Home Dossiers Pandemie De pest besmette en doodde miljoenen mensen

De pest besmette en doodde miljoenen mensen

  • Gepubliceerd op: 15 december 2010
  • Laatste update 07 dec 2023
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 14 minuten leestijd
Flagellanten tegen de pest
Cover van
Dossier Pandemie Bekijk dossier

In de veertiende eeuw verloor Europa eenderde van zijn bevolking aan de pest. De ziekte begon in Italië en klom vanuit de teen van de laars omhoog naar de dichtbevolkte gebieden in het noorden. Miljoenen mensen raakten besmet in de Middeleeuwen. De Europeanen reageerden op de doodsdreiging door te bidden, zich af te zonderen of te feesten.

In november 1347 voer een vloot van twaalf galeien de haven van Messina binnen. De schepen waren afkomstig van de Krim, een belangrijke tussenstop in de zijde- en specerijenroute die het Verre Oosten verbond met Europa. De sjouwers op de kade merkten iets vreemds op aan de inkomende vloot. Normaliter worden galeien voortgedreven door de spierkracht van roeiers, maar deze schepen voeren enkel op hun kleine driehoekzeilen. Aan boord was nauwelijks leven zichtbaar. Toen de sjouwers aan boord gingen om de lading aan wal te brengen, sloeg hun een weerzinwekkende stank in het gezicht. Het merendeel van de bemanningen bleek dood of was stervende. De opvarenden hadden dikke gezwellen onder hun armen, zwart als pek.

Meer lezen over de Middeleeuwen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De autoriteiten van Messina roken onraad en reageerden verstandig. Geen van de galeien werd uitgeladen; de spookvloot werd de haven uit gewerkt, de open zee in. Het was echter te laat: de havenarbeiders namen de ziekte mee de stad in. Binnen een week begon de sterfte, een week later met honderden gevallen tegelijk. Sommige inwoners vluchtten naar het nabijgelegen stadje Catania; de meesten vouwden de handen en knielden voor het kruis. Er werd een massale processie georganiseerd, waarin de gelovigen met een icoon van de Heilige Maagd de getroffen stad zouden binnenkomen. Op de grens van Messina weigerde plotseling het paard dat de icoon vervoerde. Met recht werd dit opgevat als een slecht voorteken. Als de Maagd al niet meer naar Messina wilde, wat hadden de inwoners er dan nog te zoeken? Binnen een maand maakte het antwoord op die vraag zichzelf kenbaar: het graf. De Messinezen stierven bij duizenden, de inwoners van Catania spoedig ook. De Zwarte Dood had zijn entree gemaakt in Europa.

Sint-Bastiaan probeert slachtoffers van de pest te redden. Schilderij van Josse Lieferinxe, ca. 1497.
Sint-Bastiaan probeert slachtoffers van de pest te redden. Schilderij van Josse Lieferinxe, ca. 1497.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Italië was het eerste Europese land dat door de Zwarte Dood werd aangetast. Begin januari 1348 klom de ziekte via de handelsroutes razendsnel van de teen van de laars langs de schacht omhoog. Eerst Napels, daarna Rome, Pisa, Florence, Venetië. De inslag van de Zwarte Dood in Florence was een voorbode van wat de rest van Europa te wachten stond. Deze stad van een slordige 100.000 inwoners was groot geworden door zijn kooplieden en bankiers, en telde, dankzij haar rijkdom, de schitterendste pleinen en paleizen. Het was een stad van levensgenieters en trots patriottisme, maar in een paar maanden tijd was Florence veranderd in een spookstad waarin overlevenden hun lot bejammerden.

Een beroemde inwoner, de dichter en schrijver Giovanni Boccaccio, heeft de gebeurtenissen beschreven. De ziekte, aldus Boccaccio, begon ‘met gezwellen in de liesstreek of onder de oksels, die soms de omvang kregen van een appel of een ei, en bij de een talrijker waren dan bij de ander. In de volksmond werden deze zwellingen karbonkels genoemd. Vanuit die twee plaatsen zaaiden de dodelijke builen zich uit over het hele lichaam, zodat armen en dijen en andere lichaamsdelen overdekt raakten met zwarte of asgrauwe vlekken. Binnen drie dagen na het verschijnen van de beschreven symptomen bliezen de meesten, zonder enige vorm van koorts of andere begeleidende verschijnselen, hun laatste adem uit.’

In een paar maanden tijd was Florence veranderd in een spookstad

Boccaccio beschreef hoe de inwoners op de catastrofe reageerden. Sommigen zochten hun heil in een ascetisch leven vol boetedoening en soberheid. Anderen deden het tegenovergestelde en zopen tot ze erbij neervielen. Dag en nacht zwalkten deze lieden door de steeds leger wordende stad, gingen wildvreemde huizen binnen, en speurden naar etenswaren en wijnkelders. Weer anderen namen de vlucht; vaders lieten gezinnen in de steek, moeders hun kinderen, kinderen hun ouders, bedienden hun heer en meesteres. Dokters waren spoedig niet meer te vinden, ziekenbroeders en bedieners van het laatste sacrament al evenmin, net als trouwens doodgravers.

Gewoonlijk stierf men omringd door familie, maar door de angst en de kaalslag stierven de zieken in stilte en alleen. De doden werden nauwelijks meer opgeruimd. Ratten en vliegen deden de straten ritselen en gonzen; de stank was ondraaglijk. Boccaccio was een van de vluchtelingen. Samen met een uitgelezen gezelschap trok hij zich terug in een buitenhuis, waar men elkaar amuseerde met het vertellen van verhalen. De quarantaine hielp, Boccaccio heeft zijn verblijf kunnen navertellen in de Decamerone.

De Zwarte Dood is de naam voor een uitzonderlijk hevige uitbraak van een ziekte die gewoonlijk de pest wordt genoemd. Het was niet de eerste pandemie. Een eerdere had plaatsgevonden tijdens het bewind van de Romeinse keizer Justinianus (527-565). Anders dan de ‘Justiniaanse Plaag’, die was ontstaan in het oosten van Afrika, lag het epicentrum van de Zwarte Dood in China. De pest is een ziekte die in eerste instantie knaagdieren treft en wordt verspreid door een bacil, de Yersinia pestis, die zich ophoudt in de bloedbaan. De bacil verspreidt zich via vlooien die zich aan het bloed van de knaagdieren te goed doen.

Zodra deze vlo, de Xenopsylla cheopis, de bacil binnenkrijgt, voltrekt zich een effect dat zeer bevorderlijk is voor een snelle verspreiding van de ziekte. De bacil blokkeert namelijk de slokdarm, waardoor de vlo bevangen raakt door een onverzadigbare dorst. De vlo weet niks beters te doen dan bijten, en omdat zijn bek nog vol zit met onverteerd, besmet bloed resulteert iedere beet in een injectie van de pestbacil. Wanneer het knaagdier sterft moet de vlo, door de omstandigheden weinig kritisch, omzien naar een nieuwe gastheer, desnoods een mens. De hoge snelheid waarmee de Zwarte Dood om zich heen greep was voor een belangrijk deel te wijten aan de wanhoop waarmee de uitgedroogde Xenopsylla zijn dorst probeerde te lessen. Maar uiteindelijk zou de vlo sterven aan ondervoeding.

Petrus Martinus verzorgt en begraaft slachtoffers van de pest, 1564.
Petrus Martinus verzorgt en begraaft pestslachtoffers, 1564.

Er bestonden drie varianten van de Zwarte Dood. De bekendste was eigenlijk de minst dodelijke: de bubonische of builenpest. Deze variant verspreidt zich door het lichaam via de lymfeklieren; vandaar dat de builen of bubonen zichtbaar werden in de oksels, nek en liezen. In tegenstelling tot wat Boccaccio beweerde waren er wel degelijk begeleidende symptomen, zoals apathie, plotselinge hoge koorts, braken, ondraaglijke hoofdpijn, duizeligheid en acute buikloop. De karbonkels waren buitengewoon pijnlijk en produceerden soms een vreemd, gorgelend geluid. Wanneer de builen binnen een week verdwenen, was de kans groot dat de zieke herstelde. De mortaliteit van deze variant lag tussen de 60 en 75 procent.

Dodelijker was de pneumatische pest, die ontstond in de longen. De pneumatische pest was zeer besmettelijk. De zieke ontwikkelde een nare hoest, die bij iedere kuch een wolk van bacillen in de rondte sproeide. Deze variant had een mortaliteit van 95 tot 100 procent.

De meest zeldzame, maar ook de dodelijkste vorm bood geen enkele overlevingskans: de bloedvergiftigingsvariant. Deze vorm woekerde in de bloedbaan en deed dat zo snel dat er niet eens karbonkels konden ontstaan.

De Zwarte Dood beleefde zijn Europese debuut in Italië, en misschien was dat land wel het meest ideale begin voor een triomftocht. Europa had net een periode van bloei achter de rug, en historici zijn het erover eens dat er midden veertiende eeuw sprake was van overbevolking. Nergens zaten de mensen dichter op elkaar gepakt dan in steden, en nergens waren meer steden te vinden dan in Italië. De beroerde hygiënische omstandigheden van die tijd deden de rest. Alleen de hoogste adel en de rijkste kooplieden wasten zich met enige regelmaat; de rest van de bevolking stonk een uur in de wind. Uitwerpselen en ander afval werden in grachten, rivieren of anders op straat gekieperd.

De karbonkels waren pijnlijk en produceerden soms een gorgelend geluid

Overdag scharrelden op straat varkens, ganzen en kippen rond tussen het mensenverkeer; ’s nachts kroop alles gezellig bij elkaar. Een vlo op zoek naar een nieuwe gastheer hoefde niet eens te springen.

Veertiende-eeuwers begrepen weinig van de verschrikkelijke ziekte. Zeker, er bestond een flauwe notie van de besmettelijkheid, maar ook niet meer dan dat. In Milaan werden de deuren van woningen waarin zich ziektegevallen openbaarden zonder pardon dichtgespijkerd en gemarkeerd met een groot kruis. In Pistoia werden reizigers geweerd. Er was echter geen kruid tegen gewassen. Niets hielp. In Orvieto werden boeteprocessies gehouden. In Rome en Venetië en tal van andere steden hield de achtergebleven geestelijkheid extra missen.

Frankrijk en Spanje werden gelijktijdig door de Zwarte Dood getroffen, in april 1348, een paar maanden na Italië. De besmetting van Spanje verliep mogelijk via de door Messina afgestoten galeien uit de Krim. Het begon met Majorca, daarna Barcelona, Valencia. Jong en oud, arm en rijk, laag- en hooggeboren – de Zwarte Dood ontzag niemand. Het bleek dat de ziekte ook ongevoelig was voor religie. De Arabische bezetters van Gibraltar, op dat moment belegerd door de troepen van Pedro, hadden zich om aan de builen te ontkomen bekeerd tot het christendom. Niettemin werden ook zij geïnfecteerd.

De pest betekende ook een aderlating voor Frankrijk. Hoogstwaarschijnlijk kwam de pest het land in via Marseille, waar in de eerste maand al 50.000 slachtoffers vielen. Kort daarop bereikte de ziekte Avignon, ongetwijfeld meegereisd op de ruggen van drommen pelgrims die het stadje aandeden. Avignon was op dat moment de residentie van een paus. Deze paus, Clemens VI, was een intelligent man. Van meet af aan kwam hij zijn paleis niet meer uit en liet hij vrijwel niemand toe in zijn vertrekken. Gezeten tussen twee laaiende vuren heeft hij de hele epidemie uitgezeten, en overleefd. De rest van Avignon was er minder goed aan toe. Een kroniek uit die tijd rept van 120.000 slachtoffers, van wie velen kerkelijk personeel dat de laatste sacramenten bij de stervenden was komen toedienen.

Een paar weken na Avignon was Parijs aan de beurt, de grootste stad van Europa, bovendien gezegend met de beroemdste universiteit. De professoren kwamen spoedig met een wetenschappelijke verklaring voor de uitzonderlijke sterfte: alles was terug te voeren op een zeer ongunstige conjunctie van Saturnus, Jupiter en Mars in Aquarius op 20 maart anno 1345, dus bijna drie jaar daarvoor. Een oplossing hadden de geleerden echter niet.

De pijnlijke builen van de pest worden behandeld. Fresco uit de vijftiende eeuw.
De pijnlijke builen van de pest worden behandeld. Fresco uit de vijftiende eeuw.

In Duitsland leidde de Zwarte Dood eveneens tot memorabele taferelen. Nergens beantwoordde de geestelijkheid gewetensvoller aan haar plichten dan in het Duitse Rijk. Het dodental in haar gelederen was daar hoger dan waar ook. Overal vielen gaten in de parochies, waarvoor vervangers ofwel overbezet waren, ofwel moeilijk te vinden, zodat veel ongeschikte lieden moesten worden benoemd. Het gevolg was dat in deze barre tijden, waarin de behoefte aan troost groter was dan ooit, de kerk slecht was toegerust voor haar taak.

In 1348 ontstond een concurrerend aanbod van troost: de flagellanten. De flagellanten trokken rond in groepen en voerden openbare rituelen van zelfkastijding uit. De algemene overtuiging was dat de Zwarte Dood een straf was van God. De zelfkastijding was een poging Hem milder te stemmen. Flagellanten trokken rond in groepen van een paar honderd mannen en vrouwen, al kon de meute ook wel tegen de duizend personen groot zijn. Wanneer ze een dorp of stad binnenkwamen, toog men naar de kerk om de klokken te luiden. De mannen ontblootten het bovenlijf en gingen in een cirkel staan. Dan begon het kastijden, waarvoor ze een zweep gebruikten met drie riemen en ijzeren kogeltjes aan de uiteinden. Onderwijl werd uit volle borst gebeden en gezongen. Een meester-flagellant spoorde de omstanders aan hetzelfde te doen. Zij die zich bij de flagellanten aansloten deden dat uit hoop aan Gods toorn te ontkomen, maar verkleinden hun overlevingskansen aanzienlijk. Ze moesten zich viermaal per etmaal tot bloedens toe bewerken, en mochten een hele maand geen schone kleren aan, noch zich wassen.

Desondanks werd de beweging een groot succes. De rangen der flagellanten groeiden en hun ambities groeiden mee. Was de voorgenomen periode van kastijding eerst nog 33 dagen, naar het aantal jaren dat Christus leefde tot aan zijn kruisdood, in het tweede jaar verkondigden ze dat de periode was verlengd tot 33 jaar. Ze begonnen zichzelf te zien als de heerschare van heiligen, afgedaald om de mensheid te redden. Al in 1349 begonnen flagellanten antikerkelijke acties te ondernemen, zoals het onderbreken van diensten. Priesters werden van het altaar gejaagd en de kerkbezoekers werden onder druk gezet om hun ruggen te ontbloten. De beweging trok steeds meer relschoppers aan. Midden 1349 hadden de flagellanten al Hongarije, de Lage Landen, Duitsland en Polen op stelten gezet. Onderwijl viel het op dat de flagellanten zelf allerminst immuun waren voor Gods straf. Ze namen de ziekte zelfs mee van de ene stad naar de andere. Het doek viel toen paus Clemens op 20 oktober een bul lanceerde. Van Warschau tot Sicilië belandden flagellant-meesters op brandstapels.

Eén bevolkingsgroep werd extra hard getroffen door de pest, en dat waren de Joden. Onder meer door toedoen van de flagellanten werd de schuld voor de plaag in steden met grote Joodse gemeenschappen nogal eens bij het oude volk van Israël neergelegd. Dat was immers verantwoordelijk voor Christus’ dood en veroorzaakte ongetwijfeld ook Gods woede. In Frankfurt werd het hele Joodse kwartier door de flagellanten uitgemoord, in Brussel vonden zeshonderd Joden de dood.

Maar niet alle pogroms waren op het conto van de kastijders te schrijven. In Narbonne en Carcassonne ontstond een woeste jacht op Joden, toen het gerucht de ronde deed dat zij de waterbronnen vergiftigden. Men vertelde dat Joden christenbaby’s consumeerden en het onschuldige bloed gebruikten voor hun matses. Paus Clemens probeerde de onzinnigheid van dergelijke beschuldigingen aan te tonen door erop te wijzen dat Joden net als christenen aan de ziekte stierven.

Alleen de hoogste adel en de rijkste kooplieden wasten zich met enige regelmaat

Tegen 1351 nam het aantal doden als gevolg van de pest af, al zou Europa tot aan het begin van de achttiende eeuw met tussenpozen door deze ziekte worden belaagd. Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de verdwijning van de Zwarte Dood uit Europa. De meest gangbare verklaring is dat de belangrijkste verspreider van de pest, de zwarte rat, vrijwel uitgeroeid raakte door toedoen van de besmette vlo. Historici denken dat de ziekte op langere termijn verdween door veranderingen in de leefomstandigheden van de vlo en de bacil. Die zouden het gevolg kunnen zijn van mutaties in de pestbacterie zelf of van veranderingen in de insecten- en knaagdierenpopulaties die de bacterie bij voorkeur uitkoos als drager.

Hoe het ook zij, in de tweede helft van de veertiende eeuw kon de mensheid enigszins van de klap bekomen, al zou het nog tot begin 1600 duren voordat het bevolkingspeil terug was op het niveau van 1300. In minder dan vijf jaar was eenderde van de bevolking – tussen de 25 en 50 miljoen inwoners – verdwenen. Overal moesten de verhoudingen zich opnieuw zetten. Minder mensen moesten het werk doen, de lonen stegen dan ook fors, niet zelden met 25 procent. Arbeid werd zo duur dat boeren zich niet meer aan het land liet binden. Hierdoor verdween het lijfeigenschap. Open gevallen plekken op de arbeidsmarkt werden opgevuld door vrouwen, die daardoor hun positie konden verbeteren. Zo bood de kaalslag kansen aan hen die Gods straf hadden overleefd.

Meer weten:

  • Een aanrader is Norman Cantor, De zwarte dood; hoe de pest de wereld veranderde (2003).
  • Ouder zijn Philip Ziegler, The Black Death (1970) en De waanzinnige veertiende eeuw (1978) van Barbara Tuchman. Zij verweeft een persoonlijk verhaal van een veertiende-eeuwer met het verhaal van de Zwarte Dood en de gevolgen daarvan.
  • Voor dit artikel is grotendeels gebruikgemaakt van het uitstekende Black Death (2007) van Sean Martin.