Home Aad Nuis nog steeds de kleinste

Aad Nuis nog steeds de kleinste

  • Gepubliceerd op: 18 oktober 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    H.W. von der Dunk

De opschudding rond de affaire-Weinreb is huiskamer-kattenmuziek, petite histoire. Maar ook in dit soort scherfjes spiegelen zich een tijd en samenleving. Dankzij het proefschrift Een fantast schrijft geschiedenis. De affaires rond Friedrich Weinreb waart voor de vierde maal Weinrebs schim door de publiciteit.

‘Na dit rapport geloof ik niet dat Weinreb als persoon nog van enige interesse voor ons is. Roma locuta. Hij is niet de stok gebleken, waarmee men het naoorlogse Nederlandse bestel kon slaan. Het rotte hout brak zelf daarbij doormidden.’
        Zo eindigde ik in 1977 een bespreking in Bijdragen en mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden van het toen net door het RIOD uitgebrachte Weinreb-rapport van de hand van D. Gilthay Vet en A.J. van der Leeuw. Het onlangs verschenen Leidse proefschrift van Regina Grüter, Een fantast schrijft geschiedenis. De affaires rond Friedrich Weinreb, logenstraft het eerste deel van die opmerking. Weinrebs schim waart voor de vierde maal door de publiciteit. Eerst was het zijn proces en veroordeling in de jaren veertig wegens bedrog en verraad van joden in de oorlog, vervolgens de deining in de jaren zestig toen enkele progressieve intellectuelen hem tot een tweede Dreyfus uitriepen, dan het versterkte bewijs van zijn schuld door het RIOD-rapport in de jaren zeventig en thans dit proefschrift. Het haalt allerwegen uitgebreid de kranten en prijkt hoog op de bestsellerslijsten, een aanwij zing dat bij dit onderwerp nog steeds de oortjes van journa listiek en publiek rechtop gaan staan. Maar eigenlijk is het niet Weinreb zelf, het is de zaak, het zijn de anderen die destijds wilde dansen om hem heen uitvoerden, die ervoor hebben gezorgd dat twintig jaar later ‘die oude koe’, om met staatssecretaris Nuis te spreken, het Hollandse slootwater weer in beweging kan brengen. De studie van Grüter schraagt anderzijds volkomen de laatste aangehaalde zin. Het is een zeer uitgebreide uitwerking en illustratie ervan.
        
Wat de feitelijke toedracht aangaat, baseert de schrijfster zich op het RIOD-rapport en zij bevestigt daarmee wat veruit de meeste mensen bij verschijning van die tweedelige zware turf constateerden: De ontmaskering van Weinreb als oplichter en verrader is onweerlegbaar! Daarmee is beslist niet gezegd dat Grüter niet meer dan een herhalingsexercitie heeft ver richt. Ook al had het rapport een systematische en overzichte lijke opzet, vanwege de omvang (1675 bladzijden) en een proza als geraspt vurenhout was de lectuur ervan een vorm van boete doening. Recentelijk beweerde Aad Nuis in NRC Handelsblad (5- 11-1997) dat hij een van de weinigen is die het destijds goed hebben gelezen. Of dat waar is, betwijfel ik ten zeerste.
        In elk geval is uit die composthoop van feiten, fictie en fantasieën nu wel een leesbaar verhaal gebrouwen. Bovendien beschrijft Grüter ook Weinrebs andere gezichten: de goeroe, de clandestiene wonderdokter en gynaecoloog. Ze vertelt hoe hij vanuit Indonesië Buitenlandse Zaken chanteerde – een even fantastische stunt als zijn beruchte oorlogslijsten, al was de uitkomst van dat spel minder dodelijk. En Grüter wil ook weten wie de mens was achter al die vermommingen. Om deskundig beslagen op het wetenschappelijk gladijs te komen (waar nu eenmaal de territoriumdrift van het specialistendom heerst), heeft ze ook psychologie gestudeerd. In het psychologisch slotdeel wordt mede op grond van gezaghebbende deskundigen, Weinreb voorgesteld als een typisch exemplaar van pseudologia fantastica. Het moge zo zijn, al weet ik niet wat zo’n etiket toevoegt aan wat iedereen met gezond verstand al kon vermoe den: Een notoire zwendelaar, die feit en fictie steeds verwart omdat hij in de bestaande wereld niet de rol kan spelen die hij zich wenst, hunkerend naar erkenning en bewondering. In hoeverre die diagnose ook zijn sexueel voyeurisme en sadisme dekt blijft onduidelijk, maar dat lijkt me ook niet van be lang. Ook als we weten in welke rubriek we Weinrebs psyche moeten onderbrengen, wordt het beeld niet scherper, alleen geleerder. Uiteindelijk was Weinreb een tragisch figuur, besluit Grüter, ook gegeven zijn oost-joodse achtergrond met alle daaruit voortvloeiende identiteitsproblemen. Of Weinreb zichzelf ook tragisch vond, of juist veeleer de wereld de schuld gaf, die hem achtervolgde en niet zijn ware grootheid onderkende, is daarbij geen oninteressante kwestie.

In elk geval biedt dit boek, ofschoon het uitdrukkelijk geen biografie wil zijn, een aardig afgerond overzicht van deze ongewone, kleurrijke figuur, die wel een bedrieger was, maar dan een geniale, en daarom Nederland zolang in zijn ban kon houden en kon verdelen. Het boek had overigens wel een stuk korter gekund. Soms herhaalt het zich. De vele evaluaties en conclusies, wat braaf en schools, zijn voor de lezer meestal evident. Het gedegen onderzoek, de evenwichtige behandeling van het onderwerp maken echter veel goed. Het boeiendst is toch wel het gedeelte over de debatten en deelnemers eraan in de jaren zeventig, toen Weinreb inderdaad een ‘affaire’ werd en daarmee een hoofdstukje in de naoorlogse Nederlandse ge schiedenis. Hier ook draagt Grüter de meeste nieuwe informatie aan. Het is de achtergrond, de opschudding er omheen die de voorgrond contouren verleent. Natuurlijk blijft het allemaal petite histoire, huiskamer-kattenmuziek. Maar ook in dit soort scherfjes weerspiegelen zich soms een tijd en samenleving. Daar ligt het belang van dit proefschrift.

Als medespelers in deze kleine tragi-comedie komen vooral de vier hoofdpolemisten naar voren: De Weinrebianen Renate Rubin stein en Aad Nuis en de anti-Weinrebianen Henriëtte Boas en Willem Frederik Hermans, omgeven door een hele schare namen die zich minder voor het voetlicht begaven. Rubinstein en Hermans zijn nu dood, een symmetrische lotsbeschikking. Maar al is de zaak inmiddels bedekt met een temperend historisch patina, het blijft een boeiend verhaal. Eerst Pressers start schot, zijn suggestie (in Ondergang) dat Weinreb wel eens slachtoffer kon zijn geweest van verkapt anti-semitisme – op typisch presseriaanse wijze gebracht, quasi-voorzichtig, als mogelijkheid, ‘persoonlijke indruk’, maar ondertussen literair natuurlijk des te effectiever. Vervolgens het opnemen van de bal door Rubinstein vanuit haar persoonlijke woede en wroe ging, dat de joden, waaronder haar vader, zonder verzet waren weggevoerd, ook zonder verzet zich lieten wegvoeren. De ge lijktijdig algemeen opstekende storm tegen de naoorlogse regenten en de behoefte aan ontmythologisering van het stan daardbeeld van de bezetting. Aad Nuis, op de wieken van de storm meegevoerd (wie weet met de grote Zola in zijn achter hoofd), die trillend van gepaste verontwaardiging vuur spuwt over Weinrebs rechters. Het Weinreb-comité, bemand door pro gressievelingen die eveneens uit zijn op ontmaskering en rehabilitatie eisen. Henriëtte Boas, de ‘schooljuffrouw’ met het rode maar precieze potlood, immuun voor ideologische modevlagen, zonder ijdelheid of literaire pretenties, de kwestie nuchter op haar eigen merites beoordelend en tenslotte Hermans, de grote verbitterde, die hier een kans zag om het anti-establishment, dat inmiddels een intellectueel tegen- establishment was geworden, onderuit te halen, de ontmaske raars te ontmaskeren. Maar hij wedde op het goede paard en hij had zijn huiswerk gedaan. Zoals het hier gebracht wordt, heeft het geheel het patroon van een schouwspel met een lang aanlo pende intrige, met spanning, verrassingen en een ontknoping plus wat narommelende echo.

Grüter was, schrijft ze, vooral geïntrigeerd door het feit dat ‘intelligente mensen’, prominente figuren uit journalistiek en wetenschap er zo konden intrappen. In haar eigen bevindingen ligt natuurlijk grotendeels het antwoord. Intelligentie staat altijd ‘in dienst van’. In dienst van de waarheid? Voor de betreffende ongetwijfeld, maar iedereen zoekt naar een waar heid die hem bevredigt, waar hij iets mee kan doen. Intelli gentie staat daarmee ook in dienst van ideologisch-politieke voorstellingen, van sympathieën en antipathieën, van strijd. Daar ligt haar brandstof. Er valt dan ook uit deze hele affai re niets anders ’te leren’ dan dat intellectuelen niet minder gemakkelijk dan andere stervelingen het slachtoffer worden van hun behoefte om een waarheid te vinden die hen, om wat voor redenen dan ook, bevalt en dat is een tamelijk oude en trivia le les. Daarbij is ontmaskering van onrecht nog speciaal verleidelijk. Intellectuelen zijn hier extra bevattelijk voor, gegeven hun zelfbeeld als kritische bewakers van de samenle ving. Zeker in een constellatie waarbij oppositie tegen geves tigde belangen en krachten hoog in het vaandel staat geschre ven. De specialiteit van intellectuelen om alles in een groter verband te zien, bleek juist een handicap. Daardoor immers kon Weinreb een symbool worden van de onrechtvaardige maatschap pij. Dan komt het aan op de morele integriteit. Die weerstaat de slijtage van de tijd. Sommigen, Abel Herzberg, Rudy Kous broek, herzagen tijdig zonder aarzeling hun mening. Anderen hulden zich na de vernietigende uitkomst van het RIOD-rapport in zwijgen. Was het resultaat tegengesteld geweest, dan hadden ze vermoedelijk hoog en belerend van de toren geblazen. Rubin stein bleek niet in staat ongelijk te bekennen. Grüters opmer king dat Hermans haar dat door zijn vernietigende en zeer persoonlijke aanvallen ook vrij moeilijk maakte, onderschrijf ik daarbij. Daarvoor was inderdaad grootheid nodig. De klein ste blijkt, ook als alles al historie is, in elk geval staats secretaris Nuis. Nòg kan hij het niet laten de twee RIOD- onderzoekers van partijdigheid te beschuldigen. En onlangs nog trachtte hij in zijn erbarmelijk verweer de minder geïnfor meerde lezer te misleiden met de bewering dat het RIOD-rapport hem in elk geval in het gelijk had gesteld, omdat het vonnis over Weinreb erin wordt bekritiseerd. Jawel, maar dan in tegengestelde zin, namelijk onder andere als te mild! In zijn wijze van weerlegging bevestigt hij perfect het beeld dat dit proefschrift van hem geeft. Grüter had zich geen betere bijlage kunnen wensen.

Een fantast schrijft geschiedenis. De affaires rond Friedrich Weinreb door Regina Grüter. 444 p. Balans.
Verschenen in Historisch Nieuwsblad, 1997 nummer 5-6

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.