Dankzij de productie van katoen kon Europa een voorsprong nemen op de rest van de wereld. De grondstof vormde een belangrijke pijler onder de Industriële Revolutie. Maar aan dat succes zat volgens Annegreet van Bergen een donkere kant.
T-shirts worden tegenwoordig in Nederland in grote aantallen weggegeven als reclamemateriaal of herinnering aan een evenement. Toch zijn T-shirts nog maar kortgeleden tot de Lage Landen doorgedrongen. In 1970 kreeg ik er een, als eerste van mijn klas. Dat was in Enschede. Misschien waren in de Randstad de scholieren er iets vlugger bij, maar toch waren ook voor hen T-shirts indertijd nieuw en opwindend. Veronica-coryfee Joost den Draaijer (1941) vertelt in Poppioniers van Tom Steenbergen dat hij in 1964 voor het eerst van zijn leven een T-shirt zag. Dat was in Amerika, waar hij keek hoe commerciële radiostations werden gerund.
Zo gewoon en vanzelfsprekend als wij het nu vinden om katoenen T-shirts te dragen, zo gewoon en vanzelfsprekend is het ook om het begin van de Industriële Revolutie toe te schrijven aan een gelijktijdige opkomst van katoenspinnerijen en –weverijen en stoommachines.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De bakermat van de Industriële Revolutie is goed bewaard gebleven en ligt in Cromford in Midden-Engeland. Met het vele groen, de rotsen en het snelstromende water met bruisende witte koppen lijken Cromford en de rivier de Derwent op een toeristisch dorp in de Ardennen. Toch waren de oevers van de Derwent eind achttiende eeuw de plek van een ongekende innovatie: grootschalige, fabrieksmatige productie die geleidelijk de huisindustrie verdreef en uiteindelijk de hele wereld zou veroveren.
Belangrijkste aanstichter was Richard Arkwright. Arkwright is vooral bekend van de Spinning Jenny, een nieuwe spinmachine die hij vervolmaakte en patenteerde. In eerste instantie paste hij die techniek toe in een katoenspinnerij met door paarden aangedreven assen. Al snel bedacht hij dat watermolens goedkoper en effectiever waren. Dit soort waterkracht was er genoeg in Cromford, waar de Derwent zich vanaf het Peak District door een smalle gleuf naar beneden stort. Arkwright bouwde een groot fabriekscomplex, een soort middeleeuwse burcht. Liefst vijf verdiepingen telt de katoenspinnerij. Latere fabrieken werkten met stoommachines, en alleen in het woord mill (‘molen’ én ‘fabriek’) zie je de ontstaansgeschiedenis van het fenomeen fabriek nog terug.
Tot zover het algemeen bekende verhaal. Slechts zelden wordt de vraag gesteld waar Arkwright en andere Engelse fabrikanten hun katoen vandaan haalden, terwijl katoen als grondstof even revolutionair was als de stoommachine. Katoen was tot eind achttiende eeuw vrijwel onbekend in Europa. Mensen kleedden zich in wol en linnen. Wanneer de huidige wereldburgers nog steeds wol in plaats katoen zouden dragen, zouden er 7 miljard schapen nodig zijn. Die zouden 700 miljoen hectare weidegrond nodig hebben: ruim anderhalf keer de oppervlakte van de huidige Europese Unie.
Als iedereen wol zou dragen, waren er 7 miljard schapen nodig
In zijn adembenemende Empire of Cotton. A Global History beschrijft de Amerikaanse historicus Sven Beckert de geschiedenis van katoen, de tweede pijler van de Industriële Revolutie. Hij laat zien hoe handelaren, fabrikanten én vooral ook de Britse overheid onder één hoedje speelden om niet alleen de toevoer van de grondstof veilig te stellen, maar ook om afzetgebieden te creëren. De lokale handel in India werd met overheidshulp ontregeld, waardoor de traditionele katoenproductie om zeep werd geholpen en door de Britten kon worden overgenomen. Er kwamen invoerverboden op buitenlandse katoenen weefsel, en zo werd de Britse markt beschermd. Door slavenhandel en slavernij kon in het zuiden van de Verenigde Staten tegen lage kosten katoen worden verbouwd.
Zo kon katoen dankzij wreed en nietsontziend kapitalisme, kolonialisme en protectionisme de Industriële Revolutie in Europa voeden. Katoen werd de reden voor de great divergence, de enorme voorsprong die Europa vanaf 1800 ontwikkelde ten opzichte van de rest van de wereld. En daarbij was de beschikbaarheid van katoen te danken aan overheidsingrijpen in koloniën en buitenlandse handel. Dat plaatst de huidige neoliberale opvatting dat de markteconomie de natuurlijke staat derdingen zou zijn in een heel ander licht. Telkens leert de geschiedenis dat er overheidsmaatregelen nodig waren om – soms zelfs met geweld – de ‘vrije markt’ te creëren.
Op veel plaatsen gaat de katoenproductie nog steeds met uitbuiting gepaard. Wanneer Indiase boeren katoen voor de markt willen verbouwen, moeten ze zogeheten ‘terminatorzaad’ gebruiken. Dat is zodanig genetisch gemanipuleerd dat het onvruchtbaar is. Zelf zaad kweken kunnen de boeren dus niet. Ze moeten het zaad voor de volgende aanplant altijd bij de producent kopen. Bovendien heeft dit zaad veel kunstmest en bestrijdingsmiddelen nodig om te gedijen. Er bestaat ook biologische katoen. Die is duurder dan de gangbare, maar ik geef er de voorkeur aan. Want waarom zouden T-shirts in vredesnaam gratis moeten zijn?
Annegreet van Bergen is econoom en journalist. Ze schreef het boek Gouden jaren, over de naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. In deze rubriek beschrijft ze voorwerpen die grote vernieuwingen met zich meebrachten.