Home Dossiers Nederlands-Indië De geboorte van Batavia

De geboorte van Batavia

  • Gepubliceerd op: 20 februari 2019
  • Laatste update 03 mrt 2023
  • Auteur:
    Philip Dröge
  • 10 minuten leestijd
Batavia
Cover van
Dossier Nederlands-Indië Bekijk dossier

In 1619 stichtte gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen Batavia. Daarmee had Nederland een eigen enclave op Java. Maar dankzij het hardnekkige verzet van prins Jayawikarta was die er bijna niet gekomen.

‘Mag ik hier verder?’ vraag ik aan drie mannen die bij een eetkarretje in een nauwe steeg in Jakarta nasi met gehaktballen aan het nuttigen zijn. Een moment lang kijken ze me sprakeloos en vol verbazing aan, zoals wel vaker gebeurt als Indonesiërs een bule (blanke) ontmoeten. Ze schuifelen ongemakkelijk op hun stoeltjes. ‘Maar hier is niets,’ zegt een van hen, vol verbazing dat een bezoeker van verre zich meldt bij deze haveloze steeg tussen een paar lelijke betonnen gebouwen.

Meer lezen over Nederlands Indië? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

‘Hier is toch een graf?’ vervolg ik. Bij de mannen gaat een lampje branden; ze zijn verrast dat ik – uitgerekend een bule – dáárvoor kom. Ja, aan het einde van de steeg, kan niet missen. Ik dank ze voor hun hulp en loop door. Vijftig meter verderop loopt het pad dood op een piepkleine moskee. Ik doe mijn slippers uit en loop een donkere ruimte van vier bij vier in. Het lijkt wel een grot. Drie mannen zijn aan het bidden – ‘Allahu akbar,’ prevelen ze. Ze doen alsof ze me niet zien.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In de hoek van de gebedsruimte is een vierkante bak van een meter bij een meter gemetseld. Het is de laatste rustplaats van prins Jayawikarta. In een ondiepe kuil binnen het metselwerk ligt een smetteloos wit laken, bedekt met verse rode bloemetjes. Het spant over iets bols – geen idee wat het is. Zouden er botten liggen? Een kistje? Ik durf het laken niet aan te raken. Op het lage muurtje rond het graf staan drie standaarden voor korans. Mensen bidden dus tot de prins.

Hier zou hij kunnen liggen, de man die ooit heerste over wat zou uitgroeien tot de stad Jakarta. Tot 1619, op de kop af 400 jaar geleden. Toen woedde in dit gebied een kleine oorlog die de geschiedenis van de hele Indonesische archipel, en het verre Nederland, eeuwenlang zou beïnvloeden. De tegenstander van Jayawikarta was niemand minder dan de Nederlandse gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen.

Ingewikkelde verhoudingen

Ligt de prins er wel? Er is nóg een moskee in de stad Jakarta die beweert zijn laatste rustplaats te zijn. Van dat graf staat inmiddels vast dat het om een familielid uit de achttiende eeuw gaat. En ook de authenticiteit van de resten in deze kleine moskee is twijfelachtig. Niemand weet namelijk waar Jayawikarta was toen hij stierf. Of hoe hij stierf, en wie hij eigenlijk was – zelfs zijn familiebanden zijn ongewis. Het maakt hem alleen maar legendarischer.

Zeker is alleen dat hij de heerser over het rijkje Jakatra was tot de Nederlanders kwamen. Die waren begin zeventiende eeuw in rap tempo factorijen – nederzettingen – aan het bouwen op de Javaanse kust. De lucratieve handel in specerijen vond verderop plaats, in de Molukken. Maar de VOC wilde ook op Java handelen en had plekken nodig waar voorraden konden worden opgeslagen en schepen konden worden gerepareerd.

Koloniale architectuur

Van het zeventiende-eeuwse Batavia is weinig meer te zien. Het kasteel dat Coen liet bouwen, is al begin negentiende eeuw door de Nederlanders afgebroken. Maar rond het oude Nederlandse stadhuis uit 1710 staan nog verschillende historische gebouwen. In de oude haven staan nog een paar gerestaureerde pakhuizen van de VOC. De meeste overblijfselen van de koloniale hoofdstad stammen uit de negentiende en twintigste eeuw en bevinden zich verder naar het zuiden, rond het huidige Indonesische nationaal monument (Monas). Daar liggen prachtige landhuizen die rijke kolonialen voor zichzelf lieten bouwen; nu zijn het veelal kantoren van de Indonesische overheid en bedrijven. Misschien nog het meest indrukwekkende voorbeeld van Nederlands-Indische architectuur is het Nationaal Museum, in het voormalige gebouw van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Voor een grondig bezoek aan alle historische plaatsen is een week nodig.

De belangrijkste Javaanse factorij was aanvankelijk in Bantam, een kilometer of zestig westelijker. Maar er stond ook een klein pakhuis in Jakatra, aan de oostoever van de rivier de Ciliwung. Op de westoever stond het dalem of woonpaleis van de prins. Daar bevond zich ook een Britse factorij, de grote westerse concurrent van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.

De verhoudingen waren ingewikkeld in dit gebied. Jayawikarta was geen zelfstandig monarch, maar hij was schatplichtig aan de heerser van Bantam. Dat was op dat moment een regent, aangezien de prins van dat gebied nog te jong was. Coen, namens de VOC verantwoordelijk voor het hele Verre Oosten, zag in die delicate machtsbalans een kans. Hij had al langer het plan om een stukje kust op Java te veroveren. Een eigen enclave, zodat de VOC niet langer te maken zou hebben met de ernstige nukken van de plaatselijke heersers. Waarom niet in het rijkje van Jayawikarta?

Als de VOC dat plan zou uitvoeren, zou in Indonesië ‘iets groots worden verricht’, schreef Coen naar het vaderland. Woorden die nog eeuwen zouden nagalmen. Maar de Heren XVII in Amsterdam zagen niets in veroveringen. Die zijn duur en niet goed voor de handel. Tot het lot Coen een handje hielp.

Coen: ‘Hier wordt iets groots verricht’

Het is moeilijk om precies te benoemen wat de oorzaken waren en wat de gevolgen van wat er in 1618 en 1619 gebeurde. Zeker is dat Coen zag dat de Britten steeds machtiger werden op Java. Het was al eens tot een gewapend conflict gekomen tussen Nederlanders en Britten in Bantam. En hij vertrouwde Jayawikarta niet. Dus begon hij de bestaande factorij aan de Ciliwung uit te breiden. Er kwamen hogere en dikkere muren. Het bouwwerk, aanvankelijk een eenvoudig pakhuis, werd dieper, tot het verdacht veel op een klein fort begon te lijken.

Toen de Nederlanders boven op hun nieuwbouw ook nog een paar kanonnen plaatsten, wist Jayawikarta hoe laat het was. De lopen waren op zijn dalem gericht. Hij was nog steeds de heerser over de monding van de rivier, maar het machtsevenwicht was definitief verschoven. Toch had de Javaan nog een troef in handen: de Britten. Die verschenen kort voor Kerstmis 1618 met een kleine armada voor de kust. Het was duidelijk dat ze samenspanden met de prins. Kwamen de Britten omdat het fort was gebouwd? Of was het goed dat de Nederlanders zich hadden verschanst omdat de Britten toch wel zouden aanvallen?

Coen had veel minder schepen tot zijn beschikking, maar wel een sterk fort. Wat te doen? Hij nam een opmerkelijke beslissing: hij kneep ertussenuit.

Met een paar kleine schepen vertrok Coen naar de Molukken, waar de machtige VOC-retourvloot lag. Hij wilde terugkeren met genoeg soldaten om de Britten te verdrijven. Het fort aan de Ciliwung liet hij achter in handen van een ondergeschikte, Pieter van den Broecke. Die kreeg het bevel om stand te houden. Maar als hij zich moest overgeven, dan aan de Britten. De Javanen waren volgens Coen niet te vertrouwen.

Nadat Coen was vertrokken, volgde een korte, hevige oorlog. De krachtige Nederlandse kanonnen op het fortje bestookten de Jakatraans-Britse posities en vernietigden veel van hun geschut. Maar dat kostte zoveel kruit dat de Nederlanders het bombardement niet konden volhouden. Dus veranderde de oorlog al snel in een soort beleg: de Nederlanders (en hun slaven en andere Aziatische werknemers) tegen Jayawikarta en de Britten.

Valstrik

Een dag na mijn bezoek aan het graf ben ik in de Kota Tua van Jakarta, de oude Nederlandse ‘benedenstad’. In het voormalige Nederlandse stadhuis zetelt nu het Historisch Museum van de hoofdstad. In een van de zalen waar de koloniale geschiedenis het onderwerp is, staat een prachtig diorama. Op een groene ondergrond is een dik stuk muur neergezet. Daarop staan blanke poppetjes in smetteloos wit tropenuniform, met pitrieten helmen en al. Dat zijn overduidelijk de Nederlanders. Onder aan de muur staat een groep donkere poppetjes: de Javanen.

Nederlandse onderhandelaars lopen in een val

Historisch accuraat is vooral de kleding natuurlijk niet helemaal, maar de verhoudingen zijn goed inzichtelijk gemaakt. De Nederlanders hielden met redelijk gemak hun fort, terwijl de Javanen wachtten op een kans om toe te slaan. Dat zouden ze bijvoorbeeld kunnen doen door de rivier een stuk te verleggen, zodat de mensen in het fort zonder water kwamen te zitten.

Maar Jayawikarta probeerde de strijd te winnen door een truc. De prins stelde de vervanger van Coen voor om de strijd voorlopig te staken, voordat beide partijen elkaar helemaal kapot hadden geschoten. Tegen betaling van 6000 realen – de huidige zilverwaarde is ongeveer 70.000 euro – door de Nederlanders was hij bereid de geweren en kanonnen te laten zwijgen en alles te vergeten en te vergeven. De Britten zou hij wegsturen. Een definitieve vrede konden ze tekenen na Coens terugkeer.

Vooral Aziatische inwoners

Coen stond in 1619 een grootse stad voor ogen. Hij wilde vooral rijke Nederlandse zakenmensen lokken om naar Batavia te komen: ‘Goede, eerlijke lieden met een flink kapitaal.’ Zo zou een stad ontstaan die zo groot moest worden als Amsterdam, maar dan in de Oost. Het mislukte jammerlijk. Omdat de VOC zo machtig was in de internationale handel, was er voor zakenmensen weinig reden om naar het verre Java te gaan. De reis was gevaarlijk, net als wonen en werken in Batavia. Toen Coen in 1629 stierf had de stad weliswaar 8000 inwoners, maar slechts een kwart kwam uit Europa; de rest was vooral Aziatisch. Begin achttiende eeuw groeide Batavia verder naar zo’n 50.000 inwoners en trok de verhouding nog verder scheef. Het aandeel Nederlanders en andere Europeanen in Batavia bleef dalen ten opzichte van vooral Chinezen, Boeginezen, Balinezen en Mardijkers – vrijgekochte slaven van allerlei origine.

Pieter van den Broecke ging daarmee akkoord – waarschijnlijk om wat tijd te kopen. Het geld werd naar de prinselijke dalem gebracht. Maar het bleek een val. Tijdens een bezoek van Van den Broecke aan Jayawikarta om de nieuwe vrede te bevestigen, bleek dat de koning van mening was veranderd. Misschien doordat de Britten hem influisterden dat de Nederlanders de boel belazerden. Hoe dan ook, hij liet Van den Broecke en zijn gevolg gevangenzetten. Het fort was daarmee zijn tweede commandant in twee weken kwijt.

Opperkoopman Pieter van Raey werd de nieuwe bevelhebber, maar het verzet van de Nederlanders leek geknakt door het wegvallen van weer een belangrijke aanvoerder. Ook al omdat Jayawikarta dreigde de gevangen Van den Broecke op gruwelijke wijze te doden als de Nederlanders zich niet overgaven. Twee weken na de gijzeling van de onderhandelaars begon Van Raey zelf onderhandelingen, maar nu over de capitulatie van het fort.

Postuum wraak

Veel van wat er vervolgens gebeurde is in nevelen gehuld. Het is vrijwel zeker dat de regent van Bantam het niet eens was met de oorlog tussen zijn ondergeschikte Jayawikarta en de VOC. Hij was waarschijnlijk bang om de lucratieve handel met de Nederlanders kwijt te raken. De regent meldde zich dus ook aan de monding van de Ciliwung en zette met een eigen legertje Jayawikarta af. Volgens de legende met een kris op de borst – de ultieme vernedering voor een Javaan. De regent nam daarna het initiatief tot onderhandelingen met de Nederlanders.

Toen die net waren begonnen, keerde Coen na vier maanden terug met de VOC-vloot. Hij had geen zin in gesprekken, maar stootte gelijk door. Zijn troepen ontzetten het fort en staken de rivier over. Ze verdreven de troepen van de regent en staken het voormalige dalem van Jayawikarta in brand. Ook alle huizen daaromheen gingen in vlammen op; het stadje Jakatra verdween. De Britten vertrokken. Vrijwel meteen begon Coen het fort verder uit te bouwen tot een heus kasteel. ‘Nieuw Hoorn’ wilde hij het graag noemen, maar de Heren XVII beslisten anders. ‘Batavia’ moest het gaan heten.

Jayawikarta vlucht het binnenland in, achtervolgd door soldaten

En Jayawikarta? In Indonesische geschiedenisboeken staat beschreven hoe hij met een paar getrouwen vluchtte naar het binnenland, achternagezeten door Nederlandse soldaten. Maar of het echt zo is gegaan weet eigenlijk niemand; het zijn verhalen uit overlevering. Diezelfde boeken laten hem niet lang daarna een martelaarsdood sterven bij het tegenwoordige Bogor. Zijn dienaren nemen zijn lichaam mee en begraven het in het geheim in een kleine moskee buiten het nieuwe Nederlandse stadje Batavia. In vier eeuwen groeit daaromheen een metropool, zodat het graf nu tussen kantoren en winkels ligt.

Jayawikarta maakt sinds de Indonesische onafhankelijkheid een revival mee, met twee graftombes, één station en talloze Indonesische straten die naar hem zijn vernoemd. En natuurlijk met de naam Jakarta, zoals Batavia na eeuwen weer gaat heten. Coen, de overwinnaar van toen, is inmiddels de grote verliezer. Scholen in zijn vaderland willen vanwege zijn bloedige regime in Indië zijn naam niet meer dragen. Dat is ook geschiedenis: dat winnaars van hun voetstuk donderen en verliezers postuum hun wraak krijgen.

Meer weten:

  • Batavia (2005) door Hendrik R. Niemeijer beschrijft de koloniale samenleving in de zeventiende eeuw.
  • De oude Indische wereld, 1500-1920 (2003) door Ulbe Bosma en Remco Raben geeft een beeld van vier eeuwen Indische samenlevingen.
  • Historical Sites of Jakarta (1982) door Adolf Heuken toont het zeventiende- en achttiende-eeuwse Nederlandse erfgoed.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2019