De Verenigde Staten kennen een lange geschiedenis van aanslagen op presidenten en presidentskandidaten. In de negentiende eeuw moesten politici al op hun hoede zijn voor rondvliegende kogels. Vijf historische voorbeelden van aanslagen die soms succesvol waren en soms compleet mislukten.
De allereerste moordpoging: president Andrew Jackson
Op 30 januari 1835 verstopte huisschilder Richard Lawrence zich achter een pilaar bij de ingang van het Capitool in Washington. Hij wachtte op de komst van president Andrew Jackson, ook wel bekend als ‘King Andrew’. Lawrence was geboren in Engeland en was in 1812 naar Washington geïmmigreerd. Hij was mentaal instabiel en had het waanidee dat hij een lang verloren erfgenaam van de Britse troon was. In 1835 was Lawrence ervan overtuigd dat hij de rechtmatige koning van Engeland was en dat alleen ‘King Andrew’ hem in de weg stond om zijn kroon op te eisen.
Toen de president bij het Capitool verscheen verliet Lawrence zijn schuilplaats, hief zijn pistool met één kogel erin, richtte het op Jacksons hart en vuurde. Lawaai en rook vulden de lucht, maar het buskruit ontbrandde niet en de moordpoging mislukte. Toen Lawrence een tweede pistool trok, ging de president Lawrence met zijn wandelstok te lijf. Het buskruit in Lawrence’ tweede pistool ontbrandde ook niet en omstanders wisten de schutter te overmeesteren terwijl de president in veiligheid werd gebracht.
Jackson ging de aanslagpleger met zijn wandelstok te lijf
De onwaarschijnlijke redding van Theodore Roosevelt
Drieënhalfjaar na zijn presidentschap besloot Theodore Roosevelt nog één keer mee te doen aan de presidentsverkiezingen. Tijdens een campagnetoespraak op 14 oktober 1912 in Milwaukee, Wisconsin, schoot kroegbaas John Schrank de oud-president in zijn borst. Wonder boven wonder overleefde Roosevelt de moordpoging: in zijn borstzak zat een metalen brillenkoker en opgevouwen kladblaadjes van zijn toespraak, die vijftig pagina’s lang was. De inhoud van zijn borstzak vertraagde de kogel zodanig dat hij de aanslag overleefde.
