Home Dossiers Nederlandse politiek De mislukte poging een nationale omroep te vormen

De mislukte poging een nationale omroep te vormen

  • Gepubliceerd op: 17 augustus 2005
  • Laatste update 15 apr 2024
  • Auteur:
    Marco de Vries
  • 7 minuten leestijd
Eerste_AVRO_televisie-uitzending
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Toen na de Tweede Wereldoorlog geprobeerd werd het verzuilde stelsel te doorbreken, was de tegenstand heftig. Met succes.

Op 8 mei 1945 komt majoor H.J. van den Broek, de vader van de latere CDA-minister en EU-commissaris, aan in Hilversum. Hij gaat naar de AVRO-studio, waar de vier voorzitters van de vooroorlogse omroepen bij elkaar zijn om de hervatting van hun uitzendingen voor te bereiden. De majoor sommeert de voorzitters van de AVRO, NCRV, KRO en VARA hun studio’s te verlaten. Van den Broek is verantwoordelijk voor de subsectie Radio van het Militair Gezag, dat direct na de bevrijding het bestuur in Nederland heeft overgenomen. Hij moet een nationale omroep op poten zetten en heeft met dit krachtige gebaar de oude verzuilde omroepen buitenspel gezet.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De omroepen, die hun uitzendingen wilden hervatten alsof er niets gebeurd was, hadden zich tijdens de oorlog niet zo fraai gedragen. In samenwerking met de bezetter bleven ze uitzenden tot maart 1941. Ze ontsloegen zonder morren hun joodse medewerkers, accepteerden censuur over hun uitzendingen en lieten NSB’ers toe in hun personeelsbestand. Als de Duitsers de omroepen in maart 1941 toch verbieden en de Rijksradio Omroep oprichten, stappen de meeste werknemers gewoon over.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vanuit Londen is er inmiddels Radio Oranje. Daar werken Loe de Jong en de al eerder genoemde H.J. van den Broek. Na de bevrijding van zuidelijk Nederland vervolgt Van den Broek zijn uitzendingen bij Philips in Eindhoven onder de naam Radio Herrijzend Nederland. Bij Radio Oranje en zijn opvolger is geen plaats voor bloedgroepen en zuilen. Hier leeft de ‘doorbraakgedachte’: de ambitie om Nederland na de oorlog helemaal anders in te richten. Niet alleen de politieke partijen, maar ook de omroep moet meer nationale eenheid uitstralen.

Het radiobestel dat rond 1930 was ontstaan, was een boegbeeld van de verzuiling. De gereformeerde Gerbrandy, later oorlogspremier, prees het in 1934 aan als een polderproduct om trots op te zijn. In Londen maakt dan ook niet antirevolutionair Gerbrandy, maar vooral koningin Wilhelmina zich tijdens de oorlog sterk voor een geheel vernieuwd naoorlogs Nederland. Maar van de oude omroepen is alleen de VPRO voorstander van een doorgebroken omroep na de oorlog. Vertegenwoordigers van de andere vier werken vanaf 1943 in een Federatie van Omroepverenigingen samen aan een restauratie van de zuilen.

Zuivering

De Federatie accepteert in 1944 dat de omroepen na de bevrijding een tijd onder toezicht van een regeringscommissaris zullen staan. Daarna willen ze zo snel mogelijk de eigen draad oppakken. Op 5 mei 1945 ontmoeten alle omroepbonzen van de Federatie elkaar om halfnegen ’s morgens bij de KRO-studio. De NSB-portier die het pand bewaakt is ‘na enige intimidatie’ bereid toegang te verlenen aan het pluriforme gezelschap. Vervolgens gaan VARA-bons J.B. Broeksz en AVRO-oprichter Willem Vogt naar de AVRO-studio. In alle gebouwen hangen ze oranje plakkaten, waarop de vier omroepen de verantwoordelijkheid claimen ‘voor een hervatting van de uitzendingen in Nederlandschen geest, zodra de mogelijkheid bestaat’.

De omroepen worden gesteund door een regeringscommissaris die de regering heeft beloofd toe te zien op de eerste uitzendingen na de bevrijding. Vanaf 6 mei werken ze koortsachtig aan de eerste uitzending, maar die komt er niet. Er is nauwelijks stroom en de Duitsers houden nog altijd het schakelcentrum, de zogenoemde radiokamer, bezet.

En dan komt daar op 8 mei majoor Van den Broek met een heel ander mandaat. Hij gooit de omroepbestuurders uit hun eigen gebouwen, waar ze de nacht willen doorbrengen. De regering is teruggekomen op het eerdere compromis – uitzenden door de omroepen onder toezicht – en heeft Van den Broek een duidelijke instructie gegeven: ‘Het Militair Gezag dient met uitsluiting van iedere andere organisatie de omroep te verzorgen. Wanneer anderen zich onverhoopt van een of andere zendinrichting zouden bedienen, dient het Militair Gezag hiertegen ten strengste op te treden. Met de voormalige bestuurderen der diverse omroeporganisaties, te weten de AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO, zal geen contact worden gezocht noch overleg worden gepleegd. Zonder aanzien des persoons zal eerst van hoog tot laag de zuivering worden doorgevoerd.’

Al de volgende dag, op 9 mei, wordt het incident gesust en krijgen de omroepbonzen weer de beschikking over hun gebouwen, maar van uitzenden komt het voorlopig niet. Radio Herrijzend Nederland blijft het hele jaar 1945 de enige omroep in Nederland. De oude omroepen hebben vier van de negen zetels in een commissie die op de uitzendingen moet toezien. Net als tijdens de oorlog moeten ze vechten om te overleven.

Inmiddels is de overgangsregering Schermerhorn-Drees aangetreden, waarvan premier Schermerhorn zich sterk maakt voor een blijvende nationale omroep. In de zogenoemde ‘Radio-kwestie’ die nu ontstaat, doen Schermerhorn en zijn Onderwijsminister Van der Leeuw hun best om de invloed van de oude omroepen klein te houden. Er wordt lang gedelibereerd over een nieuw omroepmodel. De hervormde synode kan zich wel vinden in een nationale radio met een algemeen christelijke inslag, maar de bisschoppen spreken zich uit voor rechtsherstel van de KRO.

Sabotage

Ondertussen worden de omroepmedewerkers gezuiverd. De omroepen spelen hierin een slim spel, reconstrueert Dick Verkijk in zijn boek Radio Hilversum 1940-1945 uit 1974: ze dragen in eerste instantie alleen die medewerkers voor zuivering voor die tegen een nationale omroep en voor de oude omroepen zijn. Ongeveer de helft van de voorgedragen mensen krijgt het ‘certificaat van zuiverheid’ en kan weer aan de slag. Zo werken de omroepen aan een machtsbasis bij het radiopersoneel. Actieve leden van de Organisatie Van Omroeppersoneel (OVO), die zich in 1944 uitsprak voor een nationale opzet, wachten thuis tevergeefs op een uitnodiging om zich voor de zuiveringscommissie te verantwoorden.

Ook in de onderhandelingen met de regering tonen de oude omroepen zich hardnekkig. In een compromis houden ze een minderheid van de bestuurszetels, maar krijgen ze een vetorecht op alle uitzendingen die vanaf januari 1946 gemaakt worden onder de naam Radio Nederland in Overgangstijd. De programma’s worden samengesteld door de omroepen, de kerken en een ‘nationale’ stichting, voorloper van de NOS. Verantwoordelijk minister Van der Leeuw spreekt hoopvol van ‘een stap in de richting van een waarlijk Nederlandse omroep waarin de nationale verbondenheid zo sterk mogelijk zal spreken’.

De praktijk pakt anders uit. De omroepen misbruiken hun veto te pas en te onpas. Ze vormen een gesloten front tegen initiatieven in de richting van een nationale zender. Er heerst opnieuw een vijandige sfeer in Hilversum. ‘De grote fout in het huidige bestel lijkt mij, dat elke vereniging zich op de Radio als geheel werpt en alles wil verzorgen, van de preek en de mis tot de lunchmuziek en de gymnastiek. Op die wijze krijgt men vier, vijf, zes omroepen en wordt de nationale gedachte ten enenmale verloochend,’ verzucht dezelfde minister Van der Leeuw een paar maanden later.

‘Elke vereniging wil alles verzorgen, van de preek tot de lunchmuziek en gymnastiek’

Het nieuwe kabinet-Beel maakt in 1947 snel een einde aan het mislukte experiment. De oude omroepen kunnen in een nieuw gevormde Nederlandse Radio Unie gestaag hun vooroorlogse posities heroveren. De doorbraak is daarmee ook in Hilversum van de baan. De nationale omroep blijft verdeeld, ook als de televisie haar intrede doet en als de luisteraars en kijkers ontzuilen. Er komen zelfs steeds meer omroepen bij. Sinds 1990 moet de publieke omroep bovendien opboksen tegen een florerende commerciële concurrentie.

Daarom proberen de omroepen meer samen te werken en efficiënter en herkenbaarder te programmeren. Maar die samenwerking is – net als in 1945 – onderwerp van een voortdurende machtsstrijd. Net als toen zijn de omroepen bedreven in sabotage of vertragingstactieken. Evenals vlak na de oorlog selecteren ze hun bestuurders vooral op basis van loyaliteit. De ‘Bezorgde Omroepmedewerkers’ hebben het moeilijk, net als hun voorlopers van de OVO. Twee jaar geleden werd het platform opgericht om de verloedering van het publieke bestel tegen te gaan. Een aantal van de initiatiefnemers heeft inmiddels een spreekverbod. Terwijl de techniek sinds 1945 onophoudelijk is veranderd, is de patstelling ongewijzigd gebleven.