Het is een vraag die al bijna honderd jaar talloze pennen in beroering heeft gebracht, en waarover reeds oceanen inkt zijn vergoten: hoe was het toch mogelijk dat de moord op een impopulaire troonopvolger van een gammel rijk, in een stoffige en vergeten uithoek van Europa, leidde tot een oorlog die het continent vierenhalf jaar verscheurde en naar schatting 16 miljoen mensen het leven kostte?
Wie waren hiervoor verantwoordelijk? Welke personen of landen waren schuldig aan deze ‘oercatastrofe van de twintigste eeuw’, zonder welke rampen als de Russische Revolutie, de opkomst van Hitler en de oorlog van 1939-1945 nagenoeg ondenkbaar waren geweest?
Christopher Clark heeft een nieuwe dikke pil toegevoegd aan de stapels literatuur over het onderwerp. Wie een boek als een spannende detectiveroman verwacht, moet ik waarschuwen. Helemaal aan het eind van zijn boek schrijft Clark: ‘Het uitbreken van de oorlog in 1914 is geen Agatha Christie-drama waarin we aan het eind de dader in de plantenkas met een rokend pistool over het slachtoffer gebogen zien staan. In dit verhaal komt geen rokend pistool voor, of misschien moeten we zeggen dat elk van de belangrijkste personages er een in handen heeft.’
Clark zoekt in Slaapwandelaars niet naar het ‘waarom’, maar naar het ‘hoe’. Wie zich afvraagt waarom de oorlog uitbrak, stelt namelijk al spoedig de schuldvraag. En volgens Clark is die niet eenduidig te beantwoorden. Bovendien sluipen er in de formulering van dergelijke vragen gemakkelijk allerlei vooronderstellingen, die bij nader inzien onjuist blijken te zijn. Zo was de Balkan allesbehalve een vergeten uithoek, aangezien er in de voorafgaande jaren een reeks bloedige oorlogen was uitgevochten.
Clark begint zijn verhaal op 11 juni 1903 in Belgrado, toen de Servische koning Alexander en koningin Draga op beestachtige wijze werden vermoord, tegelijk met een deel van de regering. Na deze moorden besteeg Peter I de troon, uit de rivaliserende Karadjordjević-dynastie. Onder leiding van premier Nikola Pašić stortte het land zich in 1912 en 1913 in de twee Balkan-oorlogen, waardoor het Servische grondgebied verdubbeld werd.
Voor Oostenrijk-Hongarije werden het Servische nationalisme en expansionisme een steeds groter probleem, het rijk wilde afrekenen met dit agressieve buurlandje. Omgekeerd deden de Serviërs alles om het de dubbelmonarchie zo lastig mogelijk te maken, en vrijwel zeker was Pašić op de hoogte van de plannen van nationalistische extremisten om de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand te vermoorden.
Toch hadden deze troebelen op de Balkan niet hoeven uitmonden in een wereldoorlog. Clark beschrijft heel uitvoerig welke internationale krachtsverhoudingen, politieke controverses, diplomatieke deals, militaire ambities en annexionistische plannen ertoe leidden dat de zaak volledig uit de hand liep.
Soms schiet Clark wel een beetje door in zijn streven om vooral geen schuldigen aan te wijzen. Hij stelt dat alle betrokkenen zich voortbewogen als slaapwandelaars, die wel om zich heen keken, maar door allerlei vooronderstellingen en vooroordelen de werkelijkheid niet zagen. Maar dan wordt iedereen verantwoordelijk, en uiteindelijk dus niemand. En dat vertroebelt het beeld. Want de Serviërs speelden weliswaar een heel dubieuze rol, maar uiteindelijk hadden ze lang niet zoveel in de melk te brokkelen als bijvoorbeeld de Duitse en Oostenrijkse legerleiders, die duidelijke motieven hadden om ten oorlog te trekken.
Dat neemt niet weg dat Clark een heel verhelderend, en in de verhalende delen soms zelfs meeslepend boek heeft geschreven. Het verdient zeker de aandacht in de zondvloed van boeken, die aanzwelt nu het begin van de oorlog bijna honderd jaar geleden is.
Slaapwandelaars. Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok
Christopher Clark
749 p. De Bezige Bij, € 39,95
Dit artikel is exclusief voor abonnees