Polders, dijken en kanalen: Nederland heeft historisch een bijzondere band met water. Maar daarin staan we zeker niet alleen. De Romeinen voelden zich ook thuis in en op het water. Van Egypte tot Groot-Brittannië bouwden rijke Romeinen badhuizen en fonteinen, voeren grote en kleine schepen van de ene naar de andere haven en werkten soldaten aan kanalen en bruggen. In het kader van de Romeinenweek, van 30 april t/m 8 mei 2016, besteedt Historisch Nieuwsblad de week regelmatig aandacht aan het thema ‘Water’ in de Romeinse tijd.
Aan het einde van de eerste eeuw voor Christus verkeert de Romeinse dichter Statius in hoge kringen. Zijn werk is geliefd bij de bovenlaag van de samenleving, zelfs keizer Domitianus zou gecharmeerd zijn van zijn dichtkunsten. Om de keizer te eren, wijdt Statius één van zijn lofdichten aan een nieuwe weg die gebouwd werd tussen Napels en Rome. Een enorme onderneming, zo blijkt uit de barokke verzen. De tekst volgt de weg vanuit Rome, en komt aan bij een imposante brug over de Volturnus. De rivier verschijnt in de vorm van een mens en geeft een uitvoerige lofzang op keizer Domitianus. Hij begroet hem als veroveraar en beschaver, en is dankbaar dat hij tot ‘slaaf’ is gemaakt met zijn nieuwe brug.
Een soortgelijke loftuiting op een moderne minister-president of koning zou ons erg vreemd in de oren klinken. Voor Statius echter is de ‘beschaafd’ gemaakte, sprekende rivier een perfecte uitdrukking van keizerlijke macht. Dat Statius juist een rivier uitkiest, onderstreept het enorme belang van water binnen Romeinse cultuur. Natuurlijk zit daar een praktisch component aan: water is er om te wassen, te drinken of te bewateren. Maar water speelt ook een belangrijke rol in ideeën over identiteit, beschaving en macht.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Goddelijk water
Statius introduceert in zijn gedicht een rivier in menselijke vorm. Dergelijke wezens komen wel vaker voor in Griekse en Romeinse mythen, in de vorm van riviergoden en nimfen. De riviergod Achelous verschijnt in meerdere Griekse mythen, terwijl de godheid van de Tiber een belangrijke rol speelt in het stichtingsverhaal van de stad Rome. We zien dit soort bovennatuurlijke waterwezens ook geregeld terugkeren in antieke kunst, onder andere in de mozaïeken, standbeelden en fresco’s waarmee rijke Romeinen hun villa’s decoreerden.
Daarnaast werd water ook serieus aanbeden. De inwoners van de Egypte stonden bekend om hun grote feesten ter ere van de Nijl, die het land ieder jaar overspoelde met vruchtbare modder. In de ogen van Griekse en Romeinse schrijvers was de Nijl dan ook een wonder der natuur. Nijlwater maakte dik en gezond en zou zelfs helpen bij onvruchtbaarheid. Geen wonder dus dat volgens de Griekse schrijver Aelius Aristides de Egyptenaren Nijlwater bottelden alsof het wijn was.
Baden, wijn en de liefde
Een soortgelijke connectie tussen water en gezondheid zien we ook terug in het Romeinse badhuis. Bezoekers konden er genieten van verschillende baden, maar ook culturele activiteiten bezoeken en sporten. Een belangrijk deel van het sociale leven in Romeinse steden speelde zich dan ook af in en rond de baden, van het ontmoeten van je cliënten tot een bezoek aan de dokter. De badcultuur sloeg ook aan in de provincies van het Romeinse Rijk. Zo had het antieke Heerlen bijvoorbeeld een badhuis van behoorlijke afmetingen.
Al dat gebadder leidde bij sommige antieke moraalridders tot klachten: het zou Romeinse mannen slap maken. Gezien de populariteit van badhuizen was lang niet iedereen het daarmee eens. Zoals de vrijgelatene Tiberius Claudius Secundus het in de eerste eeuw na Christus op zijn grafsteen liet zetten: ‘Baden, wijn en de liefde bederven ons lichaam, maar baden, wijn en de liefde maken het leven [mooi].’
De populariteit van badhuizen vormde ook een reden waarom Romeinse keizers veel geld besteedden aan riante openbare badhuizen, in Rome en elders. Dergelijke bouwwerken waren een belangrijke uitdrukking van keizerlijke munificentia, de vrijgevigheid waarmee de keizer liet zien dat hij gaf om zijn onderdanen.
Technische hoogstandjes
Ook aquaducten werden dikwijls geassocieerd met keizerlijke vrijgevigheid. Het eerste aquaduct werd al in 312 voor Christus gebouwd, lang voordat Rome een keizerrijk werd. Het aantal aquaducten in het Romeinse Rijk begon pas echt te groeien onder de Romeinse keizers, die vaak grote financiële bijdrages leverden aan de bouw van aquaducten. Zo’n aquaduct was immers een kostbare onderneming.
Dankzij een briefwisseling tussen de Romeinse schrijver Plinius de Jongere en keizer Trajanus, weten we dat de stad Nicomedia bankroet dreigde te gaan door de hoge bouwkosten van een aquaduct. Romeinse ingenieurs probeerden dan ook zo kostenbesparend mogelijk te werken. De imposante bogen van de Pont du Gard nabij Nîmes zijn wereldberoemd, maar ze vormen de uitzondering op de regel. Het grootste deel van een gemiddeld aquaduct bestond uit (ondergrondse) leidingen. Die brachten met behulp van slim berekende daling het water van een nabije bron naar grote waterkelders in de stad. Aquaducten waren dan ook technische hoogstandjes: sommige aquaducten werken nog steeds.
Omdat aquaducten zo kostbaar waren, golden ze als een teken van succes. Een stad met een aquaduct – of andere vorm van grootschalige watervoorziening – kon trots zijn op zichzelf. Om dat te vieren werden dikwijls grandioze fonteinen gebouwd, zeker in de Grieks sprekende wereld. Deze zogeheten nymphaea werden soms op kosten van de stad, soms op kosten van lokale rijken gebouwd. Ze werden versierd met kostbare steensoorten en gedecoreerd met standbeelden: een visitekaartje voor je stad én voor je familie.
Rivieren als snelwegen
Natuurlijk was het niet alleen maar een kwestie van luxueuze fonteinen en mooie mythes. Water was ook een belangrijk transportmiddel. Waar we nu met alle gemak van de ene naar de andere plaats reizen, was dat in de Oudheid een stuk moeilijker. Ondanks de beroemde Romeinse wegen bleef vervoer over land relatief langzaam. Wanneer het op het vervoer van grote hoeveelheden materiaal aankwam, waren rivieren de echte snelwegen van het Romeinse Rijk. De Limes – de frontier van het Romeinse Rijk – volgde de loop van de Rijn en langs de rivier werd een groot aantal forten gebouwd. Hier bivakkeerden soldaten met een vast inkomen en daar maakten handelaren graag gebruik van.
Ook werden veel Romeinse forten in de loop der tijd herbouwd, van hout naar steen. Talloze kooplieden voeren de rivier op en af om de soldatenkampen te bevoorraden. Anderen waagden de oversteek naar Groot-Brittannië, bijvoorbeeld om te handelen in vissaus en aardewerk.
Schepen langs de Limes
Door de jaren heen zijn er heel wat gezonken Romeinse schepen gevonden in de Nederlandse bodem. In Zwammerdam bijvoorbeeld, maar ook in Woerden en de Utrechtse wijk Leidsche Rijn. Deze schepen dienden vooral voor het vervoer van goederen en handels langs de Rijn.
Daarnaast zijn er ook resten gevonden van galleien, de schepen waarmee Romeinse troepen langs de Rijn patrouilleerden. Hoewel het hier om behoorlijke boten gaat, vallen ze in het niet bij sommige van de andere schepen die we kennen uit het Romeinse Rijk. Zo liet Caligula twee gigantische plezierjachten bouwen in het Nemi Meer, die beiden zo’n 70 meter lang waren. Van meer praktisch nut was de graanvloot die tussen Alexandrië en de haventad Ostia voer. De bevolking van Rome leefde van Egyptisch graan, dat met grote vrachtschepen naar Italië werd vervoerd; de mammoettankers van de Oudheid.
Bruggenbouwers
Voor wie liever zijn of haar voeten op het droge hield, waren er bruggen. De Romeinen waren echte bruggenbouwers. Een beroemd voorbeeld is de grote brug die keizer Trajanus liet bouwen over de Donau, ontworpen door zijn hofarchitect Apollodorus. Maar ook in de Lage Landen werden bruggen gebouwd, bijvoorbeeld in het antieke Maastricht. Lokale gemeenschappen kozen er daarnaast vaak voor om eigenhandig een kleine brug aan te leggen over hun beek of stroom.
Ondanks dat er heel wat kleine en grote bruggen werden aangelegd, was het aantal bruggen relatief laag in verhouding met de moderne wereld. Dat maakte bruggen niet alleen belangrijk als militair knelpunt, maar droeg ook bij aan de ideologische lading. Door de grote investering in manschappen en geld waren Romeinse keizers vaak met name betrokken bij de bouw van grote bruggen. Ze lieten hun bruggen in sommige gevallen dan ook decoreren met triomfbogen, een soort bouwwerk dat normaliter alleen voorbehouden was aan overwinnende generaals. Met het oog op het gedicht van Statius aan het begin van dit artikel is de boodschap duidelijk: de keizer heeft de rivier overwonnen, als ware het een vijand.
Meer lezen
- Trevor Hodge, Roman aqueducts and water supply (2002).
- Collin O’Connor, Roman bridges (1993).
- Garrett Fagan, Bathing in public in the Roman world (2002).
- Brian Campbell, Rivers and the power of ancient Rome (2012).
- Klaus Grewe, Aquädukte: Wasser für Roms Städte (2014).
- Tom Hazenberg & Paul van der Heijden. Varen op de Romeinse Rijn: De schepen van Zwammerdam en de limes (2016).
- Gemma Jansen, Water in de Romeinse stad: Pompeji, Herculaneum, Ostia (2002).
- Bernard van Daele, De Romeinse marine (2006).
- Günther Garbrecht e.a., Die Wasserversorgung antiker Städte (1988).
De Romeinenweek vindt plaats van 30 april tot en met 8 mei 2016.