Home Dossiers De Verenigde Staten Amerikaanse piraten maakten de Rode Zee onveilig en werden schatrijk

Amerikaanse piraten maakten de Rode Zee onveilig en werden schatrijk

  • Gepubliceerd op: 27 dec 2025
  • Update 23 dec 2025
  • Auteur:
    Maurice Blessing
Piraat Henry Every
Cover van
Dossier De Verenigde Staten Bekijk dossier

Eind zeventiende eeuw was een carrière als piraat in steden als New York en Boston breed geaccepteerd. De Britse regering liet dat toe – tot haar eigen handelsbelangen in het gedrang kwamen. Maar tegen die tijd hadden piraten al hun stempel op de samenleving gedrukt.  

In oktober 1694 verscheen in de ruw geplaveide straten van New York, dat toen nog amper 4000 zielen herbergde, een opmerkelijk uitgedost heerschap. Zijn naam was Thomas Tew, telg van een vooraanstaande kolonistenfamilie uit Rhode Island. Tew droeg die dag een blauwzijden jasje, versierd met goudkleurige veters. Aan de voorzijde fonkelde een rij paarlemoeren knopen. Een gouden halsketting en een Arabische dolk, waarvan het met edelstenen bezette heft boven zijn geweven riem uitstak, completeerden zijn outfit.

De man was een succesvolle piraat en iedereen in New York mocht dat weten. Enkele maanden eerder was Tew nog enthousiast onthaald in zijn geboortestad Newport. Naar eigen zeggen had hij met zijn schip de Amity in de Rode Zee voor zo’n 120.000 pond buitgemaakt op een handelsschip van de Mogols, heersers over het grootste deel van het huidige India, Pakistan en Afghanistan. Dat komt overeen met 18 miljoen dollar nu. Heel de stad was dan ook uitgelopen in de hoop een glimp op te vangen van de lading goud, zilver en juwelen die de plaatselijke economie ongetwijfeld een welkome opkikker zou bezorgen. 

Piraat Thomas Tew met Benjamin Fletcher, gouverneur van New York
Piraat Thomas Tew (links) met Benjamin Fletcher, gouverneur van New York. Tekening door Howard Pyle, 1887.

Niet alleen de kroegbazen en bordeelhouders wreven zich in de handen bij de aanblik van de Amity. Zo kreeg gouverneur Walter Clarke van Rhode Island 12.000 pond toegeschoven. In ruil daarvoor beweerde hij dat Tew en zijn bemanning geen piraten waren, maar kapers die streden tegen de vijanden van de Engelse Kroon. In tijden van oorlog was ‘kaapvaart’ geoorloofd zolang het schepen van de vijand betrof. Tegelijkertijd beschouwde de Britse regering het Rijk van de Mogols als een belangrijke, lucratieve bondgenoot. Volgens de letter van de Engelse wet wachtte Tew en zijn mannen dan ook niets minder dan doodstraf door ophanging. 

Dit verklaart waarom piraten op het oog zo legaal mogelijk wensten te opereren. Zo was Tew ook naar New York getogen om daar van gouverneur Benjamin Fletcher een kaperbrief te bemachtigen ‘voor de strijd tegen de Fransen’. Want met die natie was het moederland in 1688 weer eens in oorlog geraakt. Een tijdgenoot beschreef Fletcher als ‘een man met sterke voorkeuren, beperkte talenten, even energiek als inhalig’. Daar lijkt geen woord van gelogen: Tew betaalde hem 300 pond en kreeg zijn kaperbrief. Ook al beseften beide betrokkenen dondersgoed dat de Amity rechtstreeks naar de Rode Zee zou koersen en Franse vaartuigen zou ontwijken als de pest.  

Piraat in de haven van New York
Piraat in de haven van New York. Schilderij door Jean Leon Gerome Ferris, 1920.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Extreem gewelddadige piraten

In de populaire beeldvorming zijn piraten doorgaans anarchisten en vrijbuiters, die de gewelddadige rafelranden van de maatschappij bevolken. Maar de piraten die zich in de vroege Noord-Amerikaanse koloniën ophielden, wijken sterk af van het clichébeeld. Een carrière als ‘zeerover’ was zeker niet alleen maar weggelegd voor de onaangepasten, radelozen en psychopaten: uit de bronnen doemt een beeld op van piraterij als breed geaccepteerd verdienmodel.  

De meeste piraten werden na een geslaagde roofcampagne zonder problemen weer in de kolonistengemeenschap opgenomen. Sterker nog: kwam je levend en wel terug, met een flink aandeel in de buit, dan lag een sociale opwaardering in het verschiet. De plaatselijke elite huwelijkte haar dochters maar wat graag uit aan succesvolle piraten, die van een rustige oude dag wilden genieten en hun geroofde goud en zilver in de lokale economie investeerden.  

De elite huwelijkte haar dochters graag uit aan succesvolle piraten 

Bovendien beschikten piraten over waardevolle gevechtservaring. Binnen de Noord-Amerikaanse kolonistengemeenschappen, die zich continu bedreigd voelden door indianen, Fransen en Spanjaarden, vormden zij daarom een welkome aanvulling op de plaatselijke milities. Hun soms extreme gewelddadigheid werd daarbij als een plus gezien, die bijvoorbeeld goed van pas kwam bij ‘strafexpedities’ tegen weerspannige inheemse volkeren. Ook een aanstelling als lokale gezagsdrager blijkt tot de mogelijkheden te hebben behoord. 

Piraten waren eind zeventiende eeuw dus zeer nauw verweven met de koloniale maatschappij en economie van Noord-Amerika. Vrijwel iedereen profiteerde van hun criminele activiteiten. Bestuurders kregen veel geld toegeschoven om de andere kant op te kijken en ‘kaperbrieven’ op te hoesten. Bakkers en brouwers hielpen de schepen te bevoorraden. Prostituees traden op als tussenhandelaren in geroofde goederen. Ook de allereerste Afrikaanse slaven die in 1619 in Virginia werden afgeleverd, waren door Noord-Amerikaanse piraten op Portugese schepen buitgemaakt. Daarmee trapten piraten in feite de geschiedenis van slavernij in de Engelse koloniën af. 

De haven van Boston
De haven van Boston. Door Franz Xaver Habermann, 1770.

Piraten lieten zich betalen in Arabisch goud

Piraten hadden ook invloed op het geldverkeer. Zo zouden de inwoners van South Carolina rond het jaar 1700 amper 15 procent van hun betalingen in Britse ponden hebben gedaan. Het leeuwendeel van de transacties werd met Spaanse, Hollandse en Franse zilvermunten of in ‘Arabisch goud’ voldaan. Dit was merendeels afkomstig van piraten, die door de plaatselijke autoriteiten naar de haven van Charles Town (het latere Charleston) in South Carolina werden gelokt door hun een hogere wisselkoers te bieden dan de andere koloniën.  

Het moederland had deze situatie deels aan zichzelf te wijten. Londen voerde een handelspolitiek waarin voor de koloniën uitsluitend een rol als leverancier van grondstoffen voor de Engelse maakindustrie was weggelegd. Al het contant geld diende weer terug te vloeien naar Engeland, waardoor er in de Noord-Amerikaanse koloniën een chronisch tekort aan betaalmiddelen was ontstaan. Met aanvallen op Spaanse, Portugese, Franse, Deense, Hollandse en Mogol-schepen werd deze monetaire scheefgroei rechtgezet. 

Nu de gemiddelde kolonist iets meer te makken had, wilde die het uiteraard breder laten hangen. Ook in die behoefte voorzagen de piraten. Hun rooftochten in de Rode en Arabische Zee leverden gewilde luxeproducten op, zoals zijde, mousseline en ivoor. Die waren voorheen onbetaalbaar in de koloniën omdat de East India Company (EIC) daarop een handelsmonopolie had verworven. Het valt dan ook goed te begrijpen dat piraten in Noord-Amerikaanse bronnen uit deze periode worden omschreven als een soort proto-vrijheidsstrijders in hun confrontaties met de Engelse marine. Die moest de gehate Navigation Acts kracht bijzetten – een serie wetten die de (handels)vrijheid van de koloniën sterk beperkten. 

Piraat Henry Every met een zwarte dienaar
Piraat Henry Every met een zwarte dienaar. Gravure uit A General History of the Robberies and Murders of the Most Notorious Pyrates door Charles Johnson, 1725.

Piraten speelden zo een belangrijke rol bij de Amerikaanse ’nationale’ bewustwording, juist op een moment dat de economieën van de afzonderlijke koloniën steeds nauwer vervlochten raakten. Zo bestond er een duidelijk verband tussen de eerste eigen munteenheid, de beroemde Pine Tree Shilling in Boston tussen 1652 en 1677, en de piraterij. De munt werd voornamelijk gesmeed van geroofd Spaans zilver en vormde daarmee een handig witwasinstrument.  

Zo constateerde ook Edward Randolph toen hij in de jaren 1670 fungeerde als ‘algemeen opzichter van de Amerikaanse koloniën’ voor de Engelse Kroon. ‘Ze tuigen schepen op met zestig tot zeventig kanonnen per stuk, erg goed bemand met wat zij kapers noemen,’ schreef Randolph aan Londen. Vervolgens begingen deze ‘kapers’ in de koloniën van Spanje, op dat moment een bondgenoot van Londen, ‘vele soorten gewelddaden en brachten zij grote hoeveelheden zilver in munt, baar en kerkzilver en andere rijkdommen thuis’. De munt in Boston ‘moedigde piraten aan hun zilver daar te brengen, opdat het gemunt kon worden en in grote hoeveelheden doorgevoerd, zonder gevaar op ontdekking’. 

Amerikaanse ooskust rond 1700

Niettemin zou het tot ver in de jaren negentig van de zeventiende eeuw duren voordat de Britse regering besloot dat het voor eens en altijd afgelopen moest zijn met de Amerikaanse piraterij. Dat was vooral het gevolg van de intensieve lobbyactiviteiten door de East India Company. Die handelsorganisatie was steeds invloedrijker geworden door de gigantische winsten die ze wist te behalen met de handel in Zuid-Aziatische luxegoederen. De handel met ‘India’ was voor Engelse investeerders veel lucratiever dan die met de nog altijd economisch worstelende Noord-Amerikaanse koloniën. 

Maar deze kip met de gouden eieren werd in toenemende mate opgejaagd door Amerikaanse zeerovers. Die hadden ontdekt dat de handelsschepen van de Mogols veel minder goed bewapend waren dan de Spaanse galjoenen in de Cariben en vrijwel evenveel rijkdommen vervoerden. Met name in het pelgrimsseizoen: de hadj naar Mekka was immers altijd al een minstens zo commerciële als spirituele onderneming geweest. 

Religieus geweld?

Volgens de officiële ontstaansgeschiedenis van de VS zouden protestantse vluchtelingen, zoals de ‘puriteinen’ en de quakers, door hard werken en spaarzaamheid de morele basis voor de latere VS hebben gelegd. Dat beeld kreeg een flinke knauw met de publicatie van Pirate Nests and the Rise of the British Empire (2015) van Mark G. Hanna. Hij beschreef hoe Engelse ondernemers en piraten de westwaartse expansie van het Britse Rijk voor een belangrijk deel vormgaven. Fameuze zestiende-eeuwse piraten als Francis Drake en Walter Raleigh beschouwden zichzelf als frontsoldaten van de protestantse Reformatie. De katholieke Spaanse koning was in hun propaganda de ultieme ‘Hoer van Babylon’.  

Quakers rechtvaardigden piraterij met een beroep op de Bijbel. Ze citeerden uit Deuteronomium (7:2), waarin God zijn Uitverkoren volk opdraagt zijn ongelovige vijanden ‘te vernietigen, zonder met hen tot een vergelijk te komen of compassie met hen te tonen’. Opgepakte piraten verdedigden zich op vrijwel identieke wijze. Zij gaven toe de meest verschrikkelijke gewelddaden te hebben gepleegd, maar benadrukten dat deze uitsluitend waren gericht op ‘heidenen en Moren’.  

Koningin Elizabeth I riddert Francis Drake in 1581
Koningin Elizabeth I riddert Francis Drake in 1581. Gravure door John Gilbert, eind negentiende eeuw.

Over de kling 

In september 1695 lagen maar liefst zes piratenschepen op de loer bij de monding van de Rode Zee: een uit Boston, een uit Delaware, een uit New York en twee uit Newport — waaronder de Amity van Thomas Tew. De zesde was een gekaapt Engels schip onder leiding van Henry Every, die de hele piratenarmada onder zijn hoede had genomen. Ze wachtten daar geduldig op een konvooi van maar liefst 25 pelgrimsschepen uit Mekka, dat onderweg was naar Surat in India. 

Geduldig wachtten de piraten op 25 pelgrimsschepen uit Mekka 

Na een week wachten kwam het nieuws dat het konvooi hen die nacht op enkele kilometers afstand was gepasseerd. De achtervolging werd daarop ingezet, waarbij het schip van Thomas Tew al snel op achterstand raakte en onverwacht op een zwaarbewapend Mogolschip stuitte. Tew werd frontaal getroffen door een kanonskogel. De rest had meer geluk: vlak voor Surat werd het konvooi ingehaald en kwam het tot een treffen. Onder de door de piraten overweldigde schepen bevond zich de legendarische Gang-i-Sawai, die het persoonlijk eigendom was van Mogol-keizer Aurangzeb. 

Over wat er zich exact aan boord van de Gang-i-Sawai heeft afgespeeld lopen de bronnen uiteen, maar het beeld dat eruit oprijst is pikzwart. Zo zou de vrouw van een hoge Mogol-ambtenaar, een ver familielid van keizer Aurangzeb, net als de andere vrouwen aan boord zijn verkracht. Pelgrims zouden zijn gefolterd en, na inlevering van al hun waardevolle bezittingen, over de kling zijn gejaagd. De waarde van de totale buit wordt geschat op minstens 150.000 pond. De imagoschade voor de EIC was navenant: een woedende Aurangzeb sloot de Engelsen in Surat op in hun eigen factorij en dreigde de hele EIC uit zijn domeinen te verbannen. Die catastrofe werd afgewend, maar de EIC moest flinke herstelbetalingen ophoesten en werd verplicht voortaan alle pelgrimsschepen te escorteren. 

Piraat Henry Every neemt de buit van de veroverde Gang-i-Sawai aan boord
Piraat Henry Every neemt de buit van de veroverde Gang-i-Sawai aan boord. Gravure door Charles Ellms, 1844.

Tegelijkertijd plaatste Londen de Noord-Amerikaanse koloniën onder verscherpt toezicht. Zij moesten strenge antipiraterijwetten doorvoeren en toen dat niet bleek te werken omdat deze op talloze manieren werden ondermijnd, werden speciale admiraliteitsrechtbanken ingesteld die niet van lokale jury’s afhankelijk waren. Gouverneur Clarke van Rhode Island protesteerde hier fel tegen: volgens hem dreigden de kolonisten hiermee te vervallen tot ‘knechtschap en slavernij’.  

Daarnaast moesten processen tegen gesnapte piraten de indruk wekken dat piraterij niet langer loonde. Veel leek het allemaal niet te helpen: een vertegenwoordiger van de Kroon klaagde dat in South Carolina piraten nog altijd openlijk op straat liepen te pronken met hun rijkdommen, en dat alleen de allerarmsten onder hen waren opgepakt. Pas in de loop van de achttiende eeuw nam de piraterij vanuit de Amerikaanse kuststeden sterk af. Dat had minder te maken met de repressieve Britse maatregelen dan met de snelle ontwikkeling van de economie in de toekomstige Verenigde Staten. Van groot belang daarbij was het exclusieve contract dat Engeland in 1713 wist te bemachtigen voor de slavenhandel met de Spaanse koloniën.  

Van timmerman tot piraat

In de zeventiende eeuw ontwikkelde New York zich tot het epicentrum van de slavenhandel en piraterij in Noord-Amerika. Hoofdrolspeler was Frederick Philipse, die in het Friese Bolsward was geboren. Hij werkte zich op van timmerman tot piratentycoon. Philipse onderscheidde zich van andere New Yorkse ondernemers door zijn geld niet in zeeroofexpedities te investeren, maar met de piraten te handelen. Zo verdiende hij een fortuin met de export van onder meer kleding, sterke drank, buskruit en bijbels naar het eiland nabij Madagaskar van waaruit de meeste aanvallen op Mogol-schepen werden georganiseerd. Op de terugtocht vervoerden zijn schepen exotische luxegoederen en Oost-Afrikaanse slaven voor de New Yorkse thuismarkt.  

Deze handel was ongekend lucratief. Zijn voorbeeld vond dan ook veel navolging. 

Gezicht op Nieuw-Amsterdam
Gezicht op Nieuw-Amsterdam door Johannes Vingboons, 1664.

Het waren vooral de Noord-Amerikaanse havensteden die hiervan profiteerden. Zo verscheepten handelaren uit Newport lokaal gebrouwen rum naar de kusten van West-Afrika, waar ze de drank ruilden voor slaven. Die werden voor harde Spaanse valuta in Zuid-Amerika en de Cariben verkocht of via steden als Charles Town aan plantagehouders aangeboden. Met de plotse toevloed van slaven begon de plantage-economie eindelijk goed op stoom te komen. Met Spaans goud en zilver werden lokale industrieën opgezet en handelscontacten geïntensiveerd. Piraterij was zo niet langer een belangrijke inkomstenbron, maar veeleer een bedreiging voor het eigen levensonderhoud. 

Piraten zouden daarom niet rechtstreeks bijdragen aan de Amerikaanse Revolutie later die eeuw. Toch was de herinnering blijven leven aan de wijze waarop de belangrijkste lokale handelsfamilies het koloniaal gezag in Londen hadden uitgedaagd. Niet voor niets waren de kapiteins die in de Revolutiejaren het zeegevecht aangingen met de Royal Navy, vaak afkomstig uit dezelfde families die hadden geprofiteerd van de zeeroofactiviteiten van eerdere generaties. Bovendien had met name het conflict rond de admiraliteitsrechtbanken de politieke bewustwording onder de elite op gang gebracht. Zo lijken piraten indirect een belangrijke bijdrage te hebben geleverd aan het latere Amerikaanse onafhankelijkheidsstreven. 

Meer weten:

  • Black Flags, Blue Waters (2019) door Eric Jay Dolin behandelt de geschiedenis van de Amerikaanse piraterij. 
  •  Pirate Nests and the Rise of the British Empire (2015) door Mark G. Hanna is een baanbrekende studie. 
  •  Black Sails (2014-2017) is een Amerikaanse tv-serie over piraten als wegbereiders voor de Amerikaanse Revolutie.  

Dossier Verenigde Staten

Gebouw Federal Reserve
Gebouw Federal Reserve
Artikel

Opheffing van de Amerikaanse Federale Bank veroorzaakte economische rampspoed

President Donald Trump heeft een afkeer van de Federal Reserve Bank (FED), de Amerikaanse centrale bank. Daarin staat hij niet alleen. Zijn verre voorganger Andrew Jackson hief de bank in 1836 zelfs op. Dat leidde tot een diepe economische crisis. Van oudsher hebben Amerikanen een hekel aan centrale overheidsinstellingen. En aan bankiers. Het verklaart waarom...

Lees meer
Uncle Sam staat met een geweer tussen Europa en Latijns-Amerika
Uncle Sam staat met een geweer tussen Europa en Latijns-Amerika
Artikel

Bemoeizucht en territoriumdrift: voor de Verenigde Staten is het doodnormaal

President Trump dreigt Venezuela aan te vallen, ondersteunt de regering van zijn vriend Javier Milei in Argentinië, legt arbitraire handelsheffingen op aan Brazilië, boycot de president van Colombia, wil militairen naar Mexico sturen en torpedeert schepen in het Caribisch gebied. Na jaren van verwaarlozing en toenemende Chinese invloed besteedt Amerika weer meer aandacht aan zijn...

Lees meer
Harvey Milk in 1977
Harvey Milk in 1977
Interview

Queer-politicus Harvey Milk sprong in de bres voor homoseksuele Amerikanen

Rob Jetten kan geschiedenis schrijven als de eerste openlijk homoseksuele premier van Nederland. In de VS was de verkiezing van Harvey Milk in 1977 groot nieuws: het gemeenteraadslid van San Francisco was een van de eerste verkozen openlijk homoseksuele politici in het land. Hij gold als een belangrijke voorvechter van de homobeweging. ‘Zijn identiteit en...

Lees meer
Dode studenten bij de Kent State Massacre
Dode studenten bij de Kent State Massacre
Artikel

De National Guard opende het vuur op demonstrerende studenten

Een foto van een schreeuwende vrouw naast een doodgeschoten student schokte in 1970 de wereld. De National Guard had op 4 mei het vuur geopend op studenten van Kent State University in Ohio. De reacties op het bloedbad waren tekenend voor de verdeeldheid in Amerika: het leidde tot demonstraties en protestsongs, maar sommigen vonden dat...

Lees meer
Loginmenu afsluiten