Home Dossiers Eerste Wereldoorlog Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog

Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog

  • Gepubliceerd op: 22 september 2004
  • Laatste update 24 feb 2023
  • Auteur:
    Johri Maat
  • 6 minuten leestijd
Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog
Cover van
Dossier Eerste Wereldoorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de Eerste Wereldoorlog werd Nederland overspoeld door Belgische vluchtelingen. Het waren er meer dan gedacht en er zaten profiteurs tussen. Toch deed de regering haar uiterste best de ontheemden van WO1 met open armen te ontvangen.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw waren de spanningen in Europa op politiek, militair, economisch en koloniaal terrein hoog opgelopen. Nationalisme, de wapenwedloop en het alliantiesysteem creëerden een situatie waarin slechts een casus belli nodig was om tot de Eerste Wereldoorlog te komen. 

Neutraal Nederland in WO1

Voor het 6 miljoen inwoners tellende Nederland was toetreden tot een alliantie geen optie; dit zou in geval van oorlog leiden tot bezetting of verlies van de koloniën. Daarom voerde Nederland een neutraliteitspolitiek. Die was overigens niet vrijblijvend; in geval van oorlog was men verplicht vluchtelingen toe te laten en militairen van oorlogvoerende landen bij grensoverschrijding te interneren.

Meer lezen over de Eerste Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Na het startschot voor de Eerste Wereldoorlog op 28 juni 1914 in Sarajevo kon het Nederlandse kabinet onder leiding van Pieter Cort van der Linden slechts volharden in zijn neutraliteitskoers. Toen de oorlog in West-Europa met de Duitse inval in het eveneens neutrale België op 4 augustus een feit was, bereidde het kabinet zich voor op de internering van militairen en kondigde het de neutraliteit af:

‘Troepen of militairen, behoorende tot of bestemd voor de oorlogvoerenden, komende binnen het gebied van den Staat te land, worden onmiddellijk ontwapend en tot het einde van de oorlog geïnterneerd.’ 

Opvang van Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Het kabinet was echter nauwelijks voorbereid op de komst van burgers. De eerste golf vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog bestond uit circa tachtigduizend Duitsers en Oostenrijkers die België vlak voor en na de Duitse inval via Nederland werden uitgezet. De kosten van hun doortocht werden keurig doorberekend aan de Pruisische Staatsspoorwegen.

De tweede golf ontstond na de eerste hevige gevechten in Belgisch Limburg en bij Luik. Zestigduizend Belgen, voornamelijk vrouwen en kinderen, staken de Nederlandse grens over. Omdat de opvang van vluchtelingen werd beschouwd als een particuliere aangelegenheid, verliep die rommelig. 

Omdat de opvang van vluchtelingen werd beschouwd als een particuliere aangelegenheid, verliep die rommelig

De Limburgse Commissaris der Koningin signaleerde dat er onder de vluchtelingen elementen aanwezig waren ‘op welke de verdenking rust dat zij gewoon zijn te leven van roof en diefstal’ en dat de verhalen van de vluchtelingen konden leiden tot een anti-Duitse stemming.

Toen ook de landsverdediging belemmerd dreigde te raken, besloot het kabinet de vluchtelingen over te plaatsen naar een ander deel van het land.

In de troonrede van 15 september 1914 liet het kabinet wel weten dat men de vluchtelingen zou blijven toelaten: ‘Diep begaan met het lot van alle volken, die in den krijg zijn meegesleept, draagt Nederland de buitengewone lasten, die het worden opgelegd, gewillig en ontvangt met open armen alle ongelukkigen, die binnen zijn grenzen een toevlucht zoeken.’

Naarmate de Duitse opmars vorderde, groeide het aantal vluchtelingen en ook het aantal particuliere hulpcomités. Die konden de opvang echter niet meer aan. Het kabinet besloot daarom tot centralisatie van de opvang en bracht de situatie daarmee weer onder controle. 

Bergen op Zoom (16.500 inwoners) moest 110.000 Belgische vluchtelingen opvangen en ook nog eens 35.000 militairen

Juist op dat moment echter kwam Antwerpen onder Duits vuur, wat leidde tot de derde vluchtelingengolf. Op 7 oktober 1914 begon de uittocht van ruim een miljoen Belgen, die uit vrees voor de Duitse terreur in enkele dagen tijd de Nederlandse grens overstaken.

Het 16.500 inwoners tellende Bergen op Zoom kreeg zo 110.000 vluchtelingen te verwerken. Daar kwamen ook nog eens 35.000 Belgische militairen bij, die met voorrang geïnterneerd dienden te worden.

Een groot deel van de burgers kon half oktober na een akkoord tussen het Antwerpse gemeentebestuur en de Duitse bezetter huiswaarts keren, waardoor het totale aantal vluchtelingen terugliep naar zo’n 200.000 à 300.000.

Spanningen in de Nederlands-Belgische verhoudingen tijdens WO1

Naast enkele duizenden Duitse en Britse militairen waren het in 1914 vooral Belgen die in Nederland verbleven. Dit had invloed op de Nederlands-Belgische verhoudingen.

Enerzijds was de Belgische regering in ballingschap dankbaar voor de opvang van haar burgers, anderzijds was er wrevel over de Nederlandse besluiten geen gezamenlijke verdediging te voeren toen de Duitse inval dreigde en de Schelde af te sluiten.

Nederland was op zijn beurt boos over de territoriale compensatie die Frankrijk aan België in het vooruitzicht had gesteld in de vorm van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. De inspanningen voor de opvang van Belgische vluchtelingen leken zo beloond te worden met de mededeling dat België aasde op een gedeelte van het Nederlandse grondgebied.

Praktische problemen bij de opvang van Belgische vluchtelingen

Het was niet alleen dergelijke diplomatieke onenigheid waarmee het kabinet kampte, ook in praktische zin gaf de aanwezigheid van de vluchtelingen problemen. Men had dergelijke grote aantallen niet verwacht en hun aanwezigheid leidde tot openbare-ordeproblemen en anti-Duitse gevoelens.

Bovendien signaleerde men ‘het verschijnen van personen, die noch voor den vijand gevlucht zijn noch zonder dak zijn geraakt wegens het vernielen van hunne woning, doch lieden die eenvoudig – onder de bestaande omstandigheden – in België geen werk hebben: alzoo geen “vluchtelingen” maar “werkeloozen” die hier te lande onderdak en vrije voeding genieten’.

Aldus citeerde de opperbevelhebber van het Nederlandse leger, generaal Snijders, een van zijn commandanten. Hij liet de ministerraad weten dat hij ‘de aanwezigheid van allerlei Belgen, die hier te lande hun heil zoeken’ in die mate bedenkelijk achtte dat hij het zou toejuichen ‘als de Regeering besluiten kon de grens voor Belgen zonder voldoende middelen van bestaan te sluiten’.

Zijn wens werd vanuit onverwachte hoek vervuld. In de herfst van 1914 besefte de Duitse bezetter dat de oorlog niet voor Kerstmis voorbij zou zijn en sloot de Nederlands-Belgische grens af met een hekwerk dat onder stroom stond, de zogeheten Todesstreiffen, om zo verkeer van smokkelaars, vluchtelingen en spionnen tegen te gaan. 

De Duitse bezetter sloot de Nederlands-Belgische grens af met de zogeheten Todesstreiffen

Ook het Nederlandse kabinet voorzag een langduriger verblijf van de vluchtelingen en nam diverse maatregelen. Er kwam een verlofregeling voor geïnterneerden, gezinshereniging met geïnterneerden in Nederland werd mogelijk en er werd speciaal straf- en tuchtrecht ingesteld. 

Charmeoffensief in de vluchtelingenkampen in WO1

Na kritieken in de pers over de opvang kwam er ook een charmeoffensief. De term ‘kamp’ – die aan de concentratiekampen uit de Boerenoorlog herinnerde – werd vervangen door ‘vluchtoord’ of ‘Belgisch dorp’ en armlastigen werden niet meer ‘mindere soort’, maar ‘vrolijke gasten’ genoemd.

Er kwam ook een daadwerkelijke verbetering van de leefsituatie in de vluchtelingenkampen en meer bewegingsvrijheid. In een regeringscommuniqué liet men op 9 december 1914 weten dat men ‘de vluchtelingen wenschte te beschouwen als haar gasten’. 

Ook negentig jaar geleden was er dus sprake van gemor over de te harde of te zachte aanpak van vluchtelingen, de verdenking dat er zich profiteurs onder hen bevonden en de roep om het sluiten van grenzen.

Maar omdat het destijds ging om een oorlog dicht bij huis en het verblijf van de vluchtelingen een meer tijdelijk karakter had, was er sprake van een onvoorwaardelijke toelating, Ondanks de aanvankelijk afwachtende houding was de opvang uiteindelijk ruimhartig en adequaat.