Home De normalisering van Nederland

De normalisering van Nederland

  • Gepubliceerd op: 8 december 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé

In zijn dissertatie De erfenis van Fortuyn. De Nederlandse democratie na de opstand van de kiezers tracht Hans Wansink, historicus en politiek commentator van de Volkskrant, de balans op te maken van ‘de meest roerige periode uit de Nederlandse politieke geschiedenis sinds 1945’. Hij schetst daartoe in beknopt bestek de levensloop van Pim Fortuyn en in een wat langer deel diens korte, maar heftige politieke loopbaan. Dan is er nog uitvoeriger aandacht voor de consensuspolitiek in Nederland tijdens de jaren tachtig en negentig, die onbedoeld ruimte gaf aan nieuwkomers door nijpende maatschappelijke problemen te verzwijgen.


Het betoog culmineert in een analyse van de gevolgen die de opkomst en ondergang van Fortuyn hebben gehad voor het politieke landschap in Nederland. Daarnaast biedt Wansink – in een overdreven lange autobiografische passage – inzicht in zijn eigen rol (en die van de Volkskrant) bij de val van Fortuyn als lijsttrekker van Leefbaar Nederland, als gevolg van zijn interview van 9 februari 2002, dat nogal prikkelend op de voorpagina werd ‘samengevat’. Ten slotte wordt de lezer ook nog vergast op een ‘diagnose van de staat van de Nederlandse democratie’.

Wansink meent dat Fortuyn het brandpunt was van een populistische beweging die zowel in de vele varianten van ‘Leefbaren’ als in de Lijst Pim Fortuyn een uitweg vond. Deze partijen hebben, betoogt hij, ’ten minste één blijvende omslag’ in de politiek veroorzaakt. Het zwaartepunt van de macht ligt niet langer bij de politieke partijen, maar bij de kiezers. Moderne politici – zoals Fortuyn, maar ook Balkenende of Bos – zijn thans noodgedwongen ‘politiek ondernemers’: ze moeten bij elke verkiezing van voren af aan hun aanhang zien te verwerven.

Nu ja, er is ook nog een tweede ‘blijvende omslag’, zo blijkt: het Nederlandse zelfbeeld van een progressieve samenleving zonder spanningen tussen bevolkingsgroepen ligt sinds Fortuyn (eigenlijk sinds de aanslagen van 11 september) in scherven. ‘Een behoudend volk, dat zijn buik vol had van het gedoogbeleid ten aanzien van criminelen en illegalen, riep de verlichte elite tot de orde,’ schrijft Wansink. Hij ziet dit als de ‘normalisering’ van Nederland’, ofwel een ‘aanpassing van de Nederlandse politiek aan het gangbare Europese en Amerikaanse patroon’, waar het primaat bij de kiezers ligt. Die normalisering betekende het einde van een ‘abnormale’ periode van depolitisering – die Wansink in 1982 laat beginnen – en past in het ‘postideologisch tijdperk’, dat volgens hem aanvangt in 1989.

Dit is een zonderling boek. Ondanks het jaar retraite van de auteur op het NIAS in Wassenaar maakt het eerlijk gezegd meer de indruk van een lang artikel in de Volkskrant dan van een wetenschappelijk betoog. De stijl van Wansink is nogal anekdotisch, gejaagd, niet vrij van herhalingen en doordesemd met sweeping statements die getuigen van een typisch journalistiek wereldbeeld. ‘De kiezer is onthecht,’ lezen we meer dan eens – volgens Wansink een ‘preciezere’ omschrijving dan ‘apathie, desinteresse of cynisme’. Ook heeft Fortuyn volgens Wansink gezorgd voor ‘de soevereiniteit van de kiezer’, die ‘ontvoogd’ is. En deze ‘machtsontplooiing van de kiezers […] heeft de legitimiteit van de democratie versterkt’.

Weliswaar staat er met enige regelmaat een noot in het boek (iets meer dan één per pagina), maar deze noten verwijzen verontrustend vaak naar artikelen in de Volkskrant of andere journalistieke publicaties, waarbij de relatie tussen betoog en literatuur vaak tamelijk losjes is. Wansinks promotor, hoogleraar politicologie Jos de Beus, had zeker mogen aandringen op meer onderbouwing van menige zinsnede. Zo zou ik bijvoorbeeld wel meer willen weten over Wansinks nootloze matter of fact-bewering dat ‘de militante kern van de kraakbeweging banden onderhield met gewelddadige radicale groeperingen (als de Noord-Ierse IRA en de Baskische ETA) uit het buitenland’.

De erfenis van Fortuyn biedt uiteindelijk een redelijke journalistieke samenvatting van ‘het lange jaar 2002’, een minder overtuigende en met nogal wat grote woorden gelardeerde journalistieke ‘diagnose’ van Nederland na Fortuyn, en een nog minder overtuigend wetenschappelijke argumentatie van dat alles.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.