Wie Het pauperparadijs van Suzanna Jansen heeft gelezen, denkt bij de ‘kolonies’ die de Maatschappij van Weldadigheid begin negentiende eeuw in Drenthe stichtte in de eerste plaats aan vernedering, stigmatisering en uitbuiting. Het idee dat ‘onmaatschappelijke elementen’ opgevoed moesten worden tot eerbare burgers zien we nu als uiterst paternalistisch, en ook toen al was er veel kritiek. De oerconservatieve literator Willem Bilderdijk vond het getuigen van duivelse ‘hoogmoed en egoïsmus’ dat mensen dachten dat zij konden ingrijpen in het goddelijk plan. God wilde immers ‘geen plannenmakers, maar wachters in de wijngaard’.
Johannes van den Bosch, de oprichter van deze kolonies, was echter een gedreven plannenmaker, die niet wilde wachten tot het God behaagde om iets te doen aan het lot van de allerarmsten. Dat zijn aanpak nu niet meer wordt toegejuicht, maar toen bijzonder vooruitstrevend was, blijkt duidelijk uit de fraaie biografie die Angelie Sens van hem schreef.
‘Het is een heilige pligt van ieder, die daartoe geroepen is, het lot van den ongelukkigen neger te verbeteren, voor zoo verre dit zonder gevaar van de maatschappelijke orde […] geschieden kan.’ – Johannes van den Bosch over de slavernij in Suriname en op de Antillen.
Van den Bosch staat niet alleen bekend als de stichter van de Drentse pauperkolonies, maar probeerde ook in Suriname als hoogste bestuurder de slavernij aan te pakken en voerde als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië het zogenoemde cultuurstelsel in. Ook bij deze kwesties moeten zijn maatregelen en opvattingen niet worden beoordeeld met eenentwintigste-eeuwse normen, maar dienen ze te worden gezien in het licht van die tijd. Dan zien we een man die weliswaar autoritair was, maar ook visionair en heel krachtdadig. En die er stilzwijgend van uitging dat hij superieur was aan paupers en ‘inlanders’, maar die tevens streed tegen onrecht.
De kolonieman. Johannes van den Bosch 1780-1844. Volksverheffer in naam van de koning
Angelie Sens 477 p. Balans, € 35,–
Bestel in onze webshop.