Home De krachtige verleiding van het fascisme

De krachtige verleiding van het fascisme

  • Gepubliceerd op: 21 maart 2005
  • Laatste update 24 aug 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

Stel, een Nederlandse historicus schrijft een biografie over de Italiaanse fascistenleider Benito Mussolini. Hij opent die biografie met een voorwoord, waarin hij schrijft: ‘Een van de doelen van dit boek is de lezer aan te moedigen na te denken over de vraag of Mussolini een betere visie had dan Marx. Terwijl de communistische ideeën op sterven na dood zijn, leeft het fascistische gedachtegoed als de Derde Weg verder en wordt verdedigd door de vaandeldragers van modern links, zoals de Partij van de Arbeid in Nederland.’

Die zin zou voldoende reden zijn een Nederlandse historicus dood te verklaren en op de mestvaalt van de geschiedenis te storten. Het is dan ook geen Nederlandse historicus die een biografie over Mussolini met deze zin opent, maar een Engelse. In Engeland gaat het er wat minder schichtig aan toe dan in Nederland. Nicholas Farrell, de auteur van de biografie waarin de gewraakte zin voorkomt (al staat er in het echt natuurlijk ‘New Labour in Engeland’ in plaats van ‘de Partij van de Arbeid’), past in een traditie van historische provocateurs.

De Britse pers was niet onkritisch over het boek, maar sprak ook van een ‘fascinerende biografie’ en van een ‘interessante afwijkende mening’. Afwijkend is die mening zeker: Farrell doet een knappe poging het Italiaanse fascisme en het fenomeen Mussolini te doorgronden. Dat hij daarbij Mussolini steeds het voordeel van de twijfel geeft, zal bij menigeen ergernis wekken. Maar wie zich niet onmiddellijk laat afschrikken door de inderdaad enigszins bizarre vergelijking tussen Mussolini en Tony Blair, heeft een goedgedocumenteerde biografie in handen die grote vragen oproept. De belangrijkste is wel of het fascisme een opgelegde of een door de bevolking gewenste dictatuur was.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Na 1945, toen het fascisme in navolging van het Duitse nationaal-socialisme in de ban werd gedaan, mocht die vraag lange tijd niet worden gesteld. In de jaren zestig wees de later omstreden geraakte Duitse historicus Ernst Nolte in verscheidene boeken al wel op de krachtige verleiding die in het interbellum van het fascisme uitging. Maar hij stond in die tijd betrekkelijk alleen: het fascisme werd, vooral door invloedrijke marxistische historici, beschouwd als een dictatuur die de belangen van het grootkapitaal diende door de arbeidersklasse er met geweld onder te houden.

Al snel bleek hoe onzinnig die visie was. Maar dat een groot deel van de Europese bevolking het fascisme wilde, was daarmee nog geen opvatting die op applaus mocht rekenen. De laatste jaren is dat veranderd. De (ook al) Britse historicus Mark Mazower betoogde in Duister continent. Europa in de twintigste eeuw (2001) al dat de democratie in Europa tussen de twee wereldoorlogen niet erg geliefd was. Farrell gaat door op dit spoor en laat zien op hoeveel populariteit Mussolini in Italië mocht rekenen.

Vrouwenverslinder

De latere Duce (leider) werd in 1883 geboren in het dorpje Predappio in Noord-Italië. Zijn vader, een smid, was een felle socialist, zijn moeder een vrome rooms-katholiek. Mussolini werd net als zijn vader socialist. Maar wel een van het bijzondere soort. Het kuise, seksloze leven dat veel socialisten leidden, was niets voor de viriele Mussolini. Hij was al in zijn jeugd een echte macho: niets geen hoffelijke zoentjes, niets geen plichtplegingen – nee, onmiddellijk ‘de daad’, niet eens in bed, maar net zo lief op de grond en het liefst met zoveel mogelijk vrouwen. Het lijkt een sappig detail in een verder aan politiek gewijd leven, maar is dat niet: Mussolini was zijn leven lang een vrouwenliefhebber en omgekeerd hielden de vrouwen evenzeer van Mussolini. Zij vormden tijdens zijn meer dan twintig jaar durende bewind (1922-1943) zijn ware steunpilaar.

Voor de Eerste Wereldoorlog leek niets te wijzen op een leiderschap, laat staan een langdurige dictatuur van Mussolini. Hij was journalist geworden en schreef vurige stukken in de socialistische partijkrant Avanti! tegen de zittende liberale regeringen en tegen de dominante rooms-katholieke kerk. Evenals zijn vader werd Mussolini mangiapretti (priestereter) genoemd, zo groot was zijn haat tegen de roomse godsdienst.

Na het uitbreken van de oorlog in 1914 raakte Mussolini geschokt in zijn socialistische overtuiging. Het heersende parool van de radicalen was dat arbeiders geen vaderland hadden: de klassenstrijd liep door alle landen heen en diende de proletariërs te verenigen. De oorlog maakte bij Mussolini nationalistische gevoelens wakker en, belangrijker nog: hij zag ook scherp in dat de arbeidersklasse vatbaar was voor die gevoelens. Daarnaast had Mussolini schoon genoeg van het simplistische economisch denken van links: de mens werd niet alleen bezield door een streven naar materiële vooruitgang, maar ook door hartstocht, liefde en gemeenschapsgevoelens. Die gemeenschap stelde hij boven de klassenstrijd: grootindustriëlen, middenstanders en arbeiders hadden ieder hun eigen taak en mochten niet tegen elkaar worden opgezet.

Mussolini werd een paria in de socialistische beweging. Hij stichtte het fascisme, dat hij zelf nadrukkelijk opvatte als een vorm van socialisme. Na de Eerste Wereldoorlog was Italië al net zo in verwarring als de meeste andere Europese landen. Ook hier overheerste de angst voor het communisme. De zwakke liberale regeringen kwamen onder zware druk te staan. De dichter Gabriele d’Annunzio gaf de voorzet tot een actie die Mussolini zeer zou inspireren. In 1919 begaf de dichter zich met tweeduizend soldaten naar de havenstad Fiume (na de Eerste Wereldoorlog toegewezen aan de nieuwe staat Joegoslavië) in een poging die bij Italië te voegen. Het lukte hem de stad in te nemen. En al was het snel gedaan met het succes, op Mussolini maakte de actie grote indruk. Zoveel dat hij zich in 1922 waagde aan een mars op Rome. De koning en het leger, moe van de zwakke regeringen, zwichtten voor de ordelijke optocht van de zwarthemden en boden Musslini de leiding over de regering.

Knokploegen

Mussolini organiseerde al snel verkiezingen, die zijn macht moesten legitimeren. De verkiezingen werden gehouden in 1924, terwijl fascistische knokploegen huishielden in het hele land. Meer dan 60 procent van de Italianen stemde voor het fascisme. Veel historici hebben daaruit de conclusie getrokken dat de bevolking, angstig geworden door het geweld, in meerderheid niet meer tegen Mussolini durfde te stemmen. Farrell meent echter dat de bevolking ook, of misschien wel juist door het geweld, dat ‘orde’ bracht, het fascisme steunde. Dat is een interessante gedachte, die niet meteen verworpen hoeft te worden. Mensen, vroeger of nu, zijn nu eenmaal geen geboren democraten, hoe graag de liberale burgerheren van een partij als D66 ons dat ook willen doen geloven.

In het daaropvolgende jaar kreeg de populariteit van Mussolini wel een klap door zijn gruwelijke moord op de socialist Matteotti. Farrell, al te zeer betoverd door zijn ‘held’, doet een zwakke poging Mussolini vrij te pleiten van die moord, maar tevergeefs. Het fascisme van Mussolini toonde bij tijd en wijle een zeer wreed gezicht, vooral in de jaren dertig. Italië probeerde in Afrika ten koste van Abessinië (het huidige Ethiopië) en Libië een koloniale grootmacht te worden. Daarbij vielen duizenden doden in een smerige oorlog, waarbij het gebruik van gifgas niet werd geschuwd.

En toch bleef Mussolini ongekend populair. Dat veranderde pas toen hij, verstrikt in zijn eigen ambities, onmin kreeg met Engeland en Frankrijk en in de armen van Hitler werd gedreven. De Duitse dictator werd zijn noodlot. Gevangen in een bondgenootschap met nazi-Duitsland (de ‘stalen as’) voerde Mussolini zijn land naar de afgrond. Hij stierf een roemloze dood: opgehangen als een hond aan een tankstation nabij Milaan.

Na de oorlog werd Mussolini nauwelijks nog serieus genomen. Hij leefde voort als de verschrikkelijke fascist die zijn volk te gronde had gericht. En hij werd beschouwd als een poseur, die zijn volk brallerig, met de kin vooruit, trakteerde op schreeuwerige toespraken. Geen misverstand: Mussolini was zowel een fascist als een poseur. Maar hij was ook meer: zijn leven toont de flinterdunne scheidslijn die loopt tussen democratie en het volkse fascisme.