De Roemenen maken in het stemhokje een ruk naar rechts. Presidentskandidaat Călin Georgescu verheerlijkt antisemitische nationalisten uit het verleden, zoals de tijdens het interbellum populaire Capitan van de IJzeren Garde. Maar wie was deze Corneliu Zelea Codreanu en wat wilde hij?
Corneliu Zelea Codreanu was misschien wel de knapste fascist van het interbellum. Zeker wanneer je hem vergelijkt met mannen als Mussolini en Hitler. Wie kijkt naar foto’s van de Roemeense activist, politicus en grondlegger van de fascistische IJzeren Garde ziet een aantrekkelijke jongeman met staalblauwe ogen en een golvende haardos.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Vriend en vijand waren onder de indruk van zijn charismatische voorkomen. Er zijn verslagen bekend van door de IJzeren Garde georganiseerde bijeenkomsten op het Roemeense platteland, waarbij Codreanu in een wit gewaad gezeten op een wit paard – kruis in de hand en een zakje Roemeense aarde rond de nek – in de schemering ten tonele verscheen en door dorpelingen werd aangezien voor de belichaming van de aartsengel Michaël.
Dat was niet geheel toevallig, want de IJzeren Garde had de Roemeens-orthodoxe kerk hoog in het vaandel staan en had een mystieke cultus in het leven geroepen rondom aartsengel Michaël en leider Codreanu. De Garde kende ook semi-religieuze initiatierituelen en ‘bloedsbroederschappen’. Met deze christelijke oriëntatie was Codreanu’s beweging een vreemde eend in de fascistische bijt van het interbellum. Andere ideeën van de Gardisten waren wel ‘traditioneel’ fascistisch: ze zagen zichzelf als wegbereiders van ‘de nieuwe generatie’ van Roemenen en streefden naar ‘culturele zuivering’ en een ‘nationale wedergeboorte’. Desnoods met geweld.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Annexaties na de Eerste Wereldoorlog
Eind jaren dertig was Codreanu’s ster hoog gerezen. De IJzeren Garde zou in 1937 zo’n 270.000 leden hebben geteld en in datzelfde jaar behaalde de partij bijna een half miljoen stemmen tijdens de parlementsverkiezingen (16 procent van het electoraat).
Dat een fascistische partij zo groot kon worden in Roemenië lijkt op het eerste oog onlogisch. Het Koninkrijk Roemenië kwam als een van de winnaars uit de Eerste Wereldoorlog. In tegenstelling tot Hitler en Mussolini hadden de Roemenen weinig te klagen over de naoorlogse vredesverdragen. Sterker nog, Roemenië verdubbelde in omvang en inwoneraantal dankzij de annexatie van de landsstreken Transsylvanië, Boekovina en de Banaat van Oostenrijk-Hongarije en Bessarabië van het Russische Rijk. Alle etnische Roemenen waren verenigd binnen de landsgrenzen en daarmee was een droomwens van Roemeense nationalisten in vervulling gegaan.
Maar het geheel was niet noodzakelijkerwijs groter dan de som der delen. Voor de oorlog was het koninkrijk etnisch (en religieus) vrijwel homogeen geweest, maar na de oorlog kende Roemenië diverse minderheden. In de eerste naoorlogse volkstelling identificeerde driekwart van de 18.000.000 inwoners zich als Roemeen, maar de vakjes Hongaar, Duitser en Jood werden ook elk door zo’n 5 procent aangekruist. Een derde van de inwoners van Transsylvanië en de Banaat was respectievelijk Hongaar of Duitser. Joden vormden een kwart van de bevolking van de grote steden. Dat zorgde voor onderhuidse spanningen. Roemenen hadden het idee dat deze minderheden onterecht waren voorgetrokken toen deze landsdelen nog onderdeel uitmaakten van Oostenrijk-Hongarije. Ze vervulden lucratieve stedelijke ambachten en beroepen, terwijl de meeste Roemenen op het platteland werkten.
Roemenen hadden het idee dat minderheden onterecht waren voorgetrokken
De Nationaal-Liberale Partij, die in het eerste decennium na de Eerste Wereldoorlog onafgebroken de premier leverde, zag hoger onderwijs als het beste middel om de grieven van de Roemenen te adresseren. Tienduizenden eerste generatie studenten trokken van het Roemeense platteland naar de grote steden. Dat leek een winnende strategie. Diverse pogingen om een fascistische partij naar Italiaans model op te richten kregen nooit meer dan een handjevol volgelingen en ook de communistische partij was een splintergroepering. Oproepen tot radicale sociaal-economische veranderingen bleven aan dovemansoren gericht. Enerzijds omdat de Roemeense economie het relatief goed deed en anderzijds omdat de Roemenen er vertrouwen in hadden dat de grote middenpartijen hun problemen zouden oplossen.
Antisemitische studenten
Maar er was een onderwerp waar rechtse partijen wel met succes op bleven hameren: de immigratie van Joden. Die was in de loop van de negentiende eeuw gegroeid en Joden werden afgeschilderd als een bedreiging voor de Roemeense maatschappij, omdat ze banen en woningen zouden inpikken. Antisemitisme tierde welig in Roemenië.
Hoogleraar Alexandru Cuza richtte in 1923 de Nationaal-Christelijke Verdedigingsliga op. Dat was een reactie op de nieuwe Roemeense grondwet, die niet alleen voorzag in universeel stemrecht, maar ook in rechten voor de minderheden. Cuza bepleitte juist verdrijving van Joden uit alle sectoren van het economische en culturele leven en een christelijk-nationalistische opvoeding voor alle Roemeense jongeren. Cuza’s ideeën vonden vooral weerklank bij de eerste generatie etnisch Roemeense studenten. Zij hadden het idee niet voor vol te worden aangezien door de stedelijke elite en hadden bovendien moeite om studentenhuisvesting te vinden, terwijl hun Joodse medestudenten vaak in de stad bij hun ouders konden blijven wonen.
De in 1899 in het uiterste oosten van Roemenië geboren Corneliu Zelea Codreanu was een van Cuza’s fanatiekste volgelingen. Hij organiseerde protestmarsen tegen de nieuwe grondwet, zonder effect. Codreanu en vijf andere samenzweerders maakten daarop plannen om premier Ion Brătianu en andere politici te vermoorden, maar werden gearresteerd toen een medestudent hen verklikte bij de autoriteiten. Het radicale zestal werd in voorarrest opgesloten in de Văcărești-gevangenis, een voormalig klooster in de hoofdstad Boekarest. Een icoon van de aartsengel Michaël in de kapel aldaar bracht hen op de naam voor een nieuwe ultrarechtse nationalistische beweging: het Legioen van de aartsengel Michaël.
Roemeense studenten konden moeilijk huisvesting vinden
Nadat ze dankzij tussenkomst van Cuza werden vrijgesproken, togen de Văcăreșteni aan het werk. Aanvankelijk zette Codreanu in op samenwerking met Cuza, maar die verbrak alle banden nadat Codreanu en zijn medestanders zowel de student die hen had verraden als de politiecommissaris die hen had gearresteerd hadden vermoord. De rechters waren hen gunstig gezind, want de Văcăreșteni – die claimden te handelen uit zelfverdediging – bleven wederom op vrije voeten.
Orthodox christendom
Dankzij deze ‘heldendaden’ kreeg Codreanu nationale bekendheid én een cultstatus. Toen hij in juni 1925 in het huwelijk trad, groeide de ceremonie uit tot een massabijeenkomst met 90.000 in traditionele kledij gestoken aanhangers. Twee jaar later – na het afronden van zijn studie en een mislukte poging om te worden verkozen in het Roemeense parlement – achtte Codreanu de tijd rijp voor de plechtige oprichting van het Legioen van de aartsengel Michaël. En die kreeg in 1930 een militaire vleugel: de IJzeren Garde. Dat werd al gauw de gangbare naam voor de hele beweging. De charismatische Codreanu was de onbetwiste leider, de Capitan.
Wie van buiten naar de Garde keek, zag een organisatie naar Italiaans en Duits model met uniformen en een sterke leider aan het hoofd. De ‘legionairs’ wisselden hun traditionele Roemeense kledij in voor groene overhemden en later voor lederen kleren. Ze marcheerden achter een groene vlag met een door Codreanu ontworpen symbool – een viervoudige hashtag die zowel het christelijke kruis als de tralies van de Văcărești-gevangenis symboliseerde. Maar dat was alleen de buitenkant. Het Roemeense fascisme had specifiek Roemeense ingrediënten: naast het antisemitisme waren dat het orthodoxe Christendom – zij het in een verwrongen variant – en de verering van de boer als de verpersoonlijking van de zuivere mens.
Codreanu had niet echt doorwrochte ideeën over de toekomst van Roemenië
De Garde bood daarmee een uitlaatklep voor sluimerende afkeer van kosmopolitisme, rationalisme en industrialisatie. Kortom: voor iedereen die genoeg had van de gevestigde orde. Codreanu en de zijnen hadden niet echt doorwrochte ideeën over de toekomst van Roemenië. In hun ogen moest de bestaande verdorven maatschappij simpelweg plaatsmaken voor een pure traditionele samenleving. In dat licht predikte Codreanu ook godvrezendheid en ascetisme, maar in de praktijk kwam daar over het algemeen niet veel van terecht. Legionairs reden vaak een scheve schaats. Zo zijn er anekdotes bekend van jonge studenten die als leden van de Garde tijdens de plattelandsbijeenkomsten vooral bezig waren met het versieren van boerenmeisjes.
Doodseskaders
De IJzeren Garde was uiterst gewelddadig. Kritische journalisten en politieke tegenstanders werden geïntimideerd en in een aantal gevallen met goedkeuring van Codreanu uit de weg geruimd door speciale doodseskaders. Gruwelijk is het verhaal van de ‘Decemviri’: tien leden die een afvallige Văcăreșteni vermoordden in zijn ziekenhuisbed, zijn lichaam met bijlen in stukken hakten en er omheen dansten terwijl ze psalmen zongen. Ze werden prompt gearresteerd, maar daarna binnen de Garde vereerd als martelaren.
Niemand was veilig. Toen premier Ion Duca de Garde verbood omdat deze een ‘subversieve macht’ was, werd hij ook vermoord door een groep Gardisten die zich ‘Nicadori’ noemden. Zijn opvolger Gheorghe Tatarescu zong direct een toontje lager en tolereerde de Garde. Codreanu keek verder en stelde tribunalen in het vooruitzicht voor het moment dat de Garde de macht over zou nemen in Roemenië.
Codreanu stelde tribunalen in het vooruitzicht
Ondanks het gewelddadige karakter nam de populariteit van de IJzeren Garde alleen maar toe, zeker toen de wereldwijde economische crisis begin jaren dertig ook Roemenië trof. Die zorgde ook voor politieke instabiliteit: kabinetten volgden elkaar in razend tempo op. In 1931 was Codreanu in het parlement gekozen, maar de moord op Duca werd de Garde verboden en moest de Capitan een tijdlang onderduiken om niet opnieuw in de gevangenis terecht te komen.
‘Op de vlucht’ doodgeschoten
Het verbod hield niet lang stand en in december 1937 leek de grote doorbraak aanstaande. Maar het was niet Codreanu, maar Cuza die er met de buit vandoor ging en de eerste openlijk antisemitische regering van Roemenië mocht vormen. Hij had het op een akkoordje gegooid met de Nationale Boerenpartij en een eigen fascistische beweging met ‘blauwhemden’ gevormd. Cuza’s kabinet ging echter al na twee maanden ruziënd ten onder. Toen achtte koning Carol II de tijd rijp om zelf de macht te grijpen. In de politieke chaos presenteerde hij zichzelf als het toonbeeld van stabiliteit.
De koning verbood alle politieke partijen – inclusief de IJzeren Garde – en kondigde een nieuwe autoritaire grondwet af. Prominente leden van de IJzeren Garde werden vervolgd door de autoriteiten. Vooral de populaire Codreanu werd door Carol als een bedreiging gezien, dus toen de Capitan kritiek uitte op de gang van zaken verdween hij direct achter de tralies. Op 30 november 1938 werd hij samen met de Decemviri en de Nicadori zogenaamd ‘op de vlucht’ doodgeschoten, al wees later onderzoek uit dat ze eerst waren gewurgd.
Te instabiel voor Hitler
Codreanu’s dood was niet het einde van de IJzeren Garde. De overgebleven leden vonden een veilig heenkomen in nazi-Duitsland. Onder Hitlers patronage konden zij in september 1940 eindelijk de macht overnemen in Roemenië: koning Carol II werd gedwongen om af te treden. Maar Hitler vond de Legionairs te onstuimig om alleen de scepter te zwaaien over de nieuwe eenpartijstaat. Maarschalk Ion Antonescu werd de Conducător – leider – van de Nationale Legioensstaat.
De vermoorde Capitan was het boegbeeld. Maar zijn Legionairs bleken inderdaad ongeleide projectielen. De Führer zat helemaal niet te wachten op een instabiele bondgenoot. Na een mislukte gewelddadige couppoging door de Legionairs in 1941 gaf hij Antonescu toestemming om definitief af te rekenen met de IJzeren Garde. De beweging werd samen met de Legioensstaat opgeheven en 9000 Legionairs belandden in de gevangenis.
Codreanu’s gedachtengoed is vandaag de dag populair in radicaal-rechtse Roemeense kringen. Ieder jaar komen nationalistische groeperingen op 30 november bijeen om de sterfdag van de Capitan te gedenken. Hij wordt nog steeds verheerlijkt als heilige en martelaar. Onder meer door presidentskandidaat Călin Georgescuen politici van de uiterst rechtse Alliantie voor de Unie van Roemenen (AUR). Die is sinds de afgelopen parlementsverkiezingen met iets meer dan 18 procent van de stemmen de op een na grootste partij van het land. De geest van Codreanu waart nog steeds rond in Roemenië.
Meer weten:
Capitan Codreanu – Aufstieg und Fall des rumänischen Faschistenführers (2016) van Oliver Jens Schmitt is buiten het Roemeense taalgebied het beste boek over Codreanu.