Home Dossiers De Opstand De beeldenstorm in de Nederlanden

De beeldenstorm in de Nederlanden

  • Gepubliceerd op: 8 augustus 2017
  • Laatste update 27 mrt 2024
  • Auteur:
    Henk van Nierop
  • 16 minuten leestijd
Beeldenstorm in 1566
Cover van
Dossier De Opstand Bekijk dossier

De beeldenstorm heeft altijd tot de verbeelding gesproken, eerst tot die van tijdgenoten en later tot die van historici. Deze orgie van geweld, gericht tegen objecten en symbolen, bracht koning Filips II ertoe de hertog van Alva met een leger naar de Nederlanden te sturen om de schuldigen te straffen en herhaling te voorkomen.

De beeldenstorm staat aan het begin van de Opstand en de Tachtigjarige Oorlog. Bijna alle historici schreven afkeurend over de gebeurtenissen, die ze beschouwden als een uiting van zinloos en barbaars geweld. Een uitzondering hierop vormen de marxistische historici, die er een mislukte proletarische revolutie in wilden zien.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De beeldenstorm riep veel vragen op: was hij een spontane uitbarsting van geweld of georganiseerd door de calvinistische kerkenraden? Wie waren de beeldenstormers? Uit welke sociale klassen waren ze afkomstig? Tegenwoordig heeft men meer belangstelling voor de symbolische betekenis van de beeldenstorm. Juist als dragers van betekenis waren beelden belangrijk. Het vernielen van beelden was in veel opzichten dan ook een rituele handeling.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De beeldenstorm begint

De beeldenstorm begon op het platteland van Zuidwest-Vlaanderen, een gebied waar veel arbeiders onder armoedige omstandigheden in de textielindustrie werkten. Op zaterdag 10 augustus 1566 preekte Sebastiaan Matte, een uit Engeland teruggekeerde protestantse vluchteling, voor een gehoor van ongeveer tweeduizend gewapende volgelingen bij het dorp Steenvoorde (tegenwoordig in Frankrijk). Na afloop van de hagenpreek drongen zo’n twintig toehoorders een nabijgelegen klooster binnen en sloegen er de beelden aan stukken.

De brekers waren mannen en vrouwen van alle leeftijden

In de daaropvolgende week vernielden rondtrekkende groepen beeldenstormers meer dan honderd kerken en kloosters in de zuidwesthoek. In Ieper, bijvoorbeeld, trokken op 16 augustus ‘diverssche sectarissen [ketters] en quaetwillighen van der stede, gheassisteert met diverssche vreemde sectarissen’ met geweld alle kerken en kloosters van de stad binnen.

Ze sloegen er de beelden, altaren, orgels en versieringen kapot, en verscheurden de liturgische boeken. De brekers waren mannen en vrouwen van alle leeftijden; kinderen bewerkten met hamertjes de beelden die op de grond lagen. Het geschrokken stadsbestuur, bang voor nog grotere ongeregeldheden, greep niet in.

Hagepreek buiten Utrecht, augustus 1566. Schoolplaat door J.H. Isings.
Hagepreek buiten Utrecht, augustus 1566. Schoolplaat door J.H. Isings.

De beeldenstormers trekken verder

Van het geïndustrialiseerde zuidwesten sloeg de beweging over naar Antwerpen, de grootste stad in de Nederlanden. ‘Maaiken, Maaiken, dit is uw laatste uitgang!’ hoorde men roepen toen op zondag 18 augustus tijdens de processie het Mariabeeld werd rondgedragen. Twee dagen later werden alle kerken er systematisch vernield, eerst de Onze-Lieve-Vrouwekerk en vervolgens de parochiekerken en de kloosters.

Het verwonderlijkste is echter dat ze zo weinig in aantal waren

Een ooggetuige schreef over de beeldenstormers: ‘Het verwonderlijkste is echter dat ze zo weinig in aantal waren, want ik zag er in sommige kerken niet meer dan tien of twaalf die braken, meestal kwajongens en ander gespuis: er stonden echter veel toeschouwers en aanstichters bij. In de stad zelf was alles zo rustig en stil, alsof er niets in de kerken te doen was geweest; de lieden stonden gekleed in hun deuren en zagen de beeldenstormers van de ene kerk naar de andere trekken, “Vive le geus” schreeuwende.’

Antwerpen vormde het centrum van een tweede golf beeldenstormen in het verstedelijkte westen van de Lage Landen, in Brabant en Vlaanderen, Zeeland en Holland. In Den Bosch, bijvoorbeeld, begon de beeldenstorm nadat bericht was over de gebeurtenissen in de Scheldestad. Ook in Amsterdam nam het geweld pas een aanvang nadat kooplieden in de beurs stukjes marmer en albast hadden laten zien, afkomstig van in Antwerpen stukgeslagen beelden.

Een derde golf van de beeldenstorm

Maar niet alle steden in het westen werden getroffen. Zo wisten de autoriteiten de orde te bewaren in steden als Rijsel (Lille), Brugge, Brussel, Leuven, Rotterdam, Dordrecht, Gouda en Haarlem. In stadjes en dorpen waar met het protestantisme sympathiserende edelen, zoals de heer van Brederode en de graaf van Culemborg, het gezag uitoefenden, waren het deze heren zelf die opdracht gaven de beelden te verwijderen.

Niet alle steden in het westen werden getroffen

Een derde golf van beeldenstormen vond plaats in de tweede helft van september in de relatief afgelegen noordoostelijke gewesten. Deze streken waren nog maar kortgeleden in de Habsburgse Nederlanden geïncorporeerd en de centrale regering in Brussel was er nooit in geslaagd de ketterij krachtig te bestrijden. Slechts weinig steden werden hier getroffen, en het was dikwijls op aandringen van de stedelijke autoriteiten dat de beelden hier op ordelijke wijze werden weggenomen. Het zuidoosten van de Nederlanden – de landelijke en in veel opzichten traditionele gewesten Luxemburg, Limburg en Namen – bleef voor de beeldenstorm gespaard.

Wonderjaar

De aanleiding voor de beeldenstorm lag in de politieke gebeurtenissen van het ‘Wonderjaar’ 1566. In april hadden de leden van het Eedverbond der Edelen de landvoogdes Margaretha van Parma een petitie aangeboden, waarin ze verzochten de anti-ketterijwetgeving te verzachten. Margaretha had hierop gereageerd door de afkondiging van een ‘moderatie’, een opschorting van de vervolgingen, tot Filips II hierop definitief zou hebben beschikt.

Hagenpreken trokken duizenden belangstellenden

Dit was het teken voor de calvinisten om uit de clandestiniteit tevoorschijn te komen en openlijk bijeenkomsten buiten de steden in de openlucht te organiseren. De hagenpreken trokken duizenden belangstellenden, zowel aanhangers van de calvinisten als nieuwsgierigen. Daaruit putten de leiders van de calvinistische ‘kerken onder het kruis’ moed om te proberen een werkelijke hervorming of reformatie van kerk en religie door te voeren. Het resultaat was de beeldenstorm.

Maar de beeldenstorm kwam in het woelige jaar 1566 niet uit de lucht vallen. De afkeer van niet alleen beelden, maar ook van alle afbeeldingen – schilderijen, gebrandschilderde glazen en retabels – en van alle voorwerpen die een rol spelen in de katholieke eredienst – altaren, hosties, miskelken, relieken en reliekschrijnen, liturgische boeken en gewaden – liggen dicht bij het hart van de protestantse Reformatie. Luthers medewerker Andreas Bodenstein von Karlstadt schreef en publiceerde tegen beelden en symbolen, en voerde in Wittenberg in 1522 de eerste beeldenstorm aan.

Het radicalisme van Bodenstein von Karlstadt

De iconoclastische theologie van Bodenstein von Karlstadt berustte op twee principes. De eerste was het letterlijk nemen van de bijbel en dus het gehoorzamen aan het tweede gebod van de wet van Mozes, die het maken van afbeeldingen verbiedt (Exodus 20:4 en Deuteronomium 5:8). Zijn tweede uitgangspunt was de onmogelijkheid zich de wereld van de Geest toe te eigenen door tussenkomst van het materiële, zoals de katholieke sacramentstheologie en -vroomheid veronderstellen.

Calvijn benadrukte dat de beelden door de overheid verwijderd dienden te worden

Luther veroordeelde Bodensteins radicalisme, maar diens ideeën werden opgenomen in de Zwitserse reformatie. Huldrych Zwingli preekte tegen de heiligen- en beeldenverering, met als resultaat dat in 1524 de magistraat van Zürich de afschaffing van de mis en de ordelijke verwijdering van de beelden beval. Het Zürichse patroon sloeg over naar andere steden in Zwitserland en Zuid-Duitsland. Na 1536 maakte Johannes Calvijn de verwerping van beeldenverering een speerpunt in zijn Instituties van de Christelijke religie. De Geneefse reformator benadrukte overigens dat de beelden door de overheid verwijderd dienden te worden en niet door spontane volksbewegingen.

Een negentiende-eeuws schilderij van de beeldenstorm door Johannes Hinderikus Egenberger.
Een negentiende-eeuws schilderij van de beeldenstorm door Johannes Hinderikus Egenberger.

De hugenoten

Vanuit Genève werd een groot aantal predikanten naar het officieel katholieke Frankrijk gestuurd, die daar illegale calvinistische gemeentes stichtten. In 1560 vernielden Franse calvinisten of hugenoten voor het eerst de beelden in de kerken van Rouen en La Rochelle. Gedurende de volgende twee jaren verspreidden de beeldenstormen zich over een groot aantal andere Franse steden.

In 1560 vernielden Franse hugenoten voor het eerst beelden in kerken

Net als in de Nederlanden vormden deze beeldenstormen in Frankrijk de aanleiding voor het uitbreken van de godsdienstoorlogen (1562-1598). Niet toevallig vond de beeldenstorm in de Lage Landen zijn oorsprong in het zuidelijke grensgebied. Sinds de Vrede van Cateau-Cambrésis (1559) waren de grenzen open en bestonden er intensieve contacten tussen de Franse hugenoten en hun Nederlandse geestverwanten.

Motieven voor de beeldenstorm

Wat waren de motieven van de beeldenstormers? Het is wel duidelijk dat calvinistische predikanten en leiders van de gereformeerde gemeentes bij het uitbreken van beeldenstormen een belangrijke rol hebben gespeeld. Vaak begon een beeldenstorm direct nadat er buiten in het veld was gepreekt. We weten weinig over de inhoud van de preken, maar de hagenpredikers moeten veelvuldig kritiek geleverd hebben op de mis en andere katholieke instellingen.

De hagenpredikers moeten veelvuldig kritiek geleverd hebben op katholieke instellingen

In sommige steden, zoals Middelburg, betaalden de kerkenraden werklui om de beelden ordelijk te verwijderen. Elders deden de calvinistische leiders juist hun best om de indruk te wekken dat ze niets met het geweld te maken hadden. In Amsterdam wandelden de leden van het consistorie ostentatief over de Dam voor het stadhuis terwijl de beelden in de Oude Kerk werden neergehaald.

De jonge calvinistische gemeentes hadden dan ook belang bij de beeldenstorm. De openbare preken trokken grote aantallen toehoorders naar het open veld, maar men kon voorzien dat de naderende herfst het buitenpreken onmogelijk zou maken. Een eerste motief van de beeldenstormers was dan ook praktisch: een dak boven hun hoofd. Kerkgebouwen binnen de steden vormden het meest voor de hand liggende antwoord op dit probleem. Die moest men dan wel eerst aan de calvinistische eisen aanpassen door de roomse ‘santenkraam’ eruit te slopen.

Religieus motief

Toen de gewezen mandenmaker Jan Arentsz voor het eerst in de nog niet gezuiverde Minderbroederskerk in Harderwijk preekte, verklaarde hij ‘dat men die beelden ende cyraedt der kercken ewech soll nemen’ – een verlangen waaraan zijn toehoorders na afloop van de preek prompt gehoor gaven. Tekenend is ook dat tijdens het stormen in het stadje Elburg de doopvont, de preekstoel en de vrouwenbanken, nodig voor de protestantse eredienst, werden gespaard. Maar uiteindelijk lag de ambitie van de calvinistische leiders veel hoger: niet een kerkgebouw naast de bestaande katholieke kerken, maar het betrekken van alle kerkgebouwen en de plaats innemen van de oude kerk.

Vooral afbeeldingen van God de Vader, de Zoon of de Heilige Geest wekten hun afkeuring op

Een tweede motief was voor sommige beeldenstormers wraak op de geestelijkheid, die zich had ingelaten met de vervolgingen van de religieus dissidenten. Zo schreef Gentse kroniekschrijver Marcus van Vaernewijck dat de beeldenstormers hun actie zagen als een ‘wederwraeke […] daer tgeestelicke ons veel meer schade ende (h)inder gedaen heeft, ja, onsprekelic jammer, brekende duer haer vervolghen die beelden, die Godt zelve ghemaect hadde, […] te weten soms ons naeste vrienden, vaders ende moeders, zusters ende broeders’.

Maar de voornaamste motivering van de beeldenstormers was religieus. De calvinisten waren fundamentalisten, die het in de bijbel geopenbaarde woord Gods letterlijk namen. Zij moesten daarom het tweede gebod gehoorzamen, dat het maken van gesneden beelden met zoveel woorden verbiedt. Vooral afbeeldingen van God de Vader, de Zoon of de Heilige Geest wekten hun afkeuring op.

Afkeuring jegens beelden

Ze hadden eveneens grote bezwaren tegen de verering van Maria en andere heiligen. Was het in de katholieke vroomheid gewoonte zich tot de heiligen te wenden om voorspraak, protestanten richtten zich in het gebed direct tot God. En ten slotte moest de mis het ontgelden als een duivels spel en afgodendienst. Alles wat nodig was voor de eucharistieviering, zoals altaren, vaatwerk, sacramentshuizen en niet te vergeten de gewijde hostie zelf, moest ten minste worden verwijderd en bij voorkeur in het openbaar worden vernietigd.

Beeldenstormers urineerden in het gewijde vaatwerk en besmeurden altaardoeken met hun uitwerpselen

De vernieling van de beelden en andere objecten in de katholieke kerken had een polemisch en didactisch doel. Zo konden de beeldenstormers demonstreren dat zulke voorwerpen slechts stof waren, gespeend van elk sacraal of magisch karakter. Ze bespotten de heiligenbeelden, vertrapten de gewijde hostie en verbrandden relieken zonder dat deze levenloze zaken zich blijkbaar konden verdedigen. Beeldenstormers in Den Bosch, die een beeld van Sint-Antonius in het vuur hadden gegooid, riepen spottend: ‘Tonisken, wermt u wel, want gi sijt maerschalk van den vuer: verlost u selven, of gi cont!’

Een calvinist uit Middelburg die de hosties vertrapte riep uit: ‘Wat Goeikens [godekens] dit volck heeft! Waer hy Godt, hy mochte my myn teenen afbyten!’ Dit soort praktische lessen in de machteloosheid van het stoffelijke waren waarschijnlijk niet alleen bedoeld om katholieken te overtuigen, maar ook bestemd voor de beeldenstormers zelf. De ontheiliging van sacrale objecten had een sterk ritueel karakter. Hoe heiliger de voorwerpen, des te meer ze werden ontwijd. Beeldenstormers urineerden in het gewijde vaatwerk en besmeurden altaardoeken met hun uitwerpselen. De protestantse graaf van Culemborg voerde hosties aan zijn papegaai.

Een religieus experiment

De gevolgen van de beeldenstorm waren op korte termijn gunstig voor de protestanten. Op langere termijn waren ze rampzalig. Op 23 augustus 1566, tijdens het hoogtepunt van de beeldenstormen in de steden in het westen, legaliseerde Margaretha van Parma, hevig geschrokken van het geweld, de hagenpreken. Voortaan mochten de calvinisten hun bijeenkomsten houden op die plaatsen buiten de steden waar deze tot dan toe hadden plaatsgevonden. Haar concessie omvatte te weinig en kwam te laat. De calvinisten waren intussen doorgedrongen in de steden en hadden zich in de kerken geïnstalleerd. Met minder wilden ze zich niet tevredenstellen.

Voortaan zouden katholieken en protestanten vreedzaam naast elkaar hun diensten houdenBehalve een doelgerichte vernieling was de beeldenstorm ook een symbolische acte de présence geweest. Om de stadsbesturen in staat te stellen de orde te handhaven, kwamen stadhouders als Willem van Oranje, Egmond en Horne de calvinisten veel verder tegemoet dan de landvoogdes had toegestaan. In sommige steden werd de calvinisten een kerk toegewezen waar ze hun diensten mochten houden. Daar stond tegenover dat de katholieke kerken, die overal na het geweld uit voorzorg gesloten waren, weer open zouden gaan. Voortaan zouden katholieken en protestanten vreedzaam naast elkaar hun diensten houden. Vijandigheden tussen beide groepen werden streng verboden, evenals verdere beeldenstormen.

Zo kwam in het najaar van 1566 een uniek experiment tot stand, waar beide religies in vrede naast elkaar bestonden en gelijke rechten en vrijheden genoten. Onder andere in Antwerpen, Utrecht en Amsterdam betrokken de calvinisten eerder door henzelf ‘gezuiverde’ kerken binnen de muren. Elders werden dicht bij de stad gelegen loodsen, schuren en zoutketen voor de protestantse dienst in gereedheid gebracht. Ten noorden van de grote rivieren ontstonden nu overal gereformeerde kerkenraden, zoals die in het zuiden al enige jaren langer bestonden. In de van beelden gezuiverde, sobere protestantse kerken werden kinderen gedoopt, doden begraven en werd het Heilig Avondmaal gevierd.

Margaretha van Parma.
Margaretha van Parma.

De strijd wordt hervat

De periode van godsdienstvrijheid was van korte duur. De regering in Brussel kreeg de beschikking over geld om troepen te werven en zette militaire middelen in tegen de calvinisten. Een geuzenlegertje werd onder de muren van Antwerpen verslagen en regeringstroepen namen Valenciennes en Den Bosch in, steden waar de calvinisten de macht hadden gegrepen.

Alva stelde een krachtig repressieapparaat in om de boosdoeners te straffen

Toen het bericht kwam dat de koning aan het hoofd van een groot leger zelf naar de Nederlanden zou komen om de beeldenstormers te straffen, namen vele tienduizenden die zich met de beeldenstorm of de organisatie van de gereformeerde gemeentes hadden beziggehouden de benen naar Engeland, Oost-Friesland of de protestantse steden in het Rijnland en de Palts.

In het voorjaar van 1567 werden alle concessies teruggedraaid die de protestanten in het Wonderjaar hadden verworven. Enkele maanden later arriveerde de hertog van Alva aan het hoofd van een troepenmacht. Hoewel Margaretha van Parma de orde al had hersteld, stelde Alva een krachtig repressieapparaat in om de boosdoeners te straffen.

Nederlandse Opstand

De Raad van Beroerten vervolgde niet alleen wie zich aan het beeldenstormen had schuldig gemaakt, maar ook de autoriteiten die door hun toegeeflijke houding de gewelddaden hadden uitgelokt. Egmond en Horne, die door Filips II verantwoordelijk werden gehouden, werden gearresteerd, berecht en ter dood gebracht; Willem van Oranje onttrok zich aan hetzelfde lot door naar Duitsland te vluchten. Daar stelde hij zich aan het hoofd van de Nederlandse vluchtelingen. In 1568 waagde hij een eerste gewapende inval op Nederlands gebied, die rampzalig afliep. In 1572 had hij meer geluk en veroverde hij een bruggenhoofd in Holland en Zeeland. De Nederlandse Opstand was begonnen.

Erger dan Joden en Turken

Een anonieme kloosterzuster uit ‘s-Hertogenbosch, die de beeldenstorm aan den lijve meemaakte, schreef erover in haar dagboek. 

‘Zo preekte hij [de calvinistische predikant] buiten tot op de 22e dag van augustus; toen kwam het bericht op een donderdag, ’s avonds omtrent vijf of zes uur, dat in Antwerpen alle kerken en kapellen en kloosterkerken vernield waren. En toen gingen ze hier ook in de Sint-Janskerk aan het werk onder het Lof en dat duurde de hele nacht en ze sloegen de altaren en de vergulde beelden allemaal aan stukken. En ze deden hun behoefte in de kisten van de priesters en ze verscheurden de boeken. En wij waren de hele nacht heel bang. Want we meenden elk ogenblik dat ze in ons klooster kwamen. Maar toen de dag kwam, verdeelde de menigte zich.

Sommigen liepen naar de mannenkloosters en verder naar de vrouwenkloosters en de anderen hielden de Sint-Janskerk bezet. En ze kwamen uit de Minderbroederskerk in onze kerk [van het klooster Mariënburg] op de Uilenburg omtrent vier uur ’s middags op de dag voor Sint-Bartholomeus, een vrijdag. En daar kwamen ze als verwoede mensen binnen. En ze smeten alles aan stukken, te weten vier gesneden vergulde altaarstukken en de zitbanken en kasten en alle houtwerk die daar waren. En toen ze daar niets meer te doen hadden, kwamen ze op het zusterkoor, daar smeten ze mooie stukken in tweeën en veel boeken en ze namen de doeken en kloostersluiers en mantels en die hebben ze allemaal meegedragen. En waar ze Onze-Lieve-Heer vonden geschilderd, daar smeten ze meer naar dan naar de andere voorstellingen; ja een kruisbeeld wilden ze bovenal niet zien.

Och, joden en Turken zouden nauwelijks doen wat zij gedaan hebben. En toen ze hun ware aard hier genoeg hadden getoond, kwamen ze van het koor naar het klooster door de gang rond de kloosterhof en smeten daar de glazen kapot. En met groot gedruis en geroep kwamen ze als wilde mensen en zeiden “Vive le geus”, maar toen ze ons zusters zagen, die daar als verslagen mensen bijeen zaten: de een huilde, de ander riep zo veel mogelijk God aan en sommige waren alsof ze de dood op de hals hadden. En toen ze dit zagen, zeiden ze bedremmeld: “weest tevreden, wij zullen jullie niets doen, maar jullie moeten de godekens [heiligenbeelden] niet meer dienen, of we zullen jullie hetzelfde morgen opnieuw spelen.” En men zou ons andere oversten en religieuze leiders geven, zodat wij geen toverij meer konden bedrijven. Want van de mis of andere dienst wilden ze niet horen.’

Bron: Kroniek eener kloosterzuster van het voormalig Bossche klooster ‘Mariënburg’ over de troebelen te ‘s-Hertogenbosch e.e. in de jaren 1566-1575 door Ed. H. van Alfen (1931)

Overal waar de opstandelingen zich in 1572 en latere jaren vestigden, vernielden de watergeuzen en andere rebellentroepen de interieurs van de katholieke kerken die ze daar aantroffen. De katholieke geestelijken ontvluchtten het gebied van de rebellen of liepen over naar de protestanten. In de leeggeplunderde kerkgebouwen organiseerden de calvinisten hun diensten, aanvankelijk voor zeer kleine groepjes volgelingen.

De mis werd niet meer opgedragen en werd al snel verboden. Ook in de zogenoemde calvinistische republieken, die in de grote steden van Brabant en Vlaanderen vanaf 1577 werden uitgeroepen, werd het katholicisme verboden en werden de kerken geschikt gemaakt voor de gereformeerde dienst van woord en gebed. Zo bracht de Opstand een tweede beeldenstorm, die qua karakter verschilde van de beweging van 1566. Nu werden de kerken leeggehaald door geuzensoldaten of op bevel van de revolutionaire calvinistische stadsbesturen.

Gevolgen van de beeldenstorm

In de noordelijke gewesten, die na verloop van tijd de Republiek der Verenigde Nederlanden gingen vormen, zou deze toestand ongewijzigd blijven. Nog steeds kan men er de oorspronkelijk katholieke, laatmiddeleeuwse kerkgebouwen bewonderen met hun kale en sobere interieurs, die een geheel eigen charme hebben. Maar duidelijk zichtbaar is dat deze gebouwen een radicale functieverandering hebben ondergaan.

Zeventiende-eeuwse kerkinterieurs getuigen van het geweld dat eens heeft plaatsgevonden

Het op het oosten gerichte koor speelt geen rol bij de in het midden van het schip rond de kansel geconcentreerde prediking. Ook de vele aan de muren en kolommen bevestigde lege nissen vertellen hun eigen verhaal. De zichtas van het gebouw, voorheen op het hoogaltaar in het koor gericht, is negentig graden gedraaid en is nu gecentreerd op de kansel, waar de geopende statenbijbel de overwinning van het Woord op het beeld symboliseert.

Maar ook in de gewesten die door de hertog van Parma werden heroverd, het huidige België, getuigen de kerken van de radicale breuk die in de zestiende eeuw heeft plaatsgevonden. Tijdens het weer oplevende katholicisme van de katholieke Contrareformatie moesten de leeggehaalde en geruïneerde kerkgebouwen opnieuw versierd worden, rijker en triomfantelijker dan tevoren. De zeventiende-eeuwse barokke kerkinterieurs in de middeleeuwse gotische gebouwen getuigen op een andere, maar niet minder duidelijke wijze van het geweld dat hier eens heeft plaatsgevonden.

Meer weten

  • Een overzicht van de beeldenstormen in de verschillende Nederlandse steden en dorpen, met verwijzingen naar gepubliceerde lokale bronnen en literatuur, is te vinden in De Beeldenstorm door J. Scheerder (1974, herdruk in 1978).
  • Een controversiële marxistische interpretatie van de gebeurtenissen in het Wonderjaar is Het hongerjaar 1566 door Erich Kuttner (1949; herdrukken in 1964, 1974 en 1979).
  • De mentaliteit en de rol van de predikanten bij hagenpreken en beeldenstormen staan centraal in Calvinist preaching and iconoclasm in the Netherlands, 1544-1569 door Phyllis Mack Crew (1978).
  • De beste studie van het iconoclasme in Europees perspectief is War against the idols. The reformation of worship from Erasmus to Calvin door Carlos M.N. Eire (1986).
  • De eerste die aandacht vroeg voor de symbolische en rituele aspecten van de beeldenstormen in Frankrijk was Natalie Zemon Davis in haar artikel ‘The rites of violence’ in Society and culture in early modern France. Eight essays (1975). Deze manier van kijken is voor Nederland toegepast door Alastair Duke in ‘De calvinisten en de “paapse beeldendienst”. De denkwereld van de beeldenstormers in 1566’ in Mensen van de Nieuwe Tijd. Een liber amicorum voor A. Th. van Deursen onder redactie van M. Bruggeman e.a. (1996).
  • De betekenis van de beeldenstorm voor de Nederlandse kerkelijke kunst wordt behandeld door David Freedberg in zijn artikel ‘De kunst en de beeldenstorm ca. 1525-1580: de Noordelijke Nederlanden’ in Kunst voor de beeldenstorm. Noordnederlandse kunst 1525-1580. Catalogus door J.P. Filedt Kok e.a (1986).