Wat gebeurt er als een geleerde voor God gaat spelen? Om die vraag draait de beroemde roman Frankenstein van Mary Shelley. Dit eerste sciencefictionboek verscheen meer dan 200 jaar geleden en is nog altijd actueel.
Soms wordt een roman groter dan de schrijver zelf, en dat geldt bij uitstek voor Frankenstein van Mary Shelley. Deze Engelse tienermoeder bedacht een verhaal dat uitgroeide tot een moderne mythe. Het is sinds 1818 op talloze manieren naverteld.
Mary’s eigen versie gaat als volgt: een schip op weg naar de Noordpool pikt een man op die vastzit op het ijs. Hij is volledig uitgeput. Met zijn laatste krachten vertelt deze Victor Frankenstein zijn levensverhaal aan de kapitein, die het noteert in brieven aan zijn zus.
Frankenstein, zo schrijft de zeeman, meent in zijn jonge jaren dat hij is voorbestemd tot grote daden. Hij wil niets minder dan leven scheppen. Op begraafplaatsen en bij slagerijen verzamelt hij menselijke en dierlijke resten, en zet die in elkaar. En met succes: een afzichtelijk wezen met gele ogen begint te bewegen.
Nog voor Frankenstein kan ingrijpen, ontsnapt het. Als de twee elkaar na een paar jaar weer ontmoeten, is het monster zo ongelukkig dat het moordlustig en agressief is geworden. Hij eist dat Victor een vrouw voor hem maakt die net zo lelijk is als hij. Samen zullen ze zich terugtrekken en niemand meer lastigvallen.
Eerst gaat Victor akkoord, maar als het vrouwtjesmonster bijna af is, bedenkt hij zich en vernietigt haar. Het wezen is razend en vermoordt zowel Victors beste vriend als zijn vrouw. Victor zweert dat hij het monster zal doden. Hij achtervolgt het naar alle hoeken van de wereld, maar vindt het nooit.
Toch is het al die tijd in de buurt: als Victor Frankenstein is gestorven, klimt het monster aan boord van het schip dat hem als drenkeling oppikte, en betreurt de dood van zijn schepper. Het monster van Frankenstein belooft de schipper een einde aan zijn leven te maken en verdwijnt in de duisternis.
Omringd door ellende
De roman Frankenstein begon als een geintje tussen vrienden tijdens een logeerpartij aan het Meer van Genève. Mary Shelley (1797-1851) verbleef daar in 1816 met een aantal jonge Engelsen, onder wie haar minnaar, dichter Percy Bysshe Shelley, en het poëtisch genie Lord Byron. Het was slecht weer, ze zaten noodgedwongen veel binnen en lazen elkaar spookverhalen voor.
Zo kwamen ze op het idee allemaal een griezelverhaal te schrijven. Een van de andere vrienden, John William Polidori, bedacht een horrorstuk over een vampier – dat later onder de titel Dracula ook een klassieker zou worden. Mary maakte een opzet voor Frankenstein, die ze in de jaren daarop uitwerkte.
Het schrijftalent had ze van geen vreemde. Haar moeder was de feministische schrijver Mary Wollstonecraft, overleden in het kraambed, haar vader schrijver en filosoof William Godwin. Mary had een ongemakkelijke jeugd zonder opleiding en zat – met een nogal dramatisch gevoel voor tragiek – vaak te lezen bij haar moeders graf. Toen ze in 1814 Percy ontmoette, een getrouwde vriend van haar vader, ging ze er met hem vandoor en raakte prompt zwanger.
Vanaf dat moment vulde hun bestaan zich met drama’s. Hun dochtertje werd te vroeg geboren en stierf na een paar weken. De vrouw van Percy en Mary’s stiefzus pleegden zelfmoord. Met al deze ellende om zich heen schreef Mary, alweer zwanger, verder. ’s Nachts had ze een terugkerende droom waarin ze haar dochtertje door haar warm te wrijven weer tot leven wekte. Het zou een psychologische verklaring kunnen zijn voor haar lugubere scheppingsverhaal.
Mary trouwde uiteindelijk met Percy, die in 1822 verdronk. Van hun vier kinderen bleef er één in leven. Ze schreef nog andere boeken en teksten, maar geen daarvan had zoveel succes als haar eerste roman.
Nieuw wereldbeeld
Begin negentiende eeuw kon Mary terugkijken op decennia van grote veranderingen. De Franse Revolutie was net achter de rug en de Industriële Revolutie draaide op volle toeren. De omwentelingen die de stoommachine en andere nieuwe vindingen veroorzaakten vervulden haar en haar tijdgenoten met vrees en ontzag. Tijdens het verblijf in Zwitserland spraken Percy Shelley en Lord Byron veel over de groeiende mogelijkheden van de wetenschap.
In het voorwoord bij haar boek schrijft Mary dat ze gefascineerd naar hen luisterde. Zo hadden ze het over de experimenten van Erasmus Darwin – grootvader van de beroemde Charles, die de evolutietheorie ontwikkelde. Erasmus Darwin deed proeven met microscopisch kleine diertjes, vorticella, die op het droge levenloos bewaard konden worden en in het water weer actief werden. Dat bracht Mary op het idee dat ook een dode misschien tot leven kon worden gewekt.
De bevindingen van de arts Luigi Galvani gaven daar eveneens aanleiding toe, vond ze. Galvani was eind achttiende eeuw met de theorie gekomen dat mensen en dieren een elektrisch circuit hebben. Zijn neef Giovanni Aldini had deze veronderstelling met allerlei experimenten verder uitgewerkt. Tijdens openbare demonstraties prikkelde hij kikkerpoten en ossenkoppen zo dat ze begonnen te bewegen. In 1803 deed hij zelfs een experiment met een pas geëxecuteerde misdadiger: door stroom op zijn hoofd deed die één oog weer open en vertrok zijn gezicht in allerlei grimassen. Aldini zaagde zelfs het borstbeen open in een poging het hart met elektriciteit weer aan de praat te krijgen.
Mary en haar vrienden leefden aan het eind van een periode die later werd aangeduid als de wetenschappelijke revolutie: een tijd waarin afstand werd genomen van vastgeroeste aannames en geleerden via experimenten probeerden te ontdekken hoe de wereld in elkaar zat. Ook Frankenstein bekeert zich tot die zienswijze. Hij is eerst geboeid door alchemie, maar stapt later over naar empirisch georiënteerde vakgebieden als chemie en natuurkunde.
Tijdens een demonstratie probeert Aldini een dode tot leven te wekken
Sinds het rationalisme van René Descartes in de zeventiende eeuw werd het menselijk lichaam voorgesteld als iets mechanisch, als een systeem dat wordt bepaald door biologische en fysiologische processen. Volgens Descartes was er nog wel goddelijk ingrijpen nodig om de menselijke machine te laten leven. Maar in Mary’s tijd – en zeker in haar atheïstische kringen – werd die goddelijke handeling niet meer nodig geacht. Het lichaam was uitsluitend een mechaniek. Zelfs emoties waren fysieke verschijnselen. De mens hoefde alleen nog de principes van de machine te doorgronden om het geheim van het leven te ontrafelen, zoals Frankenstein deed.
Uit de manier waarop Mary het monster beschrijft blijkt dat ze ook bekend was met denkers als John Locke en Jean-Jacques Rousseau. Locke ging ervan uit dat ieder mens als een onbeschreven blad werd geboren en zijn karakter later pas werd ingevuld. Mary laat zien hoe het monster zich ontwikkelt, hoe het leert lezen, kennis opzuigt en welke ervaringen zijn gedrag bepalen.
En net als de mens in het werk van Rousseau is het monster van nature goed. Het zijn de omstandigheden die het ongelukkig maken en daardoor slecht. Het monster wil zijn best doen. Het smeekt Frankenstein een vrouw voor hem te maken, zodat ten minste één wezen van hem kan houden. Maar de geleerde staakt de bouw van zo’n metgezellin, omdat hij zich realiseert dat hij niet goed heeft nagedacht over zijn creatie. Hij wil niet aan de basis staan van een ras van monsters.
Mary’s verhaal sluit ten slotte aan bij een negentiende-eeuwse discussie over de functie van wetenschap. Onderzoek kan het welbevinden van de hele maatschappij tot doel hebben, maar ook een egoproject zijn van de betrokken geleerde. Frankenstein is van de tweede school, maar komt – te laat – tot inkeer.
Negatieve recensies
Toen Mary het manuscript van Frankenstein had voltooid, zocht Percy er een uitgever voor. Het boek verscheen begin 1818 anoniem in een oplage van 500. De roman kreeg vooral negatieve kritieken: ‘disgusting absurdity,’ vond een recensent. Maar het publiek las het boek graag. Het verhaal over de overmoedige Frankenstein werd doorverteld en de roman was rap uitverkocht. Een jaar later lekte uit dat Mary Shelley de schrijver was.
Maar het verhaal werd een echte hype in 1823, toen onder de titel Presumption een toneelversie van het boek verscheen, geschreven door Richard Brinsley Peake. Weer was de kritiek negatief. Recensenten ontraadden een bezoek aan het theater – wat de aantrekkingskracht natuurlijk alleen maar vergrootte. Al snel volgden meer opvoeringen, soms in de vorm van satires.
Zelfs de kipnuggets krijgen de naam ‘McFrankenstein’
Sindsdien bleef het verhaal opduiken en beleefde het boek herdruk op herdruk. Mary Shelley had twee archetypes geschapen die vele kunstenaars inspireerden: dat van de geleerde die zich tegelijk geniaal en gevaarlijk toont, en dat van een monster dat zowel zielig als eng is.
Hagedissenogen en een afgetopt hoofd
Het kon niet uitblijven: in 1910 verscheen Frankenstein voor het eerst op het witte doek. Maar echt legendarisch werd de verfilming uit 1931 met acteur Boris Karloff. Hij gaf het monster zijn definitieve uiterlijk: hagedissenogen, een houterige motoriek, bouten in de nek voor aansluiting op de elektriciteit en een afgetopt hoofd – alsof het bovenste deel van de schedel na een hersenoperatie niet was teruggezet. Sindsdien ziet het ongelukkige schepsel er zo uit, in musicals, balletstukken, stripverhalen of als Halloween-kostuum.
Het monster kreeg in 1952 een eigen tv-serie, en in 1964 ging het de ruimte in met de cultfilm Frankenstein Meets the Space Monster. Ook de butler uit de horrorkomedie The Adams Family (1964) lijkt verdacht veel op Frankensteins creatie. De verwijzingen naar het schepsel bleken overal toepasbaar. Zo gaven critici de kipnuggets van McDonald’s in 2002 het predikaat ‘McFrankenstein’.
Het monster is een icoon van de popcultuur. Daarmee is het zicht op het oorspronkelijke verhaal wat verloren geraakt, terwijl de vragen die Shelley oproept nog steeds actueel zijn: wat is leven? Wat is dood? En wat als er geen God is? Waar ligt dan de verantwoordelijkheid van de mens?
In een tijdperk van genetische manipulatie, menselijke organen die in varkens groeien, reageerbuisbaby’s en gekloonde dieren is dit soort vragen uiterst relevant. Vandaar ook dat aan universiteiten de afgelopen jaren ‘Frankenstein-lezingen’ zijn gehouden. Niet om lekker te griezelen, maar om te praten over de kwesties die een ongelukkige tienermoeder tweehonderd jaar geleden opwierp.
Meer weten
- Frankenstein: Annotated for Scientists, Engineers, and Creators of All Kinds (2017)geannoteerd door David H. Guston e.a.
- Frankenstein: the First Two Hundred Years (2017)door Christopher Frayling.
- Frankenstein. A Cultural History (2007) door Susan Tyler Hitchcock.