Home De aanvaarding van de abortuswet in de Tweede Kamer

De aanvaarding van de abortuswet in de Tweede Kamer

  • Gepubliceerd op: 26 september 2005
  • Laatste update 13 nov 2023
  • Auteur:
    Floor Bal
  • 6 minuten leestijd
De aanvaarding van de abortuswet in de Tweede Kamer

Met twee stemmen verschil werd op 18 december 1980 het controversiële wetsvoorstel-Ginjaar/De Ruiter aangenomen. Met de Wet Afbreking Zwangerschap werd onze huidige abortuswetgeving geregeld, inclusief de vijf dagen bedenktijd. In 2005 sprak Historisch Nieuwsblad Job de Ruiter, indertijd minister van Justitie: ‘Zeker binnen de rooms-katholieke hoek lag het voorstel uiterst moeilijk.’

Het was zijn vrouw Jannien Been die in december 1977 door Willem Aantjes benaderd werd met de vraag of zij staatssecretaris van Justitie in het kabinet-Van Agt/Wiegel wilde worden. Ze was een geschikte kandidaat: al jaren lokaal politiek actief voor de christelijke Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en bovendien juriste. ‘Maar ze zag het niet zitten’, vertelt Job de Ruiter (75). ‘Ze stelde voor dat ik het zou doen. Daarop ben ik gevraagd als minister van Justitie.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De keuze voor een minister van Justitie was een moeilijk punt bij de formatie van het kabinet. Alle betrokkenen waren het erover eens dat het nieuwe kabinet van christen-democraten en liberalen zich over de abortuskwestie moest buigen. Een hardliner als minister zou alleen maar voor problemen zorgen. Dus viel de keuze op De Ruiter; hij werd indertijd beschouwd als vooruitstrevend binnen ARP-kringen. Toen hij werd gevraagd was De Ruiter net een jaar rector-magnificus van de Vrije Universiteit; daarvoor had hij gewerkt als hoogleraar en rechter.

Breinaald

Al zo’n tien jaar vanaf 1967 probeerden verschillende vrouwengroeperingen abortus op de politieke agenda te krijgen. De abortuswet stond zwangerschapsafbreking in die tijd alleen toe bij een medische indicatie, bijvoorbeeld als het leven van de aanstaande moeder door de zwangerschap in gevaar kwam. Organisaties als Man-Vrouw-Maatschappij (MVM) en Vrouwencontact wilden abortus helemaal uit het Wetboek van Strafrecht hebben. Vanaf 1970 mengde de actiegroep Dolle Mina, bekend van de kreet ‘Baas in eigen buik’, zich in de strijd.

Met de emancipatiebeweging begon ook de publieke opinie te veranderen. In 1968 vond 38 procent van de Nederlandse bevolking abortus onaanvaardbaar, twee jaar later nog maar 11 procent. Het was dan ook niet toevallig dat artsen het begrip ‘nood’ steeds meer gingen oprekken. Vrouwen die door de ongewenste zwangerschap psychisch in de problemen kwamen, werden door sommige artsen behandeld. In november 1971 opende de Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking (Stimezo) een abortuskliniek in Arnhem en al snel kwamen er andere klinieken in de rest van het land. Vrouwen waren nu niet meer aangewezen op de ziekenhuizen, waar artsen soms weigerden de ingreep te doen. Al werden er bijna geen artsen meer vervolgd voor aborteren, toch liepen zij nog altijd het risico om voor de rechter te komen.

De wetgeving liep sterk achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan. Job de Ruiter wist dat hij zich als minister van Justitie met een nieuwe abortuswetgeving zou bezighouden. Dat was op dat moment nodig. ‘Voor mij is het belangrijk dat wetten geen puur intellectueel product zijn, maar dat ze altijd in een nauw contact met de maatschappij staan, en dat gold ook hiervoor. Je ziet dat in landen waar abortus helemaal verboden is vrouwen hun toevlucht nemen tot methodes als de breinaald. Dat betekent niet dat ik pro-abortus ben. Puur persoonlijk zou ik nooit tegen een familielid, mijn dochter bijvoorbeeld, zeggen: “Aborteer maar”. Maar het gegeven was dat abortus bestond en dat je daar binnen de grenzen van de wetgeving een oplossing voor moest vinden.’

Voordat hij besloot minister te worden, sprak De Ruiter eerst met aanstaand minister-president Dries van Agt. ‘Ik heb hem gevraagd hoe hij tegenover de abortuskwestie stond. Op dat punt werd ik volkomen gerustgesteld. Hij zei dat hij geen rigide standpunten zou gaan innemen. Ik had die baan niet genomen als er geen basis was geweest om tot een wet te komen.’ De Ruiters sprak niet zomaar met Van Agt; tijdens zijn tijd als minister van Justitie in het kabinet-Den Uyl had Van Agt in 1976 geprobeerd de abortuskliniek Bloemenhove te laten sluiten. Doordat groepen vrouwen de kliniek bezetten, werd de sluiting voorkomen. De kliniek was Van Agt een doorn in het oog omdat er ook na drie maanden nog zwangerschappen werden afgebroken, iets waar hij fel tegen was.

Bedenktijd

Vrijwel direct na zijn aanstelling als minister ging De Ruiter samen met de minister van Volksgezondheid, de in 2003 overleden VVD’er Leendert Ginjaar, aan het werk. ‘Het bleek dat we het helemaal eens waren. We wisten allebei dat we niet in het oude debat terecht moesten komen waarop eerdere wetsvoorstellen waren gestrand. We hebben toen een aantal voorwaarden vastgesteld waaronder abortus niet strafbaar was. Zo moest er vijf dagen zitten tussen het moment dat een vrouw haar arts bezocht en de ingreep zelf. De grens voor zwangerschapsonderbreking kwam op dertien weken te liggen.’

Het wetsvoorstel stuitte op weerstand van de linkse partijen en de vrouwenorganisaties. Zij vonden dat abortus helemaal vrij van beperkingen moest zijn. Vooral de vijf dagen bedenktijd leverden veel verzet op. ‘Ginjaar en ik vonden het toch nodig om een signaal te geven dat abortus iets anders is dan een biscuitje eten. Het is een ingrijpende beslissing en we wilden vrouwen de kans geven daar even over na te denken.’

De Ruiter vindt in 2005 nog steeds dat Ginjaar en hij onevenredig veel commentaar hebben gekregen. ‘Ik vermoed dat een deel puur politiek was, want ons ontwerp ging verder dan welke buitenlandse wet ook. De sociaal-democraten vonden het zwaar te verteren dat juist de door hen verfoeide regering met een abortuswet kwam.’

Ook binnen het CDA was er veel kritiek. ‘Zeker binnen de rooms-katholieke hoek lag het voorstel uiterst moeilijk. Ik heb het stoutmoedige vermoeden dat de wet er zonder de linkse tegenstand zelfs nooit was gekomen. Als ik die vijf dagen bedenktijd had weggelaten, was de wet binnen het CDA nooit geaccepteerd. Maar door de felle kritiek van de linkerzijde werd dat gezien als een teken dat op de zuiverheid van de besluitvorming werd gelet. Bovendien was het beter om dit voorstel te accepteren dan te wachten tot er een veel verdergaand voorstel van de linkse partijen zou komen.’

En zo kwam het dat het wetsvoorstel-Ginjaar/De Ruiter op 18 december 1980 nipt door de Tweede Kamer werd aangenomen. Op 28 april 1981 kwam het met maar één stem verschil door de Eerste Kamer. De Ruiter kijkt tevreden terug op zijn werk. ‘Vooral omdat de structuur van de wet na al die jaren niet veranderd is. Het heeft rust in de tent gebracht.’