Home DE GEREFORMEERDEN

DE GEREFORMEERDEN

  • Gepubliceerd op: 11 februari 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel
  • 4 minuten leestijd

Het was 1970 en ik ging naar de brugklas in Zwolle. Op een van de eerste dagen fietste ik mee met een groepje klasgenootjes uit het naburige Hasselt. Toen ik thuis over mijn nieuwe vriendjes vertelde, riep mijn moeder: ‘Vergeet dat maar, die zijn gereformeerd, daar kom je nooit tussen.’ Gereformeerden, legde ze uit, klitten nu eenmaal erg aan elkaar.

        Dat kon je zien. Gereformeerden – van het vrijgemaakte subtype overigens, maar daar bekommerden wij ons verder niet om – zag je alleen in de winkel bij de vrijgemaakte slager Admiraal, terwijl hervormden gewoon bij alle plaatselijke slagers kwamen, óók bij Admiraal als die een goede aanbieding had. Individueel, leerde ik in mijn jeugd, konden gereformeerden heel erg deugen; er waren vele hoogstaande lieden onder. Maar als ze in groepsverband opereerden, kon je maar beter op je hoede zijn. Gereformeerden waren soms erg hooghartig. Als een hervormde in het ziekenhuis naast een gereformeerde kwam te liggen, kreeg hij steevast de venijnige vraag wat hij deed in zo’n valse, vrijzinnige kerk.
        Indrukken van buitenaf. Het perspectief dat Agnes Amelink in haar journalistiek-historische portret van de gereformeerden hanteert, is van binnenuit, maar tegelijk kritisch afstandelijk. Dat eerste is niet verwonderlijk. Oplettende historici zullen de werken van haar grootvader, Herman Amelink (1881-1957), over de geschiedenis van het CNV wel eens voorbij hebben zien komen. Op zeer jeugdige leeftijd aan het werk gezet in een Twentse fabriek bracht opa Amelink het tot CNV-voorman en ARP-Kamerlid. Zijn gelijknamige zoon, Agnes’ vader, werd predikant. Grootvader komt in het boek verrassenderwijs niet voor, het domineesgezin waarin de auteur opgroeide slechts een enkele keer (het eerste bioscoopbezoek). Maar Amelink offreert gelukkig genoeg andere familiegeschiedenissen.
        Laat ik het voor ik het vergeet direct maar even zeggen: voor wie als het om gereformeerden gaat van toeten noch blazen weet, is dit zonder meer de beste en toegankelijkste inleiding. Ook voor kenners is dit trouwens een ontzettend leuk leesboek. Het schetst niet alleen een impressionistisch beeld van het georganiseerde gereformeerde leven in de voorbije twee eeuwen; wat Agnes Amelink heel goed doet is een indruk geven van het persoonlijke geloofsleven van gewone gelovigen: hun getob, hun verootmoediging en zelfinkeer. (Voor wie het vergeten was: het centrale woord in het calvinisme is niet ‘predestinatie’, maar ‘troost’.)

Verval
En toch is er iets vreemds aan de hand. Ergens tegen het eind vertelt Amelink dat de Gereformeerde Kerken in Nederland tegenwoordig zo’n 675.000 leden tellen, waarvan tweederde regelmatig in de kerk komt. Dat zijn er nog bijna een half miljoen, zou je denken. Wat is er logischer dan eens uit te zoeken wat die lui nu precies geloven en hoe ze zich gedragen? Er zou natuurlijk wel wat geschiedenis in zo’n boek moeten, maar niet meer dan om even uit te leggen waar de groep vandaan komt.
        Amelinks portret gaat echter voor het grootste deel over vroeger. Het is een boek in de verleden tijd. Typerend is het zinnetje dat aan het aangehaalde cijfer vooraf gaat. Daarin schrijft Amelink dat de GKN ‘nog steeds’ bestaan. ‘Nog’: ik gebruikte het woordje zojuist ook al. Amelink laat er geen misverstand over bestaan: het is een aflopende zaak met die gereformeerden. Je kunt helemaal niet beschrijven wat ze tegenwoordig kenmerkt, want het enige dat ze gemeen hebben is een verleden dat ze langzaam van zich hebben afgeschud. Het zijn net gewone mensen. Pas na deze constatering beschrijft Amelink, licht verbaasd, de gereformeerde gemeenschap in het Overijsselse Den Ham, waar de traditie levendiger is dan ze voor mogelijk had gehouden.
        Mijn moeder bleek het in 1970 vooral gehad te hebben over het recente verleden: van gereformeerde kliekvorming onder medescholieren heb ik nooit iets gemerkt. Wat ik wel zag, was dat gereformeerde leraren onderling hopeloos verdeeld waren geraakt: vanuit conservatieve, gematigde en progressieve kampen bestreden ze elkaar te vuur en te zwaard.
        Hoe dat plotselinge verlies aan gereformeerde eenheid – enkele jaren eerder liepen diezelfde leraren nog keurig in hetzelfde gareel – moet worden verklaard, daar komt Agnes Amelink ook niet uit. Duidelijk is in ieder geval dat de gereformeerden als groep het hardst geworsteld hebben met de culturele revolutie van de jaren zestig. En ik denk ook dat het gereformeerde verval uit algemene theorieën over die jaren verklaard moet worden: ze hebben de jeugd veel te serieus genomen.
        Hoe het wel moet blijkt, uit het verhaal over Den Ham. In je jonge jaren zuip je je elke zaterdagavond klem in zaal Dijk in Lemele. Als je wat ouder wordt, dan kom je tot inkeer en voeg je je in de traditie. Maar dan moeten er wel mensen zijn die daar in geloven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.