Home Dossiers Koude Oorlog De geest van Bandung

De geest van Bandung

  • Gepubliceerd op: 24 september 2020
  • Laatste update 19 apr 2023
  • Auteur:
    Bart Stol
  • 11 minuten leestijd
De geest van Bandung
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In 1955 kwamen 29 Aziatische en Afrikaanse landen samen in de Indonesische plaats Bandung. Ze wilden een eigen geluid laten horen in de wereldpolitiek. De conferentie werd een succes, maar een echt onafhankelijke koers in de Koude Oorlog bleek lastiger dan gedacht.

Richard Wright moest en zou naar Bandung. Het was 1955 en hij had net in de krant gelezen dat Indonesië in deze Javaanse stad een conferentie organiseerde speciaal voor landen uit Afrika en Azië. Hun leiders wilden praten over verschillende internationale kwesties en samenwerking. Wright, schrijver en Afro-Amerikaan, kon het nieuws nauwelijks bevatten: ‘China, India, Indonesië, Japan, Burma, Egypte, Turkije, de Filippijnen, Ethiopië, de Goudkust etc. Mijn god!’

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Een grove schatting leerde hem dat deze landen ruim een miljard mensen vertegenwoordigden – meer dan de helft van de toenmalige wereldbevolking. En het waren bijna allemaal landen die tot voorkort onder westerse overheersing geleden hadden, of daar nog mee te maken hadden. Het ging om ‘de underdogs van het menselijk ras’, aldus Wright, zelf onderdaan van een land waar mensen met een Afrikaanse achtergrond tweederangsburgers waren. ‘Enkel bruine, zwarte en gele mensen die als gevolg van de koloniale overheersing voortdurend pijnlijk bewust zijn gemaakt van hun ras en religie konden de behoefte voelen om een dergelijke bijeenkomst te organiseren.’ Volgens Wright oversteeg het initiatief zijn politieke en sociale dimensie. De conferentie had voor hem een welhaast mystiek karakter, zo blijkt uit zijn gloedvolle boekverslag The Color Curtain (1956) – alsof er een oerkracht werd ontketend, met de potentie om de internationale politiek voorgoed te veranderen. Daar wilde hij bij zijn.

De deelnemers vertegenwoordigen een miljard inwoners van voormalige koloniën

Nieuw tijdperk

Wright was niet de enige die met grote verwachtingen naar Indonesië toog. Meer dan 500 journalisten uit alle windstreken reisden in april 1955 naar Bandung om verslag te doen van deze unieke bijeenkomst. Velen van hen bestempelden de conferentie als het begin van een nieuw tijdperk in de wereldpolitiek: de volkeren van Azië en Afrika richtten zich op en leken de handen ineen te slaan. De achterliggende vraag was wat dit betekende voor de internationale betrekkingen – en de machtsverhouding tussen het Westen en de Sovjet-Unie en haar bondgenoten in de Koude Oorlog.

120 leden uit Azië, Afrika en Zuid-Amerika

Leiders als Tito, Nehru, Soekarno, Nasser, Castro en Boumediene probeerden in de jaren na de Bandung-conferentie de krachten van zelfverklaarde ongebonden landen te bundelen. Hoewel zij er zelden in slaagden om gezamenlijk een vuist te maken, ontstond er een beweging die een zekere eensgezindheid behield tijdens de Koude Oorlog en deze zelfs overleefde. Anno 2020 telt de groep Niet-Gebonden Landen zo’n 120 leden uit vooral Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Zij komen regelmatig bijeen om te praten over onder meer economische en financiële kwesties. Velen beschouwen de Bandung-conferentie als de bakermat van hun samenwerking.

Het was ook de Koude Oorlog die de aanzet gaf voor de conferentie. Deze leek in de vroege jaren vijftig van Europa naar Azië over te slaan. In 1950 brak de Korea-oorlog uit, waarin een internationale coalitie onder leiding van de Verenigde Staten slaags raakte met Noord-Korea en Volksrepubliek China, die in de rug werden gesteund door de Sovjet-Unie. Dan was er nog de koloniale oorlog in Vietnam, waar de Fransen er niet in slaagden om de communistische strijders van Ho Chi Minh te verslaan, ondanks grote financiële en materiële steun van de Amerikanen.

In 1954 probeerden de grote mogendheden (Verenigde Staten, Sovjet-Unie, Frankrijk, Groot-Brittannië en China) in het Zwitserse Genève samen een oplossing te vinden voor beide crises. Dit schoot een aantal pas onafhankelijk geworden Aziatische landen in het verkeerde keelgat. Zij waren niet uitgenodigd voor de vredesbesprekingen. En dat terwijl het om conflicten ging die naast hun deur plaatsvonden en de potentie hadden om heel Azië mee te sleuren in een nieuwe oorlog. Het leek er bovendien verdacht veel op dat de grote mogendheden de regio opnieuw in invloedssferen wilden opdelen. 1954 was ook het jaar waarin de Amerikanen de Southeast Asia Treaty Organization (SEATO) oprichtten: het Aziatische broertje van de NAVO, bedoeld om zo veel mogelijk landen te mobiliseren tegen de Sovjet-Unie en China. Vooral de leiders van India, Indonesië, Birma (het huidige Myanmar) en Ceylon (Sri Lanka) wilden duidelijk maken dat zij ook een stem hadden in de internationale politiek.

Voortrekker in Bandung

Het was tevens de kans waarop Indonesische politici hadden gewacht. President Soekarno bijvoorbeeld droomde ervan de leiders van Azië en Afrika samen te brengen. Dergelijke bijeenkomsten waren al sinds het Interbellum gehouden. India had in 1947 en 1949 hoge ogen gegooid met een conferentie over Aziatische samenwerking in New Delhi. Mede dankzij deze initiatieven kon India zich opwerpen als de feitelijk leider van pas onafhankelijk geworden landen in Azië.

Soekarno wilde de New Delhi-conferenties bij wijze van spreken overdoen, maar dan grootser. Aangezien het dekolonisatieproces ook Afrika in zijn greep kreeg, wilde hij eveneens landen en onafhankelijkheidsbewegingen van dit continent uitnodigen. De volkeren van Azië en Afrika deelden niet alleen een geschiedenis van westerse overheersing, ze hadden ook praktisch allemaal te kampen met dezelfde problemen, zoals onderontwikkeling ten opzichte van het Westen en de landen van het Warschaupact. Dat was op zich al reden om samenwerking te zoeken. Daarnaast beschouwde Soekarno Indonesië met zijn zeer gemêleerde bevolking als een miniatuurversie van Azië en Afrika: het ideale land om een voortrekkersrol te vervullen binnen de bredere Afro-Aziatische wereld – en deze bijeen te roepen.

Geslaagde rite de passage in Bandung

Het animo voor dit even ambitieuze als revolutionaire initiatief was groot. Praktisch alle genodigde landen gaven in april 1955 acte de présence in Bandung. En vaak met de zwaarst mogelijke delegatie. Die van Egypte werd geleid door premier Gamal Abdel Nasser, die van India door premier Jawaharlal Nehru. Premier en minister van Buitenlandse Zaken Zhou Enlai stond aan het hoofd van de Chinese afvaardiging; premier Mohammed Ali Bogra voerde de Pakistaanse aan. Het ging om de politieke en diplomatieke top van onafhankelijk Azië en Afrika.

Ondanks de hoge verwachtingen vroegen veel waarnemers zich af hoe deze historische conferentie een succes kon worden. Naast enkele in het oog springende overeenkomsten kende de bonte verzameling deelnemers vooral tegenstellingen op cultureel, economisch en ideologisch vlak. Zo behoorde China ontegenzeggelijk tot het communistische kamp, terwijl bijvoorbeeld veel islamitische landen fel anticommunistisch waren. Verschillende landen hadden stevige onderlinge grensconflicten. De truc was om de agenda algemeen te houden en politiek gevoelige onderwerpen – inclusief de Koude Oorlog – zo veel mogelijk op de achtergrond te laten. Het ging erom dát deze landen op eigen initiatief bijeenkwamen. Dat alleen al was een krachtig statement in de wereldpolitiek.

Dat statement was uiteindelijk ook het belangrijkste resultaat van de conferentie. De algemene agenda zorgde ervoor dat de bijeenkomst weinig concrete resultaten opleverde. De deelnemers pleitten in het gezamenlijk slotcommuniqué onder meer voor de vreedzame oplossing van conflicten en respect voor de soevereiniteit van landen; ze veroordeelden het kolonialisme ‘in al zijn manifestaties’ en verkondigden nauwer te willen samenwerken, met name in de VN.

De Indiase Premier Nehru en de Indonesische leider Soekarno (zwarte hoed) tijdens de conferentie in Bandung.
De Indiase Premier Nehru en de Indonesische leider Soekarno (zwarte hoed) tijdens de conferentie.

Toch luidde het oordeel van deelnemers én waarnemers dat de conferentie een succes was. Velen zagen het als een geslaagde rite de passage. Dat de internationaal vaak nog onervaren leiders de eenheid hadden kunnen bewaren gold als een diplomatieke prestatie van formaat. Een medewerker van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken noemde de conferentie ‘de pris de conscience van de politici’ van Afrika en Azië. In zijn verslag citeerde hij Nehru, die in zijn slotrede concludeerde: ‘Wij zijn (…) bekleed met een nieuwe waardigheid.’

Bandung bleek kwetsbaar

Geen wonder dat veel delegaties met een nieuw zelfvertrouwen huiswaarts keerden. Dat zelfvertrouwen werd ook snel voelbaar in de internationale politiek. Waarnemers en analisten repten in de maanden en jaren na de conferentie over ‘de geest van Bandung’. De ene na de andere Aziatische of Afrikaanse leider verklaarde dat zijn land een eigen ‘neutrale’ of ‘ongebonden’ koers zou gaan varen in de wereldpolitiek, los van de coalities die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie tegen elkaar smeedden. Enkele gelijkgestemde landen uit Europa en Latijns-Amerika zochten aansluiting bij deze landen, zoals het Joegoslavië van Joseph Tito. Maar de grote vraag was hoe die ambitie gerealiseerd kon worden. In de praktijk bleven de meeste van hen in hoge mate afhankelijk van fondsen, technische kennis en exportmarkten van westerse landen of die van het Warschaupact. Dat maakte hen kwetsbaar voor beïnvloeding door deze blokken.

Synoniem voor onderontwikkeling

Het begrip ‘derde wereld’ is een van de bekendste verzamelnamen voor landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. In 1952 gebruikte de Franse wetenschapper Alfred Sauvy de term voor het eerst in deze betekenis. In een later beroemd geworden artikel voor het weekblad L’Observateur schreef hij dat deze economisch onderontwikkelde landen een eigen weg zochten naast het kapitalistische Westen (eerste wereld) en het communistische Oostblok (tweede wereld). Pas vanaf eind jaren vijftig raakte het begrip ingeburgerd. Aanvankelijk had het ook een lading van hoop, verwachting en verandering. Dit kantelde in de loop van de jaren zestig, toen bleek dat er van een echte derde weg weinig terechtkwam. De term wordt sindsdien meer geassocieerd met onderontwikkeling en armoede ten opzichte van met name het Westen.

Zowel de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie beschouwden de Bandung-conferentie en de krachten die deze ontketende als een potentieel gevaar voor hun machtspositie op het wereldtoneel. De supermachten waren er juist op uit om hun invloed en controle op het strategisch belangrijke Azië en Afrika uit te breiden. Het is de tragiek van de Bandung-conferentie dat die dit proces niet kon keren, maar verder versnelde.

De eerste stappen werden al gezet in de aanloop naar de conferentie. De Sovjet-Unie en de Verenigde Staten probeerden allebei deelnemende landen voor hun karretje te spannen. Het Kremlin poogde verschillende landen te beïnvloeden via het netwerk van socialistische en communistische partijen in Azië, maar deze waren daarvan niet gediend. De Amerikanen waren succesvoller. Zij konden onder meer gebruikmaken van landen die al voor aansluiting bij het Westen gekozen hadden, zoals de Filippijnen en NAVO-bondgenoot Turkije. Tijdens de conferentie waarschuwden die met enkele andere landen voor de gevaren van het communisme. De soms felle kritiek op de Sovjet-Unie en China werd weggemoffeld in het slotcommuniqué, maar lekte uit via de wandelgangen.

Jakarta speelt het Westen en het Warschaupact tegen elkaar uit door wapens van beide kampen te kopen

Luttele maanden na de conferentie startten Moskou en Washington een charmeoffensief in Azië. Beide probeerden ongebonden regimes in de regio te paaien met fondsen en hoogwaardig militair materieel. Een land als Indonesië maakte hier graag gebruik van. De zelfopgeworpen voortrekker van de Afro-Aziatische landen wilde een modern leger opbouwen, onder meer om de Nederlanders te verdrijven uit westelijk Nieuw-Guinea, de laatste Nederlandse kolonie in de Indonesische archipel.

Jakarta probeerde het Westen en het Warschaupact tegen elkaar uit te spelen door wapens van beide kampen aan te schaffen. Het leek de geëigende manier om een neutrale koers te varen in de Koude Oorlog. Maar de strategie was ook gevaarlijk, met name omdat die grote spanningen veroorzaakte tussen pro- en anticommunistische krachten binnen de Indonesische politiek en het leger. Indonesië veranderde zo in een frontstaat van de Koude Oorlog. De strijd werd uiteindelijk beslist in het voordeel van de Amerikanen, nadat anticommunistische officieren onder leiding van generaal Soeharto in 1965 de macht grepen. Indonesië zou officieel een ongebonden koers blijven varen, maar gold sindsdien in de praktijk als een bondgenoot van het Westen.

Rivaliteiten na Bandung

De Werdegang van Indonesië was illustratief voor het lot van veel derdewereldlanden in de Koude Oorlog. Ook Afghanistan, Congo, Angola en Chili – om er slechts een paar te noemen – kregen te maken met coups of interventies door een van de supermachten of hun ideologische bondgenoten. Wat hun mede parten speelde was dat ze er nooit in slaagden om een werkelijk front te vormen. De strijd tegen het kolonialisme was in de jaren vijftig nog een belangrijk bindmiddel, maar dat verloor aan kracht naarmate het dekolonisatieproces voortschreed. De onderlinge verschillen en rivaliteiten konden hierdoor sterker naar voren komen. In de jaren zestig bijvoorbeeld raakte India verzeild in bloedige grensconflicten met zijn buurlanden Pakistan en China. Dergelijke kwesties maakten het voor de supermachten en hun bondgenoten makkelijker om de landen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika uiteen te spelen of tegen elkaar op te zetten. Het gaat te ver om te zeggen dat zij deze regio’s volledig in hun greep kregen, maar ze bepaalden wel in hoge mate de speelruimte die derdewereldlanden hadden.

Postzegels ter ere van de conferentie in Bandung.
Postzegels ter ere van de Bandung-conferentie.

De geest van Bandung zou nooit sterven, evenmin als de wens van veel derdewereldlanden om de conferentie op de een of andere manier een vervolg te geven. Vanaf de jaren zestig ijverden ze bijvoorbeeld samen voor een eerlijkere wereldhandel, maar weerstand van westerse landen zorgde ervoor dat de resultaten beperkt bleven. Het illustreerde eens te meer hoe lastig het voor hen was om de dominante machtsstructuren in de wereldpolitiek te doorbreken.

Voor dit artikel is gebruikgemaakt van onder meer de archieven van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.

Meer weten:

  • The Color Curtain. A Report on the Bandung Conference (1956) door Richard Wright.
  • The Non-Aligned Movement: Genesis, Organization and Politics, 1927-1992 (2019) door Jürgen Dinkel.
  • The Global Cold War. Third World Interventions and the Making of Our Times (2007) door Odd Arne Westad.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10-2020