Home Aan één stuk door slapen is een recent fenomeen

Aan één stuk door slapen is een recent fenomeen

  • Gepubliceerd op: 26 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Patricia Oomen

Elke avond gaan we naar bed. Als ons hoofd het kussen raakt, glijden we weg in een diepe slaap. Maar de lange, aaneengesloten nachtrust die tegenwoordig normaal is, was niet altijd vanzelfsprekend. Tot in de negentiende eeuw werd de West-Europeaan ten minste één keer per nacht wakker.


 
In de herfst van 1878 sjokte de 27-jarige Robert Louis Stevenson, samen met de ezel Modestine, door de Zuid-Franse hooglanden. Halverwege de reis sloeg hij bij een open plek zijn kamp op. Nadat hij zich tegoed had gedaan aan brood, worst, chocolade, water en brandewijn, kroop hij in zijn slaapzak. Maar in plaats van de klok rond te slapen, werd hij al snel na middernacht wakker. Pas nadat hij een sigaret had gerookt en een uur over van alles en nog wat had nagedacht, viel hij weer in slaap. 
      ‘Dat was een veelbewogen uurtje,’ schreef Stevenson later in zijn dagboek. Nog nooit had hij zo genoten: hij was vrij van de ‘marteling der beschaving’: ‘Het voelt alsof het leven weer opnieuw is begonnen, en alsof ik niemand anders in het universum ken dan de almachtige schepper.’ Hij kon er maar niet over uit. Waar kwam dit weemoedige uurtje opeens vandaan? Was het de frisse buitenlucht? 
      Stevenson wist niet dat zijn bijzondere ervaring vroeger de gewoonste zaak van de wereld was. Tot in de negentiende eeuw waren de meeste West-Europeanen ’s nachts een paar uur wakker. Hele families stapten uit bed om te gaan plassen, roken, of zelfs even een bezoekje aan de buren te brengen. Degenen die wel in bed bleven, kletsten, bedreven de liefde of baden tot God. 
      Dit vertelt de Amerikaanse hoogleraar Arthur Roger Ekirch in zijn artikel ‘Sleep we have lost: preindustrial slumber in the British Isles’, dat april 2001 verscheen in American Historical Review. Het boek At day’s close: night in times past waaruit het artikel afkomstig is, komt eind volgend jaar uit in Nederland. In de afgelopen twintig jaar bestudeerde Ekirch meer dan vijfhonderd dagboeken, medische boeken en ander materiaal uit allerlei West-Europese landen. 

Jeuk

De West-Europeanen van voor het industriële tijdperk sliepen om uiteenlopende redenen veel slechter dan wij. Matrassen en bedden, die door meer mensen werden gebruikt, waren niet altijd comfortabel. Bedden waren de duurste artikelen in huis, en alleen de rijken konden zich een fatsoenlijk bed veroorloven. Omdat de armen vaak in één ruimte sliepen met dieren, was het ’s nachts niet bepaald stil. Vlooien zorgden voor overlast van een andere aard: jeuk. Ook kon de slaap verstoord worden door kwade geesten, die voor het slapengaan verdreven moesten worden. 
      Bovendien beschikten de toenmalige West-Europeanen niet over de moderne luxe om licht en temperatuur naar wens te kunnen regelen. In de winter ging men vaak al om negen uur naar bed, want dan was het donker, en als het vuur eenmaal uit was, werd het ijskoud. Om het hoofd te beschermen tegen de kou, droeg men ’s nachts slaapmutsen. Sommigen probeerden zelfs hun handen aan het bed te binden, zodat die niet meer onder de dekens vandaan konden komen. 

Tijdens het lezen van de dagboeken ontdekte Ekirch gaandeweg iets bijzonders. Hij kwam steeds weer diezelfde term tegen: eerste slaap. De Engelsen noemden het first nap of dead sleep, de Italianen primo sonno, de Fransen premier sommeil en in het Latijn was het concubia nocte. Naar het tweede slaapgedeelte werd verwezen met termen als ’tweede’ of ‘ochtendslaap’. Gaandeweg kwam Ekirch tot de conclusie dat het slaappatroon de afgelopen eeuwen is veranderd: ‘Slapen we nu aan één stuk door en onderbreken we onze nachtrust hooguit voor een bezoek aan de wc, de slaap van de vroegere West-Europeanen bestond uit twee grote intervallen, met daartussen ruim een uur slapeloosheid.’ 
      Tegenwoordig wordt slapeloosheid als een last ervaren, maar uit de verhalen kan Ekirch niet opmaken dat wakker worden in het holst van de nacht onze voorouders veel zorgen baarde. Zo klinkt de regel ‘At mid-night when thou wak’st from sleepe…’ van de dichter George Wither alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. De Engelse filosoof John Locke – ‘That all men sleep by intervals’ – lijkt zich ook al niet te verbazen over het slaappatroon van zijn tijdgenoten. 

Sigaretje

Wat deed men zoal tijdens dat nachtelijke uurtje? Plassen was volgens dagboekschrijver Andrew Boorde de meest populaire – en noodzakelijke – activiteit: ‘Whan you wake of your fyrste slepe make water if you fele your bladder charged.’ Anderen maakten van de gelegenheid gebruik om een sigaretje te roken, te kijken hoe laat het was of het haardvuur op te stoken. In het Engelse lied ‘Old Robin of Portingale’ wordt een nachtelijke warme drank aanbevolen: ‘And at the wakening of your first sleepe You shall have a hott drinke made, And at the wakening of your next sleepe Your sorrowes will have a slake.’ 
      Voor sommigen betekende de slaaponderbreking werk, bijvoorbeeld voor het dienstmeisje Jane Allison. Zij stond vaak midden in de nacht op om mout te brouwen. Thomas Ken, de bisschop van Bath en Wells, stond altijd vroeg op, maar kon dan niet weer in zijn tweede slaap komen. Ekirch denkt dat deze actieve West-Europese nachtbrakers zich ’s nachts vrijer voelden dan overdag. Geen belemmeringen om allerlei activiteiten te ontplooien, niemand die hen in de gaten hield, geen zorgen over wat wel of niet mocht. 
      Overigens gebruikte niet iedereen deze vrijheid voor activiteiten buiten het bed. De meeste mensen bleven na de eerste slaap lekker liggen, of kwamen er snel even uit om – net als nu – naar de wc te gaan. Ze doodden de ‘wakkere’ tijd met bidden of ze kletsten met een bedgenoot. Dat geklets liep regelmatig uit de hand: volgens de zestiende-eeuwse Franse arts Laurent Joubert vergrootte een pauze tussen de eerste en de tweede slaap de kans op het krijgen van een kind. Hij concludeerde dat vooral deze geslachtsgemeenschap in de ochtend arbeiders, ambachtslieden en andere harde werkers in staat stelde een kind te verwekken. Omdat ze te moe waren om vlak voor het slapengaan seksueel actief te zijn, kwam het nachtelijke uurtje goed van pas. Ze hadden na de eerste slaap, volgens Joubert, ‘meer plezier, en de verkregen rust verhoogt de vruchtbaarheid’. 
      De pauze tussen de twee slaapfasen was nog op een andere manier vruchtbaar. Hij gaf de West-Europeaan de tijd om even bij te komen van alles wat hij had gedroomd in de eerste fase. Hij kon er even over te praten of de droom beschrijven in een dagboek. In de tijd voor de negentiende eeuw hechtte men veel waarde aan dromen. Ekirch constateert dat de pre-industriële West-Europeaan, lang voordat de grote droomanalyticus Sigmund Freud werd geboren, al wist dat een droom een persoonlijk inzicht verschaft. ‘Een wijze man,’ schreef de essayist Owen Feltham in 1628, ‘leert zichzelf kennen door de zwarte mantel van de nacht, en door de zoektochten van de dag.’ 

Drug


Dromen hebben nauwelijks nog invloed op het dagelijks leven. Niet in de laatste plaats omdat we ze bij het ontwaken meestal al zijn vergeten. Dat komt volgens Ekirch doordat de in stukken verdeelde slaap tijdens de industrialisatie van de negentiende eeuw relatief snel over is gegaan in een aaneengesloten slaap. Aan één stuk door slapen, weet Ekirch, is een recent fenomeen, een product van de moderne cultuur. 
      Waarom was juist de industrialisatie het keerpunt in het West-Europese slaappatroon? Ekirch: ‘Vanaf die tijd kreeg de West-Europeaan steeds meer te maken met kunstmatig licht. Ik heb de afgelopen jaren nauw samengewerkt met Thomas Wehr van het National Institute of Mental Health in Maryland. Hij probeert ”prehistorische” slaapcondities te creëren door proefpersonen, als het ’s avonds donker wordt, niet meer bloot te stellen aan kunstmatig licht. De resultaten zijn verbazingwekkend: na een paar weken slapen ze niet meer aan één stuk door en vertonen ze hetzelfde slaappatroon als hun voorouders. 
      Bovendien constateert Wehr, dat, door het ontbreken van kunstmatig licht, het hormoon prolactine vrijkomt. Het was al bekend dat dit hormoon bij kippen wordt aangemaakt tijdens het broeden. Hierdoor kunnen ze lange tijd op de eieren zitten. Wehr meent dat de periode waarin prolactine vrijkomt bij de mens kan worden vergeleken met mediteren. De proefpersonen zijn tussen de slaapfasen door wel wakker, maar in een andere staat van bewustzijn.’ 
      Is kunstmatig licht als enige verantwoordelijk voor de verandering van het slaappatroon? De industrialisatie heeft ons immers niet alleen elektrisch licht gebracht. Door de eeuwen heen hebben we betere bedden gekregen, grotere huizen, kleinere gezinnen en minder dieren in huis – of tussen het beddengoed. Toch is Ekirch ervan overtuigd dat kunstlicht de hoofdoorzaak is van het feit dat we aan één stuk door slapen. 
      ‘Natuurlijk moet dit nog worden onderzocht. Maar we staan bijna 24 uur per dag bloot aan kunstmatig licht: in de supermarkt, van de televisie. Dat heeft een enorme fysiologische invloed. We nemen eigenlijk steeds een drug, die onze hormoonhuishouding en daarmee ons slaapgedrag beïnvloedt. Slaapproblemen worden nu gezien als een stoornis. Maar het zou ook zo kunnen zijn dat iemand die veelvuldig wakker wordt minder gevoelig is voor modern licht. Misschien is het oude slaappatroon bij deze man of vrouw op de een of andere manier in stand gebleven.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.