H.L. Wesseling
Zoon en vader/ Vader en zoon
312 p. Prometheus/ Bert Bakker, € 24,95
Henk Wesseling schreef een boek in twee delen: een over zichzelf en een over zijn vader. Het boek over zijn vader speelt zich af in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Het autobiografische deel is veel persoonlijker en geschreven met veel ironie. Op het eerste gezicht lijkt het daarom alsof de lezer twee boeken heeft gekregen voor de prijs van één.
Wesseling is geboren in 1937 en beschrijft zijn jonge jaren in een katholiek milieu in Den Haag en zijn studententijd in het Leiden van de jaren vijftig. Met veel gevoel voor detail en sfeer schetst Wesseling een schrale jeugd. Zijn moeder moest vanaf 1947 als weduwe het gezin draaiende houden. De jonge Wesseling mocht niet meezingen in het koor, wél deed hij zijn best op school; hij hield niet van sport en haalde bij de padvinderij het insigne ‘Kok’. Zijn middelbareschooltijd volbracht hij op het Aloysius College. Een tamelijk normale Haags-roomse jeugd, kortom.
De ware levensvreugde komt pas aan bod in de beschrijving van zijn studententijd in Leiden. Iedereen die iets wil weten over de academische gewoontes, het intellectuele klimaat en de ontdekking van het andere geslacht in de jaren vijftig is hier aan het goede adres. Zeer verhelderend is Wesselings beschrijving van de manier waarop intellectuele katholieke jongeren langzaam maar zeker van hun geloof vielen. Het was een langdurig en gecompliceerd proces, dat langs gespreksgroepen en het existentialisme voerde. Wesseling beschrijft het onderkoeld. Ik heb de indruk dat hij de scherpe kantjes weglaat: ‘Het loslaten van de religie was een tijdrovend en soms pijnlijk proces, maar er waren er weinigen die het niet hebben doorgemaakt.’
Curieus is zijn constatering: ‘Ik heb van de jaren zestig nooit iets gemerkt en van de jaren zeventig evenmin en dat wou ik ook maar zo houden.’ Dat is wel heel onwaarschijnlijk, en gelukkig levert hij zelf bewijs van het tegendeel met de volgende anekdote: ‘Het was een heel mooie studente en het werd een zeer warme zomer, wat tot gevolg had dat zij iedere dag iets minder aan had en de belangstelling om haar te helpen iedere dag toenam.’ Zonder de jaren zestig en zeventig zou een dergelijke passage in de memoires van een Leidse hoogleraar volstrekt ondenkbaar zijn geweest.
De beschrijving van Wesselings carrière als hoogleraar is het minst spannende deel van het boek. Die is soms plichtmatig en de dingen die veel lezers graag willen weten – zijn relatie met het Koninklijk Huis, Willem-Alexander en Freddy Heineken – blijven helaas ongenoemd. Aan de andere kant is hij (bijna) te bescheiden over zijn onmiskenbare kwaliteiten als docent of kritisch en toegewijd promotor.
De delen over Wesseling senior vormen een voorbeeldige studie naar de conflictueuze wereld van het politieke katholicisme in eerste helft van de twintigste eeuw. C.D. Wesseling (1875-1947) was actief in onderwijs, journalistiek, politiek en in de marges van de financiële wereld. Gaandeweg kwam hij in conflict met de moederkerk. Hij was van mening dat de RKSP moest samenwerken met de SDAP. Dat was voor het episcopaat een brug te ver.
Vanaf 1923 was Wesseling senior niet meer welkom in de partij en begon hij een zwerftocht langs clubjes en dissidente partijen. Hij had moderne standpunten en waarschuwde al vroeg voor het gevaar van fascisme en nationaal-socialisme. Omdat het episcopaat afscheiding met alle mogelijke middelen bestreed was de politieke carrière van Wesseling gedoemd te mislukken. Zijn zoon beschrijft het met heldere pen en op basis van uitputtend archiefonderzoek. Je zou bijna betreuren dat hij zich niet vaker aan dit soort onderzoek heeft gewijd.
Zijn dit nu inderdaad twee boeken voor de prijs van één? Nee, want wie goed leest en een beetje amateurpsychologie niet schuwt kan een aantal duidelijke lijnen ontwaren. Vader en zoon zijn beiden levensgenieters met groot schrijftalent en analytisch vermogen. Op het eerste gezicht lijkt er een groot verschil te zijn tussen de conflictueuze vader en de ogenschijnlijk zo inschikkelijke zoon. Ik denk echter dat junior bepaalde lessen uit vaders leven heeft getrokken. Zo wordt het boek toch nog één geheel, dat zijn geld zeker waard is.
Willem Melching is docent nieuwste geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
Dit artikel is exclusief voor abonnees