Home De dood of het doopsel

De dood of het doopsel

  • Gepubliceerd op: 17 december 2020
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    Eric Palmen
  • 13 minuten leestijd
De dood of het doopsel

In de achtste eeuw viel Karel de Grote het gebied van de heidense Saksen binnen. Een strijd op leven en dood ontbrandde. Ondanks een felle guerrilla dolven de Saksen het onderspit. Met veel geweld dwong Karel hen zich te bekeren tot het christendom.

Van alle oorlogen die Karel de Grote tijdens zijn heerschappij tussen 768 en 814 heeft gevoerd, waren die met de Saksen de langdurigste en bloedigste. Zijn eerste veldtocht tegen hen vond plaats in 772, de laatste werd in 803 met de Vrede van Salz afgesloten. De Saksenoorlogen stonden al snel te boek als een strijd om het ware geloof. Het christelijke Francia, het rijk van de Franken, onderwierp de heidense Saksen aan zijn gezag en dwong hen het Heilige Doopsel te aanvaarden. Deze pacificatie en kerstening zorgden voor de nodige animositeit tussen de Franken en de Saksen. Ze zouden elkaar de komende 32 jaar te vuur en te zwaard bestrijden. Karel de Grote trok er maar liefst achttien keer op uit om de Saksen aan zijn gezag te onderwerpen.

Vijandige wildemannen

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘De Saksen’ is een bedrieglijk eenduidig begrip voor de grote verscheidenheid aan stammen die ermee werd aangeduid. Hun gebied liep van de kust van Noord-Duitsland tot aan de zuidgrens ter hoogte van Dortmund in het westen en Mersenburg in het oosten. De Wezer verdeelde het territorium in twee grote domeinen: Westphalia en Ostphalia, aan weerszijden van de rivier.

In de vijfde en zesde eeuw vond er een grote volksverhuizing van Saksen naar Engeland plaats, samen met Angelen, Friezen en Jutten. De achterblijvers accepteerden leiderschap alleen in tijden van oorlog. Er waren geen geschreven bronnen, alleen mondelinge overlevering. Paganistische geloofsovertuigingen, riten en symbolen hadden zich in de regio moeiteloos gehandhaafd. Einhard, de eerste biograaf van Karel de Grote, noemden de Saksen ‘van nature wildemannen’, die met hun afgodencultus vijandig stonden tegenover het christendom. ‘Ze beschouwen het niet als oneervol zowel goddelijke als menselijke wetten te schenden of met voeten te treden.’

Portret van Karel de Grote, geschilderd door Albrecht Dürer omstreeks 1512.

Toen Karel de Grote in de lente van 772 optrok tegen de Saksen was zijn broer Karloman, met wie hij sinds de dood van hun vader Pepijn de Korte het rijk bestuurde, net een paar maanden overleden. Dat het geen koek en ei was tussen de broers blijkt uit een brief van een Angelsaksische monnik van de abdij van St.-Denis aan de koning. God, zo berichtte deze Cathwulf, verkoos Karel niet alleen tot eerstgeborene, maar had in al Zijn wijsheid ook besloten Karloman in het Eeuwige Koninkrijk op te nemen, zodat Karel alleenheerser werd over het aardse rijk van de Franken. Er had geen druppel bloed hoeven vloeien voor de eenwording van Francia. Historici bakkeleien tot op de dag van vandaag over de vraag of Karel de Grote de Voorzienigheid een handje geholpen heeft. In elk geval hoefde hij voor zijn eerste veldtocht tegen de Saksen aan niemand verantwoording af te leggen.

Karel wist door te stoten tot aan de Wezer en de Saksen tot overgave te dwingen, zo vermelden de Rijksannalen (zie kader op p. XX). Net als zijn illustere voorvaderen nam hij gijzelaars mee naar Francia om naleving van de vredesbepalingen af te dwingen. Maar vooral de vernietiging van de Irminsul, een heiligdom van de Saksen, en de aanzienlijke oorlogsschat die hij bij de offerplaats had buitgemaakt, zorgden voor de nodige wraakgevoelens.

4500 edelen onthoofd

Toen Karel de Grote in 773 zijn bakens naar Italië verzette – hij kwam de paus te hulp, die in onmin leefde met Lombardije – laaide het oproer in Saksen in alle hevigheid op. In 775 trok Karel met een grote cavalerie Westphalia binnen. Hij liet er volgens de Rijksannalen geen misverstand over bestaan wat dit keer zijn intenties waren. ‘Ik zal de wapens niet eerder laten rusten en het trouweloze en meinedige Saksenvolk zo lang beoorlogen tot het volledig is overwonnen, of geheel is uitgeroeid.’

Twee jaar later legde het merendeel van de Saksische adel in Paderborn zijn wapens neer en liet zich dopen. Volgens de Rijksannalen ging het om ‘vele duizenden van de heidense volkeren’ die zich publiekelijk tot het christendom bekeerden. Het belang van dergelijke bijeenkomsten was groot. De Karolingische Vergadering was de gelegenheid bij uitstek om besluiten te nemen, doopceremonies te houden, een leger in volle wapenuitrusting te verzamelen, geloofskwesties te beslechten en vrede te stichten.

Grote afwezige in Paderborn was Widukind, van wie we niet meer weten dan dat hij een Saksische hertog van Westphalia was die door het huwelijk van zijn zuster met Siegfried I de protectie van de Denen genoot. Hij had zich ontpopt tot de leider van de herleefde opstand tegen de Franken. Zijn oorlogshandelingen hadden veel weg van een hedendaagse guerrillatactiek, met kleine, mobiele legers die ver op Frankisch grondgebied opereerden.

In 782 slaagde Widukind erin een gelegenheidscoalitie te vormen van Saksen, Friezen en Wenden. Hij leverde slag bij de Sündel, een bergrug ten zuidwesten van Hannover. Het Frankische leger werd finaal in de pan gehakt. De reactie van Karel de Grote op deze nederlaag was meedogenloos. Vanwege hun eedbreuk en schending van de geloofsbelijdenis liet hij tijdens het bloedbad van Verden 4500 Saksische edellieden met het zwaard onthoofden. Hun zonen kwamen in de kloosters terecht, waar ze werden klaargestoomd voor de missie in de heidense en opstandige regio.

‘Ik zal het Saksenvolk net zo lang beoorlogen tot het is overwonnen of uitgeroeid’

Een jaar later hervatte Widukind de strijd met een klinkende overwinning bij Grotenburg op de Franken, maar aan de Hase bij Osnabrück moest hij in hen zijn meerdere erkennen. Het was zijn laatste grote slag. Er volgden nog twee jaren van guerrillastrijd, maar de steun van de lokale bevolking voor de opstandelingen brokkelde zienderogen af, zodat Widukind ook die ten slotte moest opgeven. In 785 legde hij voorgoed de wapens neer.

Widukind bekeerde zich na zijn nederlaag tot het christendom en redde daarmee ongetwijfeld het vege lijf. Tijdens zijn doop in Attigny in de Franse Ardennen trad Karel de Grote op als zijn peetoom. De Karolingers paarden hun meedogenloze militaire regime wel vaker aan een ideologie van vergevingsgezindheid (clementia) en piëteit voor de overwonnenen. Saksische edelen die zich bekeerden tot het christendom kregen hun geconfisqueerde bezittingen terug; doodstraffen werden omgezet in een gedwongen toetreding tot een kloosterorde. Einhard eerde in zijn Vita Karoli Magni het milde karakter van Karel de Grote: wijs, nobel en rechtvaardig.

Toch liet Karel de Grote in al zijn goedertierenheid de Saksen weinig keuze: de dood of het doopsel. Toen ook na de nederlaag van Widukind telkens weer brandhaarden van Saksisch verzet tegen de Frankische overheersing ontstonden, besloot Karel de Grote de geest van opstandigheid rigoureus te breken. Met massale deportaties van mannen, vrouwen en kinderen naar andere delen van het rijk wilde hij het stamverband ontregelen waaruit de Saksen zoveel kracht voor hun opstand hadden geput. Vooral in Bavaria kwamen veel Saksen terecht. Pas na 803 achtte Karel de Grote de tijd rijp om het gebied definitief te annexeren en te kerstenen.

Verdediger van de christenheid

Het christendom was de gemeenschappelijke cultuur waarmee het expanderende rijk van de Franken tot een bestuurbare eenheid moest worden gesmeed. Karel de Grote was een ambulant heerser; hij trok van residentie naar residentie, al hebben hedendaagse historici de mate van zijn reislust naar beneden bijgesteld. Een bestuurlijk netwerk van zendgraven of missi communiceerde zijn bevelen in het gigantische rijk, zoals die werden vastgelegd in de zogeheten capitulari.

Er zijn er 107 bewaard gebleven. Uit die bonte verzameling van ordonnanties blijkt een duidelijke intentie. Het Karolingische gezag respecteerde het lokale gewoonterecht in de geannexeerde gebieden, maar aan de christelijke grondslag van het recht werden geen concessies gedaan. Wie zich bezondigde aan heidense riten en gebruiken kon op de doodstraf rekenen. Eenzelfde lot was degenen beschoren die de kerk of haar gezagsdragers onteerden. En bovenal: bij disputen had de koning altijd het laatste woord.

Wie zich bezondigt aan heidense riten en gebruiken, krijgt de doodstraf

De keizerskroning van Karel de Grote in 800 beslechtte de lotsverbondenheid tussen het Karolingische koningschap en de kerk van Rome. Was de titel van imperator een initiatief van de paus? Of kwam die op verzoek van de Franken tot stand? Volgens zijn biograaf Einhard had Karel de Grote nooit de heilige stad betreden als hij geweten had dat de paus hem er tot keizer zou kronen, want behalve wijs en mild was hij ook bescheiden van aard.

Maar het heeft er alle schijn van dat de keizerskroning een jaar eerder was bekokstoofd, tijdens het concilie in Paderborn. Daar vond de ontmoeting plaats tussen Karel de Grote en Leo III, de geplaagde paus die na een mislukte aanslag op zijn leven de bescherming van de Karolingers zocht. Uitgerekend in het hart van de pas gekerstende regio accepteerde Karel de Grote de rol van defensor christianitatis, verdediger van de christenheid. Paderborn werd het epicentrum van de kerstening, zoals de eerste christenkeizer dat ooit met Constantinopel had gedaan.

Heiligverklaring

Karel probeerde met de stichting van nieuwe bisdommen en kloosters in Saksen de kerstening van het nieuwe rijksdeel vorm te geven. Behalve in Paderborn kwamen er nieuwe bisdommen in Halberstadt, Hildesheim, Verden, Minden, Münster, Osnabrück en Bremen. Missionarissen als Liudger en Willehad onderwezen de Saksen in de rechte leer. De christelijke feestdagen en heiligendagen zorgden voor een eenduidige tijdsindeling in de geannexeerde gebiedsdelen. En de relikwieën die naar Minden en Osnabrück werden overgebracht moesten voor de Saksen het leed om het verlies van hun paganistische geloofsovertuigingen verzachten. Tot op de dag van vandaag wordt in Enger in Noordrijn-Westfalen de vermeende sterfdag van Widukind op 6 januari samen met Driekoningen gevierd.

De Franken introduceerden het Latijn als voertaal van de ambtenarij, de rechtspraak en het onderwijs. In De litteris colendis, een richtlijn aan de kloosterorden en bisdommen, hamerde Karel de Grote op het belang van correct taalgebruik. In hun correspondenties getuigden de monniken en bisschoppen van de oprechtheid van hun geloof, maar ze deden dat in zulke lompe en boertige bewoordingen dat er paal en perk moest worden gesteld aan de vulgarisering van Gods woord. ‘Zij die ernaar streven God te behagen door goed te leven moeten niet vergeten Hem te behagen door goed te spreken,’ aldus Karel in zijn circulaire. Die educatieve missie werd de bakermat van de Karolingische renaissance, ook in Saksen.

De doop van door Karel overwonnen Saksen, verbeeld in een vijftiende-eeuwse miniatuur.

Karel de Grote kreeg in de loop van de geschiedenis verschillende rollen toebedacht, waarvan ‘Vader van Europa’ niet de minste is. Elk jaar eert de Europese gemeenschap hem door de uitreiking van de Karelsprijs als een boegbeeld van de Europese integratie. Aan zijn optreden tijdens de Saksenoorlogen hield hij vooral de titel van propagator fidei over (verbreider van het geloof). Ook de Saksen sloten die Karel uiteindelijk in hun hart. De dichter Poeta Saxo, van wie we de identiteit niet kennen, maar die in zijn epische gedicht getuigt van zijn Saksische afkomst, roemde Karel al aan het einde van de negende eeuw als de man die zijn stamgenoten de weg naar het Eeuwige Koninkrijk heeft gewezen. Zoals Mattheus het evangelie naar Ethiopië bracht en Thomas naar India, zo ontfermde Karel de Grote zich als de Apostel van de Saksen over hun zielenheil.

Geen kwaad woord valt er bij de Poeta Saxo te lezen over het bloedbad van Verden of de massadeportaties. In 1165 volgde de heiligverklaring van Karel de Grote door paus Alexander III, met 28 januari als zijn naamdag. Hij behoorde volgens een Middelnederlandse tekst uit de dertiende eeuw tot de ‘Negen besten’ van de wereldgeschiedenis, de koene ridder van de christenheid, een eer die hij moest delen met koning Arthur en Godfried van Bouillon. En voor de enkele Saks die nog met oud zeer zou zitten, had de kartuizer monnik Werner Rolevinck (1425-1502) in zijn Westfalenboek een schrale troost: ‘De roem, mijn lief Saksenland, heb je aan God Almachtig te danken, dat niemand anders je bedwingen kon dan deze man.’

Eric Palmen is historicus.

De eerste biografie van Karel

De Rijksannalen, ofwel de Annales regni Francorum, zijn een jaarlijkse kroniek van de Karolingen, vanaf de dood van Karel Martel (741) tot de eerste strubbelingen van de Successieoorlog (829). De anonieme auteurs waren goed geïnformeerd over het doen en laten van het Karolingische hof, zodat de annalen de allure hebben van een officiële geschiedschrijving, wellicht geïnitieerd door het hof.

De Vita Karoli Magni is de eerste biografie van Karel de Grote, geschreven in de aanvangsjaren van het bewind van Lodewijk de Vrome, zijn jongste zoon en opvolger. De auteur Einhard was een vertrouweling van Karel. Hij werd ook aangemerkt als een van de anonieme scribenten van de Rijksannalen, maar dat is een misvatting.

Beide bronnen zijn geïnspireerd door teksten uit de klassieke Oudheid. De Chronicon van Hiëronymus van Stridon (circa 347-420) stond wellicht model voor de jaarstructuur van de Annales regni Francorum. In de Vita Karoli herkennen we de biografische werken van Suetonius (circa 69-122), met name De vita Caesarum, maar ook De Oratore van Cicero. De Vita Karoli is een klassieke lofzang op het leven van Karel de Grote, die op chronologische wijze zijn daden (actus et mores) en prestaties (res gestas) voor het voetlicht brengt.

Hitler zag in Karel een verwante ziel

In 1935 ontstond in Hitler-Duitsland enige deining over de historische betekenis van Karel de Grote versus zijn tegenstrever Widukind. In Wittekind, een toneelstuk van amateurarcheoloog Edmund Kiß, werd Karel de Grote opgevoerd als een Sachsenschlächter. Partijideoloog Alfred Rosenberg herkende in Widukind een held van het voorchristelijke Germanendom en een ideaaltype van de bloed- en bodemideologie. In zijn rede voor de Niedersachsentag van 1934 stelde Rosenberg Hitler zelfs voor als de wederopstanding van de Saksische rebellenleider. ‘Vandaag de dag rijdt hertog Widukind weer door de wouden en dalen van Duitsland.’

Hitler tikte zijn partijideoloog intern op de vingers. Het Saarland moest zich in januari 1935 tijdens een referendum nog uitspreken voor aansluiting bij het Derde Rijk en tegen een vereniging met Frankrijk. De nazitop zat bepaald niet te wachten op de verheerlijking van een Saksische onafhankelijkheidsstrijder die de Saarlanders zou ontmoedigen om Heim ins Reich te komen. Tijdens zijn tafelgesprekken, onder anderen opgetekend door zijn privésecretaris Martin Bormann, bewonderde Hitler Karel de Grote juist vanwege zijn Ostpolitik. De Saksenoorlogen en het bloedbad van Verden waren een noodzakelijk kwaad voor de opbouw van een Germaanse volksgemeenschap. In Karel de Grote zag Hitler de krijgskoning die al vroeg het belang van Lebensraum in het oosten begrepen had.

Meer weten

Charlemagne. The Formation of an European Identity (2008) door Rosamund McKitterick.

King and Emperor. A New Life of Charlemagne (2019) door Janet Nelson.

Karl der Grosse. Gewalt und Glaube. Eine Biographie (2014) door Johannes Fried.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1-2021