Maria van der Hoeven is de meest onzichtbare minister in kabinet-Balkenende IV. Na haar jaren op Onderwijs is ze geparkeerd op het ministerie van Economische Zaken, dat sinds haar aantreden nog meer aan belang schijnt te hebben ingeboet. En je kunt bepaald niet zeggen dat de economie er florissant bij staat. Het is een beetje haar lijn. Toen ze minister van Onderwijs werd, zwoer ze een eind te maken aan de eeuwige reorganisaties en veranderingen in het onderwijs. De rust zou weerkeren – Maria van der Hoeven houdt van rust.
Helemaal blind voor de tekenen des tijds kon ze echter niet zijn. Toen heel Nederland zich zorgen begon te maken over het peil van het geschiedenisonderwijs en de inhoud van ‘onze’ identiteit, liet ze Frits van Oostrom c.s. een lijst opstellen van historische en culturele gebeurtenissen en begrippen waar kinderen op de basisschool vertrouwd mee moesten worden gemaakt: de Canon van Nederland.
Goed idee, vond iedereen. Ook aardig en inspirerend uitgewerkt, met voldoende lacunes om hele volksstammen Nederlanders aan het maken van hun eigen canon te zetten. Maria van der Hoeven nam glimlachend de vijftig vensters in ontvangst, waarna er weinig mee gebeurde. Rust. Er werd aangedrongen op uitvoering van de belofte de Canon verplicht te stellen. En ja, daar gaat de Tweede Kamer nu eindelijk over stemmen.
Dat is een cruciaal moment. Zolang er nog niets verplicht was gesteld, kon ook de discussie vrijblijvend zijn. Dat is voorbij. Wel 23 historici, onder wie vooral vakdidactici, tekenden onlangs protest aan. De Canon is onevenwichtig, soms ahistorisch, en valt niet te integreren met de bestaande verplichte indeling in de Tien Tijdvakken van Piet de Rooy. Het is volgens hen principieel onjuist op zo gedetailleerde wijze in te grijpen in de inhoud van het vak. Het bindt de docenten te veel. Ze moeten zich in alle mogelijke bochten wringen om Piet de Rooy met Frits van Oostrom te mixen.
De reactie van Frits van Oostrom op de bezwaren was nogal nonchalant: een beetje geschiedenisleraar draait zijn hand niet om voor de integratie van de twee systemen. Een tikje te nonchalant, want de Canon komt voor het grootste deel terecht op de basisschool. Nu we weten hoe het is gesteld met de kwaliteit van de jonge onderwijzers met betrekking tot basisvaardigheden als rekenen en taal, kunnen we moeilijk geloof hechten aan hun virtuositeit in het afstemmen van verschillende historisch-didactische methoden. Dat wordt een zootje.
De brief van de 23 historici ergerde me aanvankelijk. Altijd dat gezeik. Maar ik moet erkennen dat ze een punt hebben. Er moet beter worden nagedacht over de manier waarop de Canon kan functioneren binnen het kader van de Tien Tijdvakken. De oplossing ligt voor de hand: we zetten de commissie-De Rooy in één lokaal met de commissie-Van Oostrom en wachten tot er witte rook uit de schoorsteen komt.
In wezen is het gekrakeel over de Canon eerder een symptoom dan de ziekte zelf. De ziekte is natuurlijk het gebrek aan kennis van en belangstelling voor geschiedenis. Want hoewel de koortsachtige activiteiten en het succes van Historisch Nieuwsblad en het multimediaspektakel Verleden van Nederland zouden kunnen wijzen op een kentering – en in mijn meest optimistische bui houd ik die verschijnselen daar ook voor –, het is toch preken voor eigen parochie, dat wil zeggen voor een gezelschap oudere, goed opgeleide brave autochtone Nederlanders, die nog op het jaartal 1672 reageren als een hond van Pavlov met een massaal gescandeerd: ‘Redeloos, reddeloos, radeloos.’
De vraag is gerechtvaardigd of onder de in het hoofd gestampte jaartallen vroeger wél een warme belangstelling voor het verleden stak. Die zal net zo matigjes zijn geweest als nu. Maar in ieder geval werd in het onderwijs de schijn opgehouden. Dat lijkt me een goede zaak. Geschiedenis moet weer verplicht eindexamenvak zijn en het aantal lesuren moet zodanig worden uitgebreid dat er ruimte is voor De Rooy én Van Oostrom.
Dit artikel is exclusief voor abonnees