Vanwege het nijpende woningtekort rijst de vraag of alleenstaanden niet vaker een huis moeten gaan delen. Stadshistoricus Tim Verlaan en zijn onderzoeksteam doen onderzoek naar eenpersoonshuishoudens. De vraag naar kleine woningen begon al in de jaren zestig, en de overheid speelde daar destijds volop op in. ‘Marktpartijen en de minister van Volkshuisvesting kunnen leren van de oplossingen van toen.’
In hun onderzoek The Great Urban Transition verdiepen Verlaan en onderzoeksassistenten Laura Lubbers en Julia Bakker zich in het verband tussen de woonproblematiek in de jaren zestig en die van nu. Begin jaren zestig woonden er gemiddeld 3,5 mensen in één huis, maar ondertussen ligt dat aantal rond de twee. De verwachting is dat het aantal eenpersoonshuishoudens de komende decennia alleen maar verder zal stijgen. Verlaans team is benieuwd hoe en waarom de woningmarkt zo geïndividualiseerd is geraakt, en of de overheid lessen kan trekken uit het verleden.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Emancipatie
De individualisering op de woningmarkt begon volgens het onderzoeksteam rond de jaren zestig. Na de Tweede Wereldoorlog bouwde de overheid voornamelijk woningen voor gezinnen. ‘De rooms-rode en conservatieve coalities van de jaren vijftig en zestig zagen het gezin letterlijk als de hoeksteen van de samenleving,’ zegt Verlaan. Maar in de jaren zestig groeide de babyboomgeneratie op. De welvaart steeg en de roep om vrouwenemancipatie nam toe.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Een huwelijk was ineens niet meer vanzelfsprekend. Het aantal echtscheidingen steeg en ook de anticonceptiepil zorgde voor meer onafhankelijkheid voor vrouwen,’ gaat Verlaan verder. Een jonge vrouw die uit huis wilde, maar (nog) geen gezin wilde stichten, moest een eigen dak boven het hoofd krijgen volgens menig Europees sociaal-democraat.
In Amsterdam richtten werkende vrouwen daarom begin jaren zeventig een stichting op die zich inzette voor de bouw van woningen voor alleenstaande vrouwen, zegt Lubbers. Ook andere bevolkingsgroepen zorgden ervoor dat de vraag naar eenpersoonswoningen toenam. ‘Arbeidsmigranten kwamen hier in hun eentje aan en moesten vervolgens in pensions wonen,’ vertelt Verlaan. ‘Ook dat waren eenpersoonshuishoudens.’
Sociale huurhuizen
Een politieke reactie kon niet uitblijven. In 1973 werd Joop den Uyl premier, en twee jaar later kwam PvdA-staatssecretaris Marcel van Dam met een nota over eenpersoonswoningen. De conclusie: er moest flink bijgebouwd worden om in de nieuwe vraag te voorzien. Van Dam en zijn collega-staatssecretaris Jan Schaefer introduceerden daarom de zogeheten HAT-eenheid (Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens). Die kleine huizen moesten een- of tweepersoonshuishoudens een dak boven hun hoofd bieden. Verlaan: ‘Het doel was om mensen die het niet zo breed hadden – en alleen wilden of moesten wonen – een sociaal huurhuis te bieden’.
Ook de uitbreiding van de verzorgingsstaat speelde een belangrijke rol in de toegenomen vraag. ‘De sociaal-democraten bouwden het sociaal vangnet verder uit, waardoor mensen niet langer waren aangewezen op familie als ze alleen kwamen te staan. De HAT-huizen pasten bij die trend.’
Yuppen
Enkele jaren later ontstond er naast de HAT-huizen een nieuwe woningsoort voor alleenstaanden. Begin jaren tachtig werden zogeheten studio’s – woningen bestaand uit één kamer met keuken – via de vrije markt verhuurd, voornamelijk aan jonge hoogopgeleiden. De ‘yuppen’ (young urban professionals) deden hun intrede. Aangezien zij minder vaak thuis waren, hadden ze ook minder behoefte aan een grote woonruimte.
In rap tempo kwamen er in de jaren tachtig woningen bij voor alleenstaanden. Verlaan: ‘In de Amsterdamse Jordaan werden woningen vaker gesplitst: normale huizen werden als het ware gekanteld. Elke etage werd een zelfstandige woning waar een of twee mensen konden wonen.’ Toch is er een belangrijk verschil tussen de stijgende vraag naar eenpersoonswoningen van toen en die van nu. Bakker legt uit dat de vraag naar alleen wonen voorheen vooral onder studenten groot was. De groep die dat nu wil, is diverser en ouder.
Weg met de eenpersoonswoning?
Door de energiecrisis en het huidige woningtekort rijst de vraag of woningzoekenden niet vaker woonruimtes moeten gaan delen. Huur en energiekosten zijn als meerpersoonshuishouden immers een stuk makkelijker te betalen, en woonruimtes delen zorgt ervoor dat er minder nieuwe huizen nodig zijn. Toch wordt het volgens het team lastig om mensen van die wens te laten afzien. ‘De vraag naar eenpersoonswoningen bestaat nu eenmaal en moet erkend worden,’ meent Bakker.
Markpartijen en de overheid zouden daar volgens de onderzoekers juist op in moeten spelen. Verlaan: ‘Als er nu wordt gebouwd voor alleenstaanden, zijn dat dure studio’s met flexcontracten. Dat is niet duurzaam. Die woningsoort is ooit door de markt bedacht als woning voor een vroege fase in je leven, waarin je nog geen gezin hebt. Maar nu maken sommige mensen de keuze om hun leven lang op zichzelf te blijven wonen. Daar wordt onvoldoende over nagedacht.’
Volgens Verlaan zou de overheid met langetermijnoplossingen moeten komen. ‘Want dat doen marktpartijen niet. Dat kun je ze ook niet kwalijk nemen; ze zijn er om winst te maken. Maar het gevolg is dat op jezelf wonen een soort privilege is geworden. En soms kan het gebrek aan een eigen woonruimte ook tot mentale problemen leiden. Je ziet nu dat mensen bij elkaar moeten blijven terwijl ze eigenlijk willen scheiden. Je hebt een sterke overheid nodig om dit probleem op te lossen. Wij hopen dat ons onderzoek daaraan kan bijdragen.’