Jongens van de mts in Heerlen wilden hun afkeer van de Duitse bezetter tonen. Op de verjaardag van prinses Beatrix liepen ze in een rebelse stemming door de stad. Toen ze op een grote kar met sinaasappels stuitten, grepen ze hun kans.
De derde verjaardag van prinses Beatrix, op 31 januari 1941, was haar eerste in Canada. Vader Bernhard en oma Wilhelmina verbleven in Groot-Brittannië. De onderdanen over wie ze later zou regeren, zuchtten onder de Duitse bezetting. Maar die putten wel inspiratie uit het feestje rond de jonge Oranje-telg. Een anoniem gebleven dichter maakte speciaal voor de gelegenheid een tekst op de wijs van het Wilhelmus:
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Lief kind, van God gegeven
Aan ’t dierbaar Vorstenhuis
En ons! Uw kostbaar leven
Bleef onder al ’t gebruis
Van strijd en storm en golven
En dreiging van ’t gebroed
Van slangen en van wolven
Door ’s Hoogsten hand behoed
Zo ging het nog vier coupletten door. In kleine kring moet het de burger moed hebben gegeven. Zingen in de openbaarheid was al onverstandig, ook al had de bezetter nog niet zijn meest grimmige gezicht getoond.
Op de mts in het Limburgse Heerlen wilden ze op deze dag een daad stellen. Het ongenoegen over de Duitse aanwezigheid was groot. Een deel van de 400 leerlingen had gediend tijdens de mobilisatie en de meidagen, en had krijgsgevangen gezeten. De meeste mts’ers, die met NSB- en nazisympathieën uitgezonderd, waren op deze 31ste januari op z’n zondags gekleed naar school gekomen. Het was immers een bijzondere dag.
Daar zou het niet bij blijven. In een van de klassen hing al tijdens het eerste uur een revolutionair sfeertje. Maar omdat ze les hadden van de onderdirecteur, gebeurde er vooralsnog weinig.
Ongehoorzaam
De Duitse bezetting had in het voorjaar van 1940 nog niet meteen tot grootschalig verzet geleid. De weerzin sluimerde. Als die al naar buiten kwam, dan was het niet met ingrijpende daden en veelal individueel. De eerste dag waarop delen van het Nederlandse volk groepsgewijs hun afkeer van de situatie duidelijk maakten was 29 juni. De naar Londen gevluchte prins Bernhard werd die dag 29. Mensen tooiden zich die eerste verjaardag van een lid van het Koninklijk Huis tijdens de bezetting met een anjer, de bloem die de echtgenoot van prinses Juliana ook graag droeg. In Den Haag kon een felicitatieregister worden getekend en werden bloemen gelegd bij het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje op het Noordeinde. In Heerlen gingen deze 29ste juni, die de geschiedenisboeken in ging als Anjerdag, de nodige mensen gekleed in het oranje. Sommigen droegen portretten van Juliana en Bernhard met zich mee.
De bezettingsautoriteiten namen maatregelen naar aanleiding van al die burgerlijke ongehoorzaamheid. Nederlanders mochten het Wilhelmus niet meer zingen en de media mochten namen en functies van leden van het Koninklijk Huis niet meer vermelden. Gemor en kleinschalige protesten waren daarmee echter de wereld niet uit. In Heerlen sneuvelden tijdens het eerste jaar van de bezetting met regelmaat ruiten op de burelen van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) of bij NSB’ers thuis. In oktober 1940 meldden de autoriteiten dat het publiek in de plaatselijke bioscoop floot bij beelden van Luftwaffe-bombardementen op Londen en van top-nazi Hermann Göring. Begin januari 1941 wees de Sicherheitspolizei Heerlense onderwijsinstellingen erop dat hun leerlingen Duitsland-vijandige liederen zongen. Dat moest met onmiddellijke ingang afgelopen zijn en anders diende er streng tegen te worden opgetreden.
De mts-klas, waarin het tijdens de eerste lesuren van 31 januari 1941 al broeide, was er ook op aangesproken, maar trok zich er weinig van aan. Tijdens het derde uur stond er een leraar voor de klas die altijd al moeite had met orde houden. Een leerling begroette hem met: ‘Goedemorgen meneer, op deze feestelijke dag!’ De docent negeerde de jongeman. Die hield aan: ‘Weet u wat voor dag het is?’ De leraar wilde niet blijven zwijgen en stamelde: ‘Het is vrijdag.’ De klas bulderde van het lachen. Dat was het signaal om nog verder te gaan.
Leerling Jo Funken deelde winterpenen uit. Sommige leerlingen zetten er meteen hun tanden in. De docent, die op het bord aan het schrijven was, draaide zich om en maakte duidelijk dat dit niet de bedoeling was. ‘We vinden het groen zo fijn,’ zei een jongen. ‘Ook het oranje is leuk,’ klonk het daarna.
De leraar begreep nu zeker waar het om ging, maar voelde zich niet in staat de orde te herstellen en toog naar de directeur van de mts. Die pakte door en schorste de klas onmiddellijk voor twee dagen. De leerlingen vierden het als een overwinning. Juichend verlieten ze het schoolgebouw. Ze hadden vrij gekregen op de verjaardag van prinses Beatrix. Het was nog maar het begin.
Bravoure en overmoed
Heerlen had in de decennia daarvoor een onstuimige groei doorgemaakt. Het dorp met pakweg 6500 inwoners rond 1900 was in 1940 een stad met ongeveer 50.000 inwoners. Ook in de plaatsen rondom had een arcadisch boerenlandschap plaatsgemaakt voor een dichtbevolkte mijnstreek met beeldbepalende schachttorens en mijnsteenbergen.
Duitsland was dichtbij. Heerlenaren winkelden geregeld in het vijftien kilometer verderop gelegen Aken. Duitsers zaten in de leiding van sommige mijnen. Tussen de beambten en mijnwerkers waren ook oosterburen. Zo’n 3000 inwoners van de stad hadden Duitse of Oostenrijkse wortels.
Bij de succesvolste verkiezing voor de NSB, die voor Provinciale Staten in 1935, scoorde de partij van Anton Mussert nergens zo goed als in Zuid-Limburg. In de mijnstreek was de electorale steun nog groter. In Heerlen waren de NSB en de Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiders Partij (NSDAP) samen goed voor 15,4 procent van de uitgebrachte stemmen.
Net als in de rest van Nederland nam de steun voor het nationaal-socialisme daarna af. Tijdens de oorlog was de mate van collaboratie in Limburg niet per se hoger dan elders. Het aantal Joodse burgers nam er tussen 1940 en 1944 zelfs toe door talrijke onderduikers van elders. De kans om te ontkomen aan de Holocaust was in deze provincie ook groter dan in andere delen van het land. Van de 125 Joodse inwoners van Heerlen overleefden er 60 de oorlog niet. Dat is 48 procent, terwijl het landelijk ging om 75 procent.
En wat klein protest betreft liet Heerlen zich dus ook niet onbetuigd. Op 31 januari 1941 ging het verhaal over de geschorste klas snel rond binnen en buiten de mts. De rebellie bleek besmettelijk. De leraar die naar de directeur was gelopen, werd door sommige leerlingen duchtig toegesproken. Dit gedrag grensde aan landverraad. Na schooltijd, rond halfvijf ’s middags, trokken zo’n 300 mts’ers richting het centrum van Heerlen. Onderweg kregen ze ‘versterking’ van meisjes van de huishoudschool.
Mts’ers gooiden sinaasappels omhoog en riepen: ‘Boven!’
De grote groep kon zonder problemen langs het politiebureau lopen en kreeg van een verkeersagent op een kruispunt een groen signaal. Jeugdige bravoure en overmoed maakten zich steeds meer meester van de menigte. Voor de Vroom & Dreesmann had een marktkoopman die dag volop sinaasappels op zijn handkar liggen, in die dagen geen standaardaanbod. De mts’ers kochten in één keer de volledige voorraad op en begonnen met het fruit te gooien. Steeds als een sinaasappel op het hoogste punt was, werd hard ‘Boven!’ geroepen. Het bleef niet bij deze visualisatie van de kreet ‘Oranje boven!’. Toen ze de Oranje Nassaustraat in Heerlen in liepen, maakten de leerlingen hoera-gebaren. Sommigen riepen: ‘Waar is Winkelman?’ Ze doelden op de Nederlandse opperbevelhebber tijdens de meidagen van 1940. De generaal was prominent aanwezig geweest tijdens Anjerdag in Den Haag en was daarom een paar dagen later gearresteerd. De rest van de oorlog zat Winkelman in krijgsgevangenschap.
Bij het postkantoor kwam een Duitser in bruin uniform met getrokken pistool op de demonstranten af. Hij zou ze mores leren, riep hij. Maar voordat hij zijn wapen kon gebruiken, was dat afgepakt door de menigte en werd zijn broek naar beneden getrokken.
Achter de tralies
De gebeurtenissen bij het postkantoor leidden tot een bezorgd telefoontje naar het politiebureau. Daar ging in eerste instantie een motor met zijspan op pad. Later volgde versterking en verleende zelfs de marechaussee assistentie bij het uiteendrijven van de demonstrerende jongeren. Voor zover nodig, want de meesten waren al weg.
Een aantal leerlingen werd in de dagen na de 31ste gearresteerd en verdween voor een paar weken achter de tralies. Sommigen konden daarna hun leven weer oppakken. Al had de ijverige bureaucratie van de Duitsers hun namen natuurlijk goed genoteerd.
De mts’er Wim Habets, zoon van de burgemeester van het nabijgelegen Kerkrade, kreeg na zijn tijd in opsluiting te horen dat hij niet meer welkom was op school. De bezetter beschouwde hem – onterecht – als een van de aanstichters van het kwaad. Hij ging aan het werk in de mijnen, waar hij zich een keer negatief uitliet over Hermann Göring en de Duitsers in het algemeen. Dat kwam hem op vijf jaar detentie te staan.
Jo Funken, de uitdeler van de winterwortels op Beatrix’ verjaardag, bleek tot ieders verrassing de Duitse nationaliteit te hebben. Ook zijn ouders, die een stoffenzaak runden, voelden zich volop Nederlander, maar ze hadden nooit een nieuwe nationaliteit aangevraagd. Hun zoon kreeg nu in de gevangenis een keuze voorgelegd: naar een heropvoedingskamp met vervelende consequenties voor zijn familie of dienst nemen in het Duitse leger. Hij koos voor het laatste.
De mts bleef op last van de bezetter bijna twee maanden dicht. Bij de heropening werd duidelijk gemaakt – ook per brief aan de ouders – dat herhaling van de gebeurtenissen zou leiden tot arrestaties van leraren en gevangenisstraffen van leerlingen. ‘De geringste uiting van verzet’ zou ‘hun toekomst voorgoed vernietigen’.
De Heerlense politiecommissaris Leo Offermans kreeg zijn ontslag. Hij had de relletjes niet kunnen voorkomen. Waarschijnlijk speelde ook zijn optreden in de jaren voor de oorlog een rol. Offermans trad toen streng op tegen Joodse vluchtelingen en communisten, maar evengoed tegen nationaal-socialisten. De financiële straf voor de Sinaasappelopstand kwam ten laste van 48 vermogende Heerlenaren. Samen moesten ze een bedrag van 100.000 gulden aan de autoriteiten betalen. Daarvan werd uiteindelijk 69.000 gulden geïncasseerd.
Dodenmars
De bevrijding van Heerlen zou nog ruim drieënhalf jaar op zich laten wachten en kwam op een zondag, 17 september 1944. Heerlen bleef nog maanden frontstad. Kerkrade was nog in Duitse handen. Om Aken werd zwaar slag geleverd. Tussen de bevrijding en eind 1944 vielen in Heerlen nog zo’n vijftig doden.
De oorlog van Wim Habets woedde ondertussen nog voort. Al werd ook in zijn kamp duidelijk dat de geallieerden naderden. Op 1 april 1945 bombardeerden de Amerikanen het vliegveld waar Habets en zijn medegedetineerden aan werkten. Het was het signaal voor een dodenmars naar Mecklenburg. Onderweg wist de Limburger met twee anderen te ontsnappen. Niet de Duitsers, maar de uitputting werd Habets bijna fataal. De Amerikanen vonden hem en brachten hem naar een ziekenhuis. ‘Als ze 24 uur later waren gekomen, had ik het waarschijnlijk niet overleefd,’ beweerde hij later.
Volgens de bezetter zou verder verzet ‘hun toekomst voorgoed vernietigen’
Jo Funken was in 1943 tijdens een verlof nog even naar Heerlen gekomen. Hij was de oorlog moe en wilde onderduiken. Zijn moeder weerhield hem daarvan. Ze vreesde de consequenties voor de rest van het gezin.
Funken kocht voor zijn terugkeer naar het oostfront een hortensia voor zijn moeder. ‘Zorg er goed voor,’ drukte hij haar op het hart. De hortensia deed het goed. De familie hield zich vast aan de gedachte dat een bloeiende struik ook hoop bleef bieden op een terugkeer van Jo.
Maar van de zoon in een verre oorlog kwam in juni 1944 het laatste bericht. In de periode daarna belandde hij op een zeker moment in Russische krijgsgevangenschap. In een van de overbevolkte kampen overleed hij daar in 1947 of 1948 door ondervoeding.
Paul van der Steen is historicus en journalist.
Barricade van schooltassen
Nog geen maand na de Sinaasappelopstand in Heerlen brak de Februaristaking uit. Als daad van verzet tegen de Jodenvervolging reden op 25 en 26 februari 1941 de Amsterdamse trams niet. Het verzet breidde zich uit naar andere sectoren en steden. Middelbare scholieren toonden eveneens hun solidariteit en verlieten hun klaslokalen. Ook op andere manier gaven ze uiting aan hun ongenoegen, bijvoorbeeld door een straat met schooltassen te barricaderen. De Duitsers traden hard op: er vielen negen doden en 24 zwaargewonden. Verantwoordelijken werden vervolgd. En net als in Heerlen moesten de steden betalen: in het geval van de Februaristaking ging het in totaal om miljoenen guldens.
Scholierenstaking in Doetinchem
Ook op andere scholen in het land gaven leerlingen uiting aan hun afschuw over de bezetter en zijn maatregelen. Op 26 november 1940 werd bekend dat twee Joodse leraren van het Gemeentelijk Lyceum in Doetinchem in opdracht van de Duitsers hun ontslag hadden gekregen. De leerlingen pikten dit niet en weigerden naar de lessen te gaan. In plaats daarvan verzamelden ze zich aan de overkant van hun middelbare school, waar ze in stilte bijeen bleven staan.
Na pakweg een uur kwam de rector naar buiten om de stakers toe te spreken. Hij noemde de actie juist, maar vroeg desondanks om een einde daarvan. Voortzetting zou de school en de ontslagen leraren extra moeilijkheden kunnen bezorgen. De leerlingen gaven gehoor aan de oproep en de lessen konden worden hervat.
Meer weten:
Op vrijheid gesteld (1996) door Wim Habets bevat persoonlijke herinneringen aan de Sinaasappelopstand.
Eveneens voor de goede orde. Heerlen in oorlogstijd 1940-1944 (1984) door Jos Hoogeveen beschrijft de stad tijdens de bezetting.
Op eigen gezag (2019) door Hinke Piersma, over de Heerlense politiecommissaris Leo Offermans voor en tijdens de oorlog.