Aletta Jacobs was niet alleen Nederlands eerste vrouwelijke dokter en activiste voor vrouwenrechten, maar ook een onverschrokken pacifiste. Tijdens de Eerste Wereldoorlog organiseerde ze een vredescongres en reisde ze door oorlogsgebied met een oproep tot vredesonderhandelingen.
‘Ik voel heel sterk dat we nu onze stem moeten verheffen, zodat het nieuwe tijdperk van beschaving, dat uit de as zal herrijzen, een steviger fundament zal hebben. Een basis waarop vrouwen, met hun instinctieve opbouwende en pacifistische kwaliteiten, de kans krijgen om mannen bij te staan bij het uitoefenen van de wereldpolitiek.’ Zo opende Aletta Jacobs het Internationaal Congres van Vrouwen tegen Oorlog, negen maanden na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Eind april 1915 bogen zo’n 1500 congresgangers, overwegend vrouwen, uit neutrale en strijdende landen zich in de Haagse dierentuin drie dagen lang vol inzet en emotie over oorlog en vrede.
Met klem eisen
Vooruitlopend op een tijd waarin vrouwen dankzij het kiesrecht zelf hun stempel op de politiek zouden drukken, voelden ze zich geroepen om te vergaderen over het belangrijkste politieke vraagstuk van dat moment. De Duitse Margarete Selinka stelde tijdens het congres dat dit de eerste keer in de geschiedenis was dat vrouwen niet bijeenkwamen om deemoedig te verzoeken, maar om met klem te eisen. Ze waren verenigd in het idee dat deze oorlog de laatste moest zijn. In zijn eindresolutie – waaraan Aletta Jacobs ook had meegewerkt – spoorde het congres de wereldleiders aan om een einde te maken aan het bloedvergieten en te beginnen met vredesbesprekingen. Het was de taak van neutrale landen om door middel van voortdurende bemiddeling een einde aan het bloedvergieten te maken. Door continu met nieuwe voorstellen te komen zouden de strijdende partijen overeenstemming bereiken.
Aan het einde van het congres wees Rosika Schwimmer, een bekend Hongaars feministe, er enigszins sceptisch op dat de resoluties op de diverse regeringen niet meer indruk zouden maken dan willekeurig welk ander geschrift als ze niet nadrukkelijk onder de aandacht zouden worden gebracht. ‘Wij allen wensen dat onze resoluties op de meest indrukwekkende wijze zullen doordringen tot het bewustzijn van hen die over het leven van onze zonen beschikken.’ Ze stelde dan ook voor om met een delegatie langs de verschillende staatshoofden te gaan om de resoluties te presenteren. Na twee stemmingsrondes werd dit voorstel aangenomen.
‘Wij allen wensen dat onze resoluties op de meest indrukwekkende wijze zullen doordringen tot het bewustzijn van hen die over het leven van onze zonen beschikken.’
Aletta Jacobs kreeg de opdracht om samen met Jane Addams, een vooraanstaand pacifiste en sociaal werkster uit Amerika, langs de regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken van Engeland, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Zwitserland, Italië, Frankrijk en België te reizen. Rosika Schwimmer begaf zich met een delegatie naar de Scandinavische en Russische autoriteiten. Voortvarend als Addams en Jacobs waren, vertrokken ze op 19 mei 1915 naar Duitsland, waar ze twee dagen later ontvangen werden door minister van Buitenlandse Zaken Von Jagow.
Bij hun rondreis hielden de dames weinig rekening met de gebeurtenissen op het oorlogsvlak. Zo kwamen ze een halfuur nadat Italië Oostenrijk-Hongarije de oorlog had verklaard aan in Wenen. Al in Berlijn ondervonden de dames dat hun missie werd overschaduwd door de verwachte oorlogsverklaring van Italië. Weense deelneemsters aan het congres hadden een reis naar Oostenrijk-Hongarije afgeraden. ‘Niettegenstaande deze weinig bemoedigende telegrammen gingen wij toch,’ schreef Jacobs.
Uiteindelijk bleek graaf Von Stürgkh, minister-president van Oostenrijk-Hongarije, wel ingenomen met het bezoek van de dames. Hij spoorde hen aan zich door niets of niemand te laten ontmoedigen en sprak zich uit voor inmenging van de neutrale Europese landen. Von Stürgkh vond het zelfs onbegrijpelijk dat de neutrale landen werkeloos toekeken hoe heel Europa werd vernietigd. Ook andere regeringsfunctionarissen lieten zich soortgelijke geluiden ontvallen. Vaak wees men naar de Amerikaanse president Wilson als potentiële vredestichter.
Paus
In haar reisverslag beschrijft Jacobs de verschrikkingen van de oorlog uitgebreid: ‘Het oorlogsbrood was in Wenen oneetbaar en het dagelijks rantsoen ten eenenmale onvoldoende voor den werkman en de burgers. Het volk en de dieren in de straten zagen er ondervoed en armzalig uit en de vele verminkten langs de wegen, de vuile, slordige kleeding der soldaten, alles en alles, gaf ons den indruk van een volk dat aan uitputting lijdt en zijn laatste krachten verbruikt.’
Ook in haar pacifistische rol benadrukte Aletta Jacobs het belang van gelijke politieke rechten voor mannen en vrouwen. Ze was ervan overtuigd dat de wereld pas echt zou verbeteren als vrouwen meer zeggenschap kregen. Oorlog was immers in strijd met de ‘instinctieve eigenschappen’ van de vrouw. In Jacobs’ gesprekken met de diverse ministers keerde dit onderwerp steeds terug. Von Jagow, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, beweerde dat er vast binnen een paar generaties weer een grote oorlog zou komen, doordat mannen nu eenmaal een militante natuur hadden. Toen diende ze hem stevig van repliek en zei: ‘Voor dien tijd zullen de vrouwen de macht hebben verkregen om samen met de mannen de regeering te leiden,’ zo schreef ze in haar reisverslag.
In Italië bleek de paus een aandachtig luisteraar. Hij was op de hoogte van het congres in Den Haag en had met instemming over hun vredesreis in de krant gelezen. Toen het gesprek op het onderwerp vrouwenrechten kwam, beaamde de paus dat vrouwen meer te zeggen zouden moeten hebben over de opvoeding van de kinderen en het onderwijs op scholen. ‘Maar hij vroeg of wij ook meenen dat de vrouw zitting moest hebben in de regeering en toen wij dat toestemden, zette hij groote oogen op. Van die wensch der vrouwen had hij blijkbaar nooit gehoord.’
Oorlogszuchtige vrouwen
Wanneer Jacobs signalen ontving dat ook vrouwen oorlogszuchtig konden zijn, wekte dat haar wrevel. Zo schreef ze in haar reisverslag: ‘De Duitse vrouwen die wij daar ontmoetten, waren uiterst onsympathiek door de wijze waarop zij uiting gaven aan haar gevoel van nationalen trots, volkomen gemis aan medegevoel met het lijden der in den oorlog betrokken volken en met den sterk uitgesproken wensch den oorlog te laten voortduren tot Duitschland de overwinning had behaald.’ En wanneer er dan op een avondbijeenkomst alleen over het sociale werk van Jane Addams gepraat mocht worden en niet over vrede, liep ze kwaad de zaal uit. Ook aan Franse zijde ontmoette ze chauvinistische vrouwen die zich ‘eerst Française en daarna mensch’ voelden, een mening waarbij Aletta Jacobs zich gepikeerd voelde.
Wanneer Jacobs signalen ontving dat ook vrouwen oorlogszuchtig konden zijn, wekte dat haar wrevel.
Eind augustus 1915 kreeg Aletta Jacobs de onofficiële opdracht van minister-president Cort van der Linden om ook de mening van president Wilson te polsen. Op woensdag 15 september 1915 kon Aletta Jacobs in het Witte Huis een poging wagen om Wilson over te halen om zich te bemoeien met vredesbesprekingen. In haar reisverslag beschrijft ze Wilson als een echte gentleman, die tegelijkertijd een goede diplomaat was: er kwamen veel woorden uit zijn mond, maar uiteindelijk zei hij niets. ‘Ik moet kunnen ageren op het ogenblik dat ik het meest geschikt acht, en op de wijze die mij dan de meest doelmatige lijkt,’ zei hij tijdens de ontmoeting. In haar boek Herinneringen verweet ze Wilson later te weinig feeling te hebben met de toestand in Europa, te weinig inzicht in wat zijn macht daar zou kunnen betekenen. Wilson zelf had net na het zinken van de Lusitania, op 7 mei 1915, waarbij 128 Amerikanen stierven, even geen oor voor vredesplannen.
Met dit ‘nee’ van Wilson eindigde de vredesmissie van Aletta Jacobs zonder resultaat, maar niet haar streven naar vrede. Ze bleef zich inzetten voor kiesrecht als middel tegen oorlog, ‘opdat straks, als de oorlogsfakkel is uitgedoofd, en getracht zal worden Europa op nieuw op te bouwen, deze opbouw op een hechte vredesbasis zal rusten’.
Archief
Na jaren speculeren over de locatie van het in 1940 door de Duitsers geroofde archief van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging , bracht NRC-journalist Marc Jansen in 1992 goed nieuws. De stukken bevonden zich in het Osoby-archief in Moskou, een tot dan toe geheim archief, geopend dankzij de glasnost.
In een ‘kist Jacobs’ vonden de medewerkers van het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) een album dat Jacobs in 1906 door Hongaarse feministen aangeboden kreeg en het visum dat zij in 1915 nodig had om de regeringen van Duitsland en Oostenrijk te bezoeken. Sinds 2003 zijn alle 28.000 stukken terug in Amsterdam.
Afbeelding: Aletta Jacobs door Isaac Israëls (1920)