Talloze gebeurtenissen in Berlijn hebben de loop van de geschiedenis bepaald. Sinclair McKay duikt in het verleden van de Duitse hoofdstad. Hij legt daarbij de nadruk op de twintigste eeuw, na de ineenstorting van het Derde Rijk.
‘Elke stad heeft geschiedenis, maar Berlijn overdrijft het,’ zei de Engelse architect David Chipperfield, die in deze stad het Neues Museum herbouwde. En inderdaad, bij de naam ‘Berlijn’ doemen onmiddellijk de beelden op: keizer Wilhelm II die met zijn zes zoons in vol ornaat over Unter den Linden marcheert; de communistische spartakisten die begin 1919 strijd leveren met de Freikorpsen en het leger van de nieuwe regering; het uit het Landwehrkanal gedregde lijk van Rosa Luxemburg; het decadente nachtleven van de jaren twintig; de straatgevechten tussen Hitlers SA en hun linkse tegenstanders; de Rijksdagbrand en de boekverbrandingen van 1933; Goebbels die in het Sportpalast ‘Wollt ihr den totalen Krieg?’ brult; de Sovjetsoldaten die de vlag met hamer en sikkel op de Rijksdag plaatsen; het lid van de Oost-Duitse Volkspolizei dat in 1961 nog net over de in aanbouw zijnde Muur springt; de val van diezelfde Muur, 28 jaar later.
Het is inderdaad heel veel geschiedenis, en dat in vrij korte tijd. Want in vergelijking met Europese hoofdsteden als Rome, Parijs, Londen en zelfs Amsterdam, is Berlijn vrij jong. Hoewel er reeds in de twaalfde eeuw mensen woonden, begon de stad pas iets voor te stellen in de achttiende eeuw, om in de eeuw daarna uit zijn voegen te barsten en uit te groeien tot een echte metropool, de hoofdstad van het in 1871 gestichte Duitse keizerrijk.
De Britse journalist Sinclair McKay beschrijft in Berlijn niet de gehele geschiedenis van de stad. Hij begint zijn verhaal met de laatste dagen van het Derde Rijk, als de reeds door de Amerikanen en Britten kapot gebombardeerde stad bestookt wordt door de stalinorgels van het Rode Leger, maar maakt in het derde hoofdstuk een flashback naar 1919.
Hoewel hij de jaren van de Weimarrepubliek en de tweede helft van de twintigste eeuw ook beschrijft, ligt de nadruk op het Derde Rijk en de eerste jaren nadat de Russen de stad hadden ‘bevrijd’. McKay beschrijft deze periode heel levendig en meeslepend, al gebruikt hij een geforceerd ‘literaire’ stijl die af en toe nogal vermoeiend is: ‘De val van Berlijn in 1945 is een van de momenten in de geschiedenis die als een vuurtoren om zich heen schijnt: het licht draait rond en laat haarscherp zien wat ervoor en wat erna kwam.’ Waarna hij er in de volgende twee zinnen nog eens drie metaforen tegenaan smijt. Nog bezwaarlijker is dat hij eigenlijk niets nieuws vertelt.
Berlijn. Leven en dood in de stad die de geschiedenis van de 20e eeuw bepaalde
Sinclair McKay, 464 p. Atlas Contact, € 32,99