Home Dossiers Nederlandse politiek ‘De Nederlandse politiek is niet geschikt voor een tv-debat’

‘De Nederlandse politiek is niet geschikt voor een tv-debat’

  • Gepubliceerd op: 13 november 2023
  • Laatste update 17 nov 2023
  • Auteur:
    Gaby Craninckx
  • 6 minuten leestijd
‘De Nederlandse politiek is niet geschikt voor een tv-debat’
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezing kruisen lijsttrekkers de degens in tv-debatten bij talloze media, van de NOS tot RTL en van AvroTros tot SBS. Maar ieder verkiezingsjaar klinkt er kritiek op de inhoud en de vorm ervan. De Nederlandse politiek is nu eenmaal lastig in een tv-debat te vatten, constateert mediahistoricus Huub Wijfjes. ‘Je hebt in ons land een heleboel debatten nodig om alle partijen de ruimte te geven.’

Wanneer werd het eerste televisiedebat in ons land gehouden?
‘Nederland was relatief laat; het eerste debat werd pas in 1963 uitgezonden. Politiek op radio en televisie was hier lang omstreden, vooral in confessionele hoek, omdat het de politieke strijd naar de huiskamers zou verplaatsen. Daarnaast kon een politiek debat op televisie verkeerd uitpakken voor politici die zich slecht konden uitdrukken of er merkwaardig uitzagen. Radio en televisie waren daarom lang terughoudend met politieke programma’s. Tussen 1951 en 1963 gold er zelfs een verbod. Tegelijkertijd waren de media ook belangrijke democratiserende instrumenten die de politiek dichter bij de mensen bracht.’

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Welke rol kregen de omroepen uiteindelijk?
‘Nederland heeft een pluriform omroepbestel dat ook in de jaren zestig al bestond. Toen was er een beperkt aantal zendgemachtigden, dat moest onderhandelen wie de debatten mocht uitzenden. Dit kon bepalend zijn, want omroepen bekenden politieke kleur en dat kon bepaalde partijen een voordeel opleveren in de uitzending. Zo steunde de VARA bijvoorbeeld de Partij van de Arbeid en de KRO de katholieke politici. Het eerste debat in 1963 was daarom een samenwerking tussen die twee omroepen; dat moest de neutraliteit garanderen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Met de Omroepwet van 1968 kreeg de overkoepelende NOS een sterkere nationale functie. Het kreeg onder andere de taak om de Nederlandse politiek dagelijks te volgen. Daarom nam de NOS in verkiezingstijd voortaan het voortouw in de berichtgeving en bij de organisatie van debatten.’

Hoe veranderde de dynamiek tussen de omroepen en de politiek?
‘Vanaf de jaren zeventig bemoeiden politici zich met de invulling van de televisiedebatten. Campagnestrategen onderhandelden over met wie hun lijsttrekker zou debatteren, waarover en hoelang. Maar ook televisiemakers stelden eisen aan de onderwerpen, aan wie de vragen zou stellen en wie de regie over de camera’s had.

‘Debatten moeten kort zijn, met veel emotie en liefst scherpe tegenstellingen’

Door de opkomst van commerciële omroepen kwam er meer ruimte voor politiek op de televisie: het aantal verkiezingsdebatten groeide mee. Debatten waren aantrekkelijk voor de commerciële zenders omdat ze veel kijkers trokken, mits ze de “tv-logica” volgden: korte gesprekken, veel emotie en het liefst zo scherp mogelijke tegenstellingen. Dat leidde tot uitzendingen die vooral spektakel moesten opleveren, met als dieptepunt de pauzeact van de Soundmixshow in 2002. RTL kwam toen op het idee om dat programma een half uur lang te onderbreken voor een verkiezingsdebat. Dat is desastreus verlopen. Het publiek zat er niet op te wachten en de vijf deelnemende lijsttrekkers voelden zich er ongemakkelijk bij. Niemand was er gelukkig mee en het is nooit herhaald, maar het is wel typisch voor de commercialisering van het tv-debat.

Bij de publieke omroep zou die drang naar spektakel er niet moeten zijn, omdat ze de kerntaak heeft het publiek goed te informeren. Toch is dat lang niet altijd het geval. Commerciële en publieke omroepen worden allebei gedreven door medialogica: het verlangen om zoveel mogelijk kijkers te trekken.’

‘De amerikanisering vertaalt zich in de focus op politieke personen in plaats van partijen’

Is er sprake van amerikanisering van de televisiedebatten?

‘Amerika wordt vaak als voorganger gezien op het gebied van politieke modernisering. In 1960 was daar voor het eerst op televisie een politiek debat tussen twee presidentskandidaten te zien: John F. Kennedy en Richard Nixon. Het debat was zowel op televisie als op de radio te volgen. Luisteraars van de radio hadden een lichte voorkeur voor Nixon, terwijl de televisiekijkers Kennedy aanwezen als winnaar van het debat. De uitzending was een directe aanleiding voor het eerste televisiedebat in Nederland, omdat het de politiek ogenschijnlijk dichter bij de kiezer bracht.

Een tv-debat tussen Kennedy een Nixon in 1960.

De amerikanisering vertaalt zich ook in de focus op politieke personen in plaats van partijen. Het wordt een soort sportverslaggeving: twee personen nemen het in een debat tegen elkaar op en journalisten wijzen daarna een winnaar aan op basis van criteria die niemand kan benoemen.

Dat werkt in het Amerikaanse systeem, omdat daar uiteindelijk maar twee mensen strijden om het presidentschap. Dat is in Nederland anders. Wij hebben een hele batterij partijen die allemaal naar de electorale gunst dingen.’

Is een televisiedebat dan wel geschikt voor het Nederlandse politieke bestel?
‘Daar kan ik vrij duidelijk over zijn: nee. Daarmee wil ik niet zeggen dat het debat volkomen onzin is, maar je hebt in ons land wel een heleboel debatten nodig om alle partijen de ruimte te geven. Zolang er verschillende debatten georganiseerd worden door verschillende omroepen, is er niets mis mee.’

Is de Nederlandse verkiezingsstrijd wel eens beslist op televisie?
‘Sinds 1963 is veel onderzoek gedaan naar de effecten van de televisiedebatten. Daar komt vrijwel altijd uit dat het effect op de verkiezingsuitslag gering is. De debatten zijn maar één onderdeel van de verkiezingsstrijd. Daarnaast hebben de meeste kiezers hun keuze voorafgaand aan het debat al gemaakt en zoeken zij enkel nog bevestiging in het goed of slecht presteren van bepaalde politici.

‘Na een televisiedebat veranderen de politieke voorkeuren niet ineens’

Het aantal zwevende kiezers is wel enorm toegenomen sinds de jaren tachtig. Zij zijn ontvankelijker voor de tv-gesprekken, maar ook dat effect moet niet worden overdreven: het is niet zo dat mensen na een televisiedebat ineens besluiten hun politieke voorkeur drastisch te veranderen.
Het is bovenal aantrekkelijke televisie. De dagelijkse politiek is voor veel mensen een ver-van-mijn-bedshow, maar de verkiezingen vinden we spannend. De media hebben dan de neiging om de politieke realiteit terug te brengen tot de essentie: de belangrijkste onderwerpen en de strijd tussen de grootste partijen en personen. Dat mensen zich steeds meer zouden afkeren van de politiek, is in verkiezingstijd niet te merken.’

Openingsbeeld: TV-debat tussen KVP en PvdA in 1963. Van links naar rechts: dr. W. L. P. de Kort (KVP), prof. J. E. de Quay (KVP), J. J. G. Boot (voorzitter), dr. ir. A. Vondeling (PvdA) en J.G. Suurhoff (PvdA). Bron: Hugo van Gelderen/Anefo/Nationaal Archief