Britse edellieden maakten in de zeventiende en achttiende eeuw een grand tour door Europa. Om hun culturele smaak te verfijnen, maar ook om kunst voor thuis aan te kopen. De schatten uit drie Britse landhuizen zijn dit najaar te zien in het Mauritshuis.
Na een rit over lieflijke Engelse landweggetjes doemt ineens het majestueuze Holkham Hall op. Het zandkleurige landhuis op 10.000 hectare grond doet na bijna 300 jaar nog altijd waarvoor het gebouwd is: indruk maken. Thomas Coke, de eerste graaf van Leicester, gaf in 1734 opdracht voor de bouw.
Coke was als 15-jarige in 1712 door zijn voogden op grand tour gestuurd, om maar liefst zes jaar weg te blijven. In Venetië, Florence, Rome en Napels ontmoette hij behalve landgenoten, ook Hollanders, Fransen en Scandinaviërs uit de upper class. Voor hen was een grand tour eveneens een coming of age-trip. Jonge aristocraten deden zo kennis op van de antieke Oudheid en leerden netwerken en zichzelf vermaken. Tijdens zijn jaren op het Europese vasteland had Coke veel kostbaars aangeschaft dat hij in kisten naar huis liet verschepen.
Een week na zijn thuiskomst huwde de 21-jarige graaf Margaret Tufton, een jonge gravin die hij nooit eerder had gezien. Om zijn goede smaak en uitgebreide kunstcollectie aan familie en vrienden te kunnen tonen, liet Coke een landhuis bouwen. In Rome was hij getuige geweest van de revival van de zestiende-eeuwse architectuur van Andrea Palladio. Ook had hij er de architect William Kent ontmoet, die Holkham Hall voor hem ontwierp in neo-palladiaanse stijl.

Nog altijd privébezit
De bouw van het landhuis, in het graafschap Norfolk, 200 kilometer ten noorden van Londen, duurde dertig jaar. De meeste bouwmaterialen moesten per schip over kanalen worden aangevoerd. Het ging onder meer om vele kubieke meters roze Staffordshire albaster voor de zuilen en de bekleding van de vijftien meter hoge entree. Deze Marble Hall moest Cokes gasten overdonderen. Het plafond en de beeldhouwwerken in de nissen symboliseerden zijn heimwee naar de Romeinse tempels uit zijn jeugdjaren.
Een aantal werken die Thomas Coke meebracht uit Italië is dit najaar te zien in het Mauritshuis op de tentoonstelling The Grand Tour. Bestemming Italië. Daarnaast worden er stukken getoond uit de omvangrijke kunstcollecties van Woburn Abbey en Burghley House. De drie landhuizen zijn nog altijd privébezit. Ze behoren tot de Treasure Houses of England, die nog worden bewoond door verre nazaten van de oorspronkelijke familie.
Eigen deskundigen in dienst
In de rommelige library op de eerste verdieping van Holkham Hall staat tussen de boekenkasten en schemerlampen een tafeltje met foto’s in zilveren lijstjes van de huidige familie Coke. Even komt de achtste graaf, een man van middelbare leeftijd in poloshirt, de Hollandse pers begroeten. Het is lastig voor te stellen dat deze Tom Coke met zijn gezin daadwerkelijk leeft in dit woonvertrek, dat dagelijks wordt betreden door honderden voorbij schuifelende dagjesmensen – die overigens wel achter een koord dienen te blijven.

Als grootgrondbezitter is de graaf een man van aanzien, een van de belangrijkste werkgevers in het agrarische Norfolk. Zijn kunstcollectie doet niet onder voor die van Britse musea, die in de achttiende eeuw hun deuren openden. Net als musea hebben de families deskundigen in dienst om hun kunstcollecties te conserveren.
Met Mauritshuis-conservator Ariane van Suchtelen selecteerde de Italiaanse Maria de Peverelli, hoofd collecties van Holkham Hall, de bruiklenen die te zien zijn op de tentoonstelling. In het begeleidende boek valt te lezen dat de term ‘grand tour’ voor het eerst is gebruikt in de reisgids The Voyage of Italy uit 1670 van de priester Richard Lassels. Engeland was toen het rijkste land van Europa en de eerste constitutionele monarchie. Wat ontbrak waren kunst en cultuur. De Britse aristocratie, die leerde over de klassieke Oudheid en Renaissance, wilde dit fraais met eigen ogen zien en ervaren.
Drank- en drugsverslaving
Omdat zijn trouwe kamerdienaar nauwkeurig de kasboeken bijhield, is de grand tour van Thomas Coke zeer goed gedocumenteerd. Zo kocht hij op de terugweg tijdens een tussenstop in Parijs een ‘Berline’, een stadskoets, voor 3078 Franse livres − vergelijkbaar met een Porsche nu. Ook schafte hij Anthonie van Dijcks Ruiterportret van de hertog van Arenberg aan voor 4500 livres, omgerekend 46.000 euro.
Helaas zag de graaf zijn levenswerk Holkham Hall nooit in voltooide staat. Vijf jaar voor de oplevering in 1764 overleed hij. Zijn echtgenote lady Margaret begeleidde de verdere bouw en stelde de collectie op volgens zijn richtlijnen. Ook hun enige zoon Edward ging op grand tour, maar hij verloor zich in een drank- en drugsverslaving en overleed al op zijn veertigste. Voor de continuïteit stuurde lady Margaret hun 19-jarige achterneef Thomas William Coke op grand tour. Hij erfde de titel en het landgoed en vulde de kunstcollectie aan.
Reusachtig landhuis
Behalve jongemannen gingen ook echtparen op reis, zoals John Cecil, de vijfde graaf van Exeter, en zijn schatrijke vrouw gravin Anne Cavendish. Ze behoorden eind zeventiende eeuw tot de pioniers onder de grand tourists. Ze kochten tijdens vier reizen grootscheeps in voor het interieur van hun Burghley House in Stamford, dat in de zestiende eeuw was gebouwd door William Cecil, schatbewaarder van koningin Elizabeth I.
Wie een ronde maakt over de tapijten door dit reusachtige landhuis staat paf. Kamers vol schilderijen, ingelegde mozaïektafeltjes van gepolijste Italiaanse lavasteen, porselein, vazen en beelden rijgen zich aaneen.

Op een standaard staat een portret van John en Annes achterkleinzoon Brownlow Cecil, dat nu tijdelijk in het Mauritshuis hangt, naast dat van de Zwitsers-Oostenrijkse schilderes Angelica Kauffman. Zij was toentertijd een superster en hij, een 38-jarige weduwnaar, werd haar grootste bewonderaar. Brownlow Cecil was grootverzamelaar van Kauffmans werk en kocht ook het portret waarop zijzelf te zien is, geschilderd door de Engelsman Nathaniel Dance.


Toeristenindustrie
Een andere befaamde portrettist Pompeo Batoni, schilderde in Rome meer dan 200 Britten tegen een gefingeerde Italiaanse achtergrond. Zijn manshoge portret van de tweede Holkham Hall-eigenaar Thomas William Coke uit 1774 noemt Mauritshuis-conservator Van Suchtelen een ‘keywork’ in de expositie. Rondom de kapitaalkrachtige Britse reizigers was razendsnel een toeristenindustrie ontstaan. Net als nu was er ook veel namaak in omloop, van vervalste munten tot slechte kopieën van snuifdozen. Serieuze verzamelaars namen daarom deskundigen in de arm die echt van vals wisten te onderscheiden.

Tot de komst van de stoomtrein reizen minder exclusief maakte, bleef een grand tour door Europa bij de Britse adel in trek. Tegenwoordig zijn de rollen omgedraaid: adellijke erfgoederen vormen nu populaire toeristische trekpleisters. Het is een offer dat landgoedeigenaren moeten brengen. Holkham Hall trekt jaarlijks 800.000 bezoekers, die geld uitgeven in de cafés, restaurants en giftshops op het terrein.
Toch moest de familie om hun geldverslindende landgoed te behouden in 1994 de Codex van Leonardo da Vinci aan Microsoft-topman Bill Gates verkopen. Maar in tegenstelling tot de achttiende-eeuwse Thomas Coke, hield deze miljardair de originele wetenschappelijke geschriften van Da Vinci niet voor zichzelf in zijn privébibliotheek: Gates maakte de stukken digitaal toegankelijk voor het grote publiek.
The Grand Tour. Bestemming Italië. Jonge aristocraten in hun ‘tussenjaren’
is tot en met 4 januari 2026 te zien in het Mauritshuis in Den Haag. Daarnaast is een gelijknamige catalogus verkrijgbaar, geschreven door Ariane van Suchtelen e.a. (128 p. Waanders, € 26,95).

Beeld bovenaan: Canaletto, Gezicht op de Canal Grande in Venetië met de Dogana en de Santa Maria della Salute, 1734.
Het schilderij hangt normaal in Woburn Abbey en is tijdens de tentoonstelling in het Mauritshuis te bewonderen.
