Home De kern van de natie

De kern van de natie

  • Gepubliceerd op: 22 april 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel

Er is iets vreemds met het onderwerp van het boek van Annemarie Houkes. Ze beschrijft ‘de opkomst van orthodoxe protestanten als een aparte gemeenschap in de Nederlandse samenleving in de tweede helft van de negentiende eeuw’. Dat is merkwaardig. Moesten orthodoxe protestanten dan een eigen plaats verwerven?

De Nederlandse Republiek was toch een gereformeerd land geweest en rond het midden van de negentiende eeuw was de meerderheid van de bevolking nog steeds hervormd – het purisme dat ‘gereformeerd’ inmiddels had afgelost. Katholieken vormden een grote minderheid – bijna tweevijfde van de bevolking –, maar veel in de melk te brokkelen hadden ze nog niet. Andere protestantse kerken telden bij elkaar nog geen 5 procent van de bevolking. De situatie was dus duidelijk: rond 1850 was de politieke en maatschappelijke macht in Nederland stevig in hervormde handen.

De adder onder het gras zit natuurlijk in het adjectief ‘orthodox’. Kennelijk waren er inmiddels ook hervormden – en enkele andere protestanten – die niet langer rechtzinnig waren. Het verhaal van Annemarie Houkes veronderstelt een breuk in de hervormde gemeenschap.

Daar komt iets bij: de nationale kerk had geen effectief machtscentrum. De synode van de Nederlands-hervormde kerk had inhoudelijk niets te zeggen en kon geen orde opleggen. Dat bleek in 1853, toen stedelijke kerkenraden tegen de zin van de liberale kerkleiding een nationaal protest tegen het herstel van de katholieke bisschoppelijke hiërarchie opzetten, de Aprilbeweging. Het was de laatste keer dat het brede conservatieve midden van de kerk zich eensgezind roerde. Daarna viel de boel uit elkaar.

Caleidoscopisch beschrijft Houkes diverse initiatieven waardoor een afzonderlijke orthodox-hervormde identiteit ontstond: filantropie, evangelisatie en vooral nationale zendingsfeesten. Vanaf 1863 kwamen dankzij de spoorwegen duizenden vrome protestanten uit heel Nederland op adellijke buitenplaatsen bijeen om samen feest te vieren; in 1871 waren het er 15.000. Opvallend was dat er geen scheiding naar standen was en dat mannen en vrouwen door elkaar zaten.

De kerk vormde de leerschool voor de politiek. In 1867 mochten alle mannelijke lidmaten die niet bedeeld werden deelnemen aan kerkelijke verkiezingen. Het was een waterscheiding. In de grote steden won de orthodoxie met overmacht. In 1878 tekenden ruim 300.000 mannen het protestantse volkspetitionnement tegen de liberale schoolpolitiek. Ongeveer één op de drie hervormde mannen had zich dus laten overhalen. Het tekende de sfeer in Nederland: eenderde van de bevolkingsgroep die vanouds dominant was, voelde zich inmiddels onderdrukt door de liberaal-protestantse elite.

Maar een eenheid vormden die orthodoxe hervormden niet. Een fanatiek deel vormde een eigen kerkgenootschap, dat zich archaïsch ‘gereformeerd’ noemde. Deze gereformeerden kaapten nogal wat organisaties, waaronder uiteindelijk ook de Anti-Revolutionaire Partij. Houkes vestigt terecht de aandacht op het overblijvende deel van rechtzinnige hervormden, die minder tuk waren op strakke organisatievorming en in de twintigste eeuw vaak christelijk-historisch zouden stemmen.

Houkes’ boek is enorm belangrijk. Haar boodschap is in feite: denk niet aan het roze olifantje! Let op hervormde leidslieden als Andreas Bronsveld, Hendrik Pierson of Simon Buytendijk, maar vergeet Abraham Kuyper. En dus wordt hij nolens volens toch het meest genoemd. Maar haar probleem is tegelijk dat de groep die ze beschrijft zich vaak niet afzonderlijk wilde organiseren en daardoor ongrijpbaar is. In het begin van het boek schat ze de orthodox-protestantse bevolkingsgroep rond 1900 op eenderde tot de helft van de bevolking. Op zich een juiste inschatting, maar de leidslieden die ze behandelt wisten – bij het petitionnement van 1878 – nooit meer dan hooguit eenvijfde van de Nederlanders te verenigen.

Hervormden vormden zo vanzelfsprekend de kern van de natie dat de noodzaak ontbrak op nationaal niveau nog eens een afzonderlijke identiteit te tonen. Hervormd-zijn was vooral een kwestie van traditioneel in de lokale gemeenschap geworteld zijn. Houkes beschrijft haar orthodoxe protestanten als een pendant van de georganiseerde gereformeerden, maar die daar maar niet op wilden lijken. Menig orthodox hervormde had geen idee dat hij rechtzinnig was.

Terecht heeft Annemarie Houkes het beeld rechtgetrokken. Maar een ‘aparte gemeenschap’ vormden orthodoxe protestanten ook in 1900 veelal niet.

Annemarie Houkes
Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900)

345 p. Wereldbibliotheek, €19,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.