Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog De Tachtigjarige Oorlog in het kinderboek

De Tachtigjarige Oorlog in het kinderboek

  • Gepubliceerd op: 9 oktober 2006
  • Laatste update 31 jan 2024
  • Auteur:
    Aukje Holtrop
  • 9 minuten leestijd
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

De Tachtigjarige Oorlog is nog volop aan de gang, zo ontdekte Aukje Holtrop. Als jurylid van de Thea Beckmanprijs 2006 las zij zes hedendaagse kinderboeken die in deze oorlog spelen. Verschilt het beeld dat daaruit opreist van het beeld dat W.G. van de Hulst schetste?

 

Een van de eerste historische jeugdboeken die ik las, was Willem Wijcherts van W.G. van de Hulst. Het ging over Alkmaar in de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog. Er was sprake van een aardige jongen, Willem Wijcherts, en een valse, onsmakelijk uitziende verrader, Schele Ebben. De beginscène speelde zich af voor het huis van Willem, en hij zat daarbij op een muurtje. Ik zie de illustratie van J.H. Isings zo voor me: een volle tekening met veel kleine streepjes en krabbeltjes. Willem was anti-Spanjaarden, Schele Ebben stond aan de Spaanse kant en verried brave en moedige Alkmaarders. Uiteindelijk werd Schele Ebben gruwelijk gestraft: een dappere hond duwde hem in de gracht waarin de schurk zelf een aantal oude geuzen wilde verdrinken. Voor Willem Wijcherts liep het verhaal goed af: hij bleef gezond en Alkmaar werd bevrijd. Alle reden om God te danken – en dat deden Willem, zijn ouders, zijn vrienden en alle andere Oranjegezinden dan ook uitbundig. Zo hoorde dat in een jeugdboek, zeker in mijn jeugd, zeker bij een schrijver als Van de Hulst, en zeker bij de Tachtigjarige Oorlog.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Die oorlog was voor ons, toen jeugdige lezers, gesneden koek. Moeiteloos konden wij de jaartallen opnoemen van veldslagen en overwinningen, we kenden bevelvoerders bij naam, we waren vertrouwd met de typische lokale gebruiken bij een overwinning. Leidens ontzet, natuurlijk met haring en wittebrood. En het Alkmaar van Willem Wijcherts was ook speciaal beroemd: bij Alkmaar begon immers in 1573 de Victorie. Op de lagere school was de Tachtigjarige Oorlog een van de grote onderwerpen, waarover we bij ‘vaderlandse geschiedenis’ uitgebreid les kregen. Logisch dus dat veel jeugdboeken ook over die oorlog gingen. 

Als jurylid voor de Thea Beckmanprijs van dit jaar heb ik zo’n 35 boeken gelezen, die voor een belangrijk deel over de Nederlandse geschiedenis gingen. Zes van die boeken speelden in de Tachtigjarige Oorlog. Voor mij als bijna bejaarde lezeres was dat bekende stof, maar geldt dat ook voor tienjarigen van nu? Is die Tachtigjarige Oorlog voor hen net zo vertrouwd en in zekere zin dichtbij?

Willem Wijcherts – ik houd me nu maar even aan dit ene voorbeeld – is een spannend oorlogsverhaal. Willem vlucht het door Spanjaarden bezette Alkmaar uit en raakt betrokken bij de opstand van de geuzen. Eerst leert hij Lumey kennen en zijn luitenant Entes de Mentheda. Vermomd trekt hij met Mentheda het land door naar het noordoosten, naar Embden in Oost-Friesland, en sluit zich aan bij het leger van de graven van Nassau. Hij vecht mee in Heiligerlee en in de Slag bij Jemmingen, die op een nederlaag voor de geuzen uitdraait. Als knecht van de watergeus Blois van Treslong woont hij een paar jaar in Embden en vaart uiteindelijk met Treslong en de watergeuzen terug naar Holland. In Alkmaar halen Willem en Mentheda nog een paar dappere kunststukjes uit en verdrijven ze de Spanjaarden. Schele Ebben verdrinkt, door onverhoeds blaffen en springen van een geuzenhondje. Een typerende Van de Hulst-alinea volgt op de beschrijving van deze gebeurtenis: ”t Was geen mensenhand, die zijn leven had afgesneden, de sprong van een redeloos dier had hem gedood… Of…Was ’t Gods hand?’

Toen ik het boek las, was de Tweede Wereldoorlog nog niet zo lang geleden en het is niet ondenkbaar dat wij op school die Tachtigjarige Oorlog verteld kregen met verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Spanjaarden waren Duitsers en het was prachtig dat Nederlanders ook toen al zo dapper verzet pleegden – en natuurlijk overwonnen. 

Ik kan nu achteraf wel zeggen dat het beeld van die oorlog buitengewoon simplistisch was. Spanjaarden die in boeken als Willem Wijcherts altijd ‘Spanjolen’ heetten, waren zonder meer verschrikkelijk, Nederlanders dapper, op enkelingen als Schele Ebben na, en huurlingen die alleen maar geld van de graven van Nassau wilden. Waar die oorlog om ging, was ook eenvoudig: Nederland wilde niet door Spanje bezet worden, en daar hadden we groot gelijk in. Spanjaarden waren vreemden die niets op onze bodem te zoeken hadden en zeker geen recht hadden ons aan te vallen omdat wij protestants waren en zij katholiek. Wij wilden niet katholiek worden en onze aanvoerder, de buitengewoon wijze, vrome en dappere Willem van Oranje, wilde dat ook niet. Die was eigenlijk gereformeerd, dachten wij als gereformeerde schoolkinderen. Van de Hulst sterkte ons in die mening met zijn voor kinderen geschreven biografie van de prins, Prins Willem vader des vaderlands, waar heel wat in gebeden werd en diepreligieuze gedachten werden uitgesproken. De oorlog tegen de Spanjaarden was voor de geuzen ‘de zaak des Heren’ en ‘God zou hun de overwinning over de Spaanse dwingelandij geven’.

Het is niet zo moeilijk om die zwart-witte benadering van toen nu belachelijk te vinden en de boeken die de Tachtigjarige Oorlog beschreven achterhaald – zelfs als ze zo goed geschreven waren als die van W.G. van de Hulst, want hij was echt een heel goede schrijver.

De vraag is of de huidige Tachtigjarige-Oorlogsboeken zoveel anders zijn. Waar gaan die boeken over, wat doen de hoofdpersonen, hoe zijn ze geschreven, speelt de godsdienst er nog steeds zo’n grote rol in en wordt er iets verteld over de oorlog zelf? Om met het laatste te beginnen: nauwelijks. Er wordt wel heel veel gevochten en in een proloog of in het eerste hoofdstuk wordt wel iets gezegd over wreed optreden van de Spanjaarden en over harde maatregelen van de Spaanse overheid. Maar waarom die Spanjaarden hiernaartoe waren gekomen en waartégen grote groepen Nederlanders zich verzetten, blijft meestal vaag. Wat dat betreft was Van de Hulst veel duidelijker. Bij hem is de oorlog meer dan een decor. In de moderne boeken is de oorlog vaak alomtegenwoordig, maar zou het ook een heel andere strijd kunnen zijn, tussen twee heel andere tegenstanders en in een heel andere tijd. Bij Van de Hulst is dat ondenkbaar.

Net als de boeken uit mijn jeugd gaan de nieuwste Tachtigjarige-Oorlogsboeken over moedige kinderen. Ongelooflijk hoeveel dappere, onbevreesde kinderen er bestaan. Oorlog betekent voor een kind – en voor een lezend kind helemaal – in de eerste plaats: spannende avonturen. Nu was Willem Wijcherts ook spannend, en gedroeg Willem zich dapper, maar wat er in die boeken nu door jongeren en kleine kinderen allemaal wordt ondernomen, is vele malen spannender en gevaarlijker. Een groot verschil met Van de Hulst is bovendien dat er nu minstens zoveel dappere meisjes zijn als jongens.

De oorlog zelf is veel enger en wreder geworden. Veel volwassenen en kinderen die doodgaan, martelingen, mishandelingen, moorden, bloed, vuur, scheldpartijen, vernielingen, branden, galgen. Ook de hoofdpersonen moeten vaak verschrikkelijke dingen ondergaan. Als ze zelf al geen pak slaag krijgen, dan zien ze wel voor hun ogen iemand doodgemarteld worden. Schrijvers van nu gaan realistische beschrijvingen niet uit de weg. Gelijk hebben ze, want wat ons uit de jaren vijftig nachtmerries had bezorgd, zien kinderen van nu bijna dagelijks in tv-series en het journaal, ook het Jeugdjournaal.

Die nadruk op spanning en avontuur brengt een heel andere schrijfstijl met zich mee. Het tempo ligt hoog, gebeurtenissen rollen over elkaar heen, er komen heel veel dialogen in voor, er wordt snel en heftig gepraat. De emoties, angst, verdriet, trots, woede en liefde spatten van de bladzijden af; de kinderen die de hoofdrol spelen zijn levensecht en levendig. Ze zijn aardig, ze komen op voor hun ouders en vrienden, ze zijn moedig, ze doen alles om het onrecht de wereld uit te helpen, en ze zijn lief voor hun jongere broertjes en zusjes.

Komen er dan geen nare en slechte mensen voor in die boeken? Natuurlijk zijn Spanjaarden over het algemeen slecht, al zijn er ook milde mannen die soms een Nederlands kind proberen te sparen voor al te zware mishandelingen. Het woord ‘Spanjool’ ben ik ook maar zelden tegengekomen. Schele Ebben-achtigen zijn er wel, maar er wordt opvallend genuanceerd geschreven over mensen die niet precies passen in het goed-foutschema. Een beul kán ook goede eigenschappen hebben. Een man die van een Nederlands stadje overloopt naar een andere stad die door Spanjaarden is bezet, hoeft niet alleen maar een verrader te zijn. Hij gaat op reis om zijn familie te helpen die in het ‘Spaanse’ stadje woont en als hij daarvoor de kant van de Spanjaarden moet kiezen, doet hij dat. Zijn familie weegt zwaarder voor hem dan trouw aan de prins van Oranje. Dat is een aspect dat het verhaal interessant maakt.

Ten slotte het geloof. Het is waar dat de zestiende- en zeventiende-eeuwers veel vanzelfsprekender geloofden en geloof als een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven en van hun eigen leven beschouwden. Van de Hulst besteedde daar terecht veel aandacht aan. Maar hij sloeg door: bij hem ging de Tachtigjarige Oorlog in de eerste plaats om het geloof en het verdedigen van het protestantisme tegen de katholieken, en speelden politieke en sociale overwegingen nauwelijks een rol. Mijn jeugdboeken, die van W.G. van de Hulst voorop, beschouwden de oorlog als een gerechtvaardigde strijd tegen katholieke bezetters en ze hamerden die boodschap er goed in. Wie protestants werd opgevoed, juichte de geuzen toe en haatte de katholieke Spanjaarden. Of katholieke kinderen ook boeken lazen over de Tachtigjarige Oorlog en of die heel anders waren dan de onze, weet ik niet. Ik heb er in elk geval nooit van gehoord. Gelukkig kende ik nauwelijks katholieke kinderen in mijn jeugd, want ik denk dat de Tachtigjarige Oorlog vriendschap tussen ons had uitgesloten, zo niet alsnog tot ruzies had geleid.

Wat dat betreft hebben katholieke kinderen het tegenwoordig gemakkelijker. Geloof speelt nog wel een rol in boeken over de Tachtigjarige Oorlog, maar niet zo uitgesproken. Er zal geen kind zijn dat de Spanjaarden en de katholieken van nu in gedachten nog koppelt aan de Spanjolen van toen, en zelfs het grootste respect voor Willem van Oranje verhindert niet dat de geuzen in de moderne boeken vaak net zo onbehouwen en wreed worden afgeschilderd als hun tegenstanders. Die nuancering is vooruitgang.