrategieën; het socialisme was daar één van. Arbeiders konden in opstand komen tegen hun bazen, zoals veel intellectuelen verwachtten, maar ze konden ook besluiten zich aan te passen, of bijvoorbeeld te emigreren naar de Verenigde Staten.
        In sommige beroepen, zoals havenarbeider of bouwvakker, lag de strategie van opstandigheid meer voor de hand. Maar ook in die beroepen kozen veruit de meeste arbeiders voor aanpassing. Dat gold nog veel sterker voor bijvoorbeeld winkelmeisjes of verpleegsters. Ze hielden zich aan de conventies en bewaakten hun solide imago, bijvoorbeeld door het stoepje voor hun huis te schrobben.
        Daarmee gaf je te kennen dat je netjes was, en betrouwbaar voor je omgeving. Als diezelfde arbeiders naar de Verenigde Staten verhuisden, hield niemand meer in de gaten of hun stoepje schoon was. De vrouwen hielden daar onmiddellijk op met schrobben. Aan dergelijke kleine voorbeelden kun je zien dat arbeiders bewuste keuzes maakten om hun positie in de samenleving te handhaven of zelfs te verbeteren.
        Van alle mogelijkheden is aanpassen natuurlijk de meest vanzelfsprekende; je hoeft er het minst over na te denken. Maar het is wel een manier om je te handhaven in de maatschappij, en in die zin kun je het toch beschouwen als een strategie, net als de keuze voor het socialisme.
        Dat het ging om bewuste beslissingen, heeft Hilde Bras onlangs laten zien in haar proefschrift aan de hand van dagboeken en brieven van jonge meisjes die voor de keuze staan of ze dienstmeisje willen worden. Als ze daarvoor koos, kon zo’n meisje het huis uit en had ze een grote kans om een man te ontmoeten. Als ze thuis bleef wonen, zou ze niet trouwen en moest ze voor haar ouders zorgen. Daar stond tegenover dat ze het huis zou erven. Die voor- en nadelen wogen ze tegen elkaar af; dat lees je in hun brieven.
        Bij het nemen van een dergelijke beslissing speelden familieomstandigheden een grote rol. Als een oudere zus ervoor gekozen had thuis te blijven, móést de jongere zus wel dienstmeisje worden. Maar ook bij een besluit om socialist te worden was de familie van belang. Als een arbeider besloot de conventies te doorbreken en zich aan te sluiten bij het socialisme, verspeelde hij zijn degelijke imago én dat van de rest van zijn familie. Daarom was het veel makkelijker om die keuze te maken als een familielid al socialist was; dan was de reputatie van de familie toch al slecht. Je ziet dan ook dat hele families het aandurven als één lid zich eenmaal heeft aangesloten bij het socialisme.
        Ondanks de onmiskenbare invloed van de omgevingsfactoren ging het om uiterst persoonlijke overwegingen. Een meisje kon nachtenlang liggen twijfelen of ze uit huis zou gaan of voor haar ouders zou zorgen. Daarbij had ze niet het gevoel deel uit te maken van een groot patroon. Maar als je naar een groot aantal van die meisjes kijkt, zie je dat ze vergelijkbare afwegingen maken.
        Dat is het sterke van het begrip “bestaansstrategie”. Het doet recht aan individuele beslissingen, en tegelijkertijd maakt het patronen zichtbaar. Daarbij hoeft het niet altijd om kwesties van levensbelang te gaan. Een mooi voorbeeld van een strategie op kleine schaal vind ik het verpanden van horloges.         Veel arbeiders brachten hun mooie zakhorloge elke week naar de lommerd, om aan geld te komen. Voor het weekend, als ze hun loon hadden, haalden ze het terug. Ze zouden het horloge natuurlijk ook kunnen verkopen; dan hadden ze in één keer een groot bedrag. Maar de meesten deden dat niet. Op deze manier konden ze er op zondag netjes uitzien, mét horloge.’

WHY IS THERE NO SOCIALISM IN THE NETHERLANDS? DE NEDERLANDSE ARBEIDERSKLASSE IN DE TWINTIGSTE EEUW, door Lex Heerma van Voss. 27 p., Aksant, 5 euro

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.