Home Dossiers Invloedrijke vrouwen 35 jaar na Dolle Mina

35 jaar na Dolle Mina

  • Gepubliceerd op: 6 december 2004
  • Laatste update 23 jun 2021
  • Auteur:
    Martijn Blekendaal
35 jaar na Dolle Mina
Cover van
Dossier Invloedrijke vrouwen Bekijk dossier

Op 23 januari 1970, 35 jaar geleden, bestormden zo’n tien meisjes en jongens uit Amsterdam het mannenbolwerk Nijenrode, waar vrouwen niet werden toegelaten op de managementopleiding. Het was het begin van Dolle Mina, de organisatie die opkwam voor gelijke rechten voor vrouwen. ‘Vervolgens reden we terug naar Amsterdam om een korset te verbranden,’ vertellen Dunya Verwey en Claudette van Trikt, Dolle Mina’s van het eerste uur.

‘We zijn al 35 jaar onafscheidelijk,’ zegt Dunya Verwey (58), curator van Museum Geelvinck Hinlopen Huis, met trots in haar stem. En inderdaad, de wijze waarop zij met Claudette van Trikt over de beginperiode van Dolle Mina vertelt, verraadt een lange vriendschap. Waar de een het even niet meer weet, springt de ander onmiddellijk bij.

Claudette van Trikt (52) is tegenwoordig docent in het hoger beroepsonderwijs. Eind jaren zestig studeerde de Arubaanse wiskunde aan de Gemeente Universiteit Amsterdam. In het studentenhotel waar ze een kamer huurde, woonde ook Michel Korzèc, het toenmalige vriendje van Dunya. ‘Ik geloof dat het de avond vóór de eerste actie was, de avond van 22 januari, dat Michel mijn kamer binnenliep en zei: “Wij gaan morgen actie voeren voor de emancipatie en de bevrijding van de vrouw. Jij hebt een exemplaar van Simone de Beauvoirs Le deuxième sexe (1949) op de boekenplank staan, dus jij gaat mee.”‘

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Een maand eerder,’ legt Verwey uit, ‘waren Michel, zijn broer Alex, diens vriendin Rita Hendriks en ik zomaar wat aan het kletsen geraakt over rolpatronen en de ongelijkheid tussen man en vrouw. Die was tijdens de Maagdenhuisbezetting van mei 1969 nog eens pijnlijk helder geworden. Broodjes smeren voor de heren revolutionairen, veel meer werd er van ons niet verwacht. Dat had ons en veel andere vrouwen aan het denken gezet. Gaandeweg vormde zich die laatste weken van 1969 thuis bij Alex en Rita aan de Zeedijk een soort denktank.’

In tegenstelling tot Verwey was Claudette van Trikt niet betrokken bij de Maagdenhuisbezetting. Toch hield de rolverdeling tussen man en vrouw ook haar bezig. Daarin speelden haar jeugdervaringen op Aruba een rol. ‘Binnen de Caribische cultuur worden jongens gestimuleerd om mannelijk en stoer te zijn, om uit te gaan en meisjes te versieren. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik niet hetzelfde mocht als mijn broers.’ Het besef van dat onderscheid werd in Nederland sterker, bijvoorbeeld door de reacties van haar studiegenoten wiskunde – op enkele vrouwelijke studenten na alleen maar mannen. ‘Ze vroegen mij waarom ik wiskunde studeerde en niet bijvoorbeeld kunstgeschiedenis.’

Knappe meiden

Nederland kende op dat moment al een feministische actiegroep. In 1968 hadden Joke Kool-Smit en Hedy d’Ancona de Man Vrouw Maatschappij (MVM) opgericht. Eigenlijk kaartten zij dezelfde thema’s aan als Dolle Mina: de rolverdeling binnen het gezin, ongelijke lonen, de noodzaak van crèches, het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en tal van andere vormen van vrouwendiscriminatie. Alleen, zo vonden de Dolle Mina’s, waren ze veel te voorzichtig en bedaagd.

Verwey: ‘MVM was erg naar binnen gericht. Er was nauwelijks contact met de vrouwen om wie het ging. In onze ogen bevestigde MVM het onsympathieke imago van de feministe: elitair, intellectueel, verzuurd. Zelf waren wij daarentegen een stel jonge, knappe meiden. Wij waren niet minder verontwaardigd, maar we kozen voor de straat en niet voor geschriften om de mensen te bereiken. Wij wilden een daad stellen waarmee de boodschap in één klap duidelijk werd.’

‘Eerst dachten we aan de bezetting van De Industrieele Groote Club, een mannensociëteit in Amsterdam. Uiteindelijk kozen we voor Instituut Nijenrode. Ook daar heerste een echte mannencultuur. Vrouwen werden niet toegelaten tot de managementopleiding. Ik woonde op studentenwoonschip de Caledonia vlak bij het Centraal Station. Daar woonde ook een Nijenrode-student. Die heb ik met gespeelde interesse de nodige informatie weten te ontfutselen. Toen hij mij uiteindelijk bij Nijenrode zag, viel z’n mond open

– zowel van verbazing als van woede.’

‘We waren met een stuk of tien mensen,’ gaat Verwey verder. ‘In totaal vier mannen, onder wie twee grote Surinamers om ons te beschermen. Die konden echter niet voorkomen dat we, met nauwelijks een voet over de drempel, hardhandig de trap af werden gewerkt. Pas toen de directeur erbij kwam, konden we even naar binnen. Wat overigens meer met hoffelijkheid te maken had dan met begrip. Na het voorlezen van een manifest wees ook hij ons onmiddellijk de deur. Op het bruggetje hebben we toen met verf nog allerlei leuzen aangebracht.’

‘Vervolgens reden we weer terug naar Amsterdam om bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker (1847-1925) een korset te verbranden. De socialiste Drucker had namelijk al tijdens de eerste feministisch golf rond de eeuwwisseling benadrukt dat het niet alleen om wettelijke gelijkstelling gaat zoals het vrouwenkiesrecht, maar ook om gelijkheid in het dagelijkse bestaan.’

De volgende dag voerde Dolle Mina actie bij het stadhuis in Amsterdam, waar aan een kersverse bruid gevraagd werd: ‘Bent u ook een blanke slavin, en wilt u dat blijven?’ Ook sloten de jonge feministes een openbaar toilet af met een roze lint. ‘Omdat die destijds alleen door mannen gebruikt konden worden,’ zegt Van Trikt. ‘Wij vrouwen moesten voortdurend op zoek naar een café of het warenhuis in, en dan ook nog eens tien cent betalen.’

Kresjes

Dat soort speelse provocaties werkte ontwapenend. Terwijl oudere feministes de vrouw als lustobject verafschuwden, maakt Dolle Mina de sexy uitstraling juist tot wapen in de strijd. Nu waren het opeens de mannen die worden nagefloten. Nederland lachte er hartelijk om. Zelfs in het buitenland bleven de acties niet ongemerkt. De eerste dagen coördineerde Van Trikt vanuit haar studentenflatje de talloze verzoeken die binnenkwamen: vragen van de pers, maar ook van vrouwen die zich willen aansluiten.

Een eerste grote vergadering, op 5 februari 1970, moest orde scheppen. De opkomst was hoog: zo’n tweehonderd vrouwen en een handvol mannen wisten de weg naar de Oudemanhuispoort in Amsterdam te vinden. Besloten werd de aanwezigen in te delen in verschillende werkgroepen. De ‘ouwehoerclub’ zou zich gaan bezighouden met de organisatie van lezingen en propaganda, en er kwamen werkgroepen ‘sabotage’, ‘kresjes’ en ‘opleiding/ opvoeding’. De werkgroep ‘dubbele sexuele moraal’ deelde condooms uit aan huishoudschoolleerlingen en aspirant-secretaresses.

Van Trikt koos voor de werkgroep ‘gelijke lonen’. Eau-de-colognefabriek Boldoot vormde het eerste doelwit. ‘Op het manifest stond zoiets als: “Wat stinkt hier zo?” Nou, die ongelijke lonen natuurlijk. Maar het vrouwelijk personeel stond helemaal niet open voor onze boodschap. Ze joegen ons even hard het terrein weer af. Die meisjes zaten helemaal niet op gelijke beloning te wachten, maar waren blij dat ze überhaupt een baantje hadden.’ Verwey: ‘Wat zij wilden was een man, een kind en een eigen huishouden. Bij Boldoot bleek hoezeer wij als studenten tot een elitaire wereld behoorden. Wij waren een voorhoede. De vraag drong zich wel op hoe wij de huisvrouwen en arbeidersvrouwen erbij moesten betrekken.’

In de loop van 1970 ontstonden overal in het land Dolle Mina-kernen. Maar met de groei van de beweging en de toename van meisjes uit alle lagen van de bevolking, groeide ook de onvrede over de rol die mannen binnen Dolle Mina speelden. Verwey en Van Trikt waren het erover eens dat man en vrouw gezamenlijk ten strijde moesten trekken tegen de rolverdeling waarin ze beiden gevangenzaten. ‘Maar het probleem was,’ zegt Verwey, ‘dat de heren vaak de boventoon voerden tijdens discussies. In tegenstelling tot een groot aantal vrouwen waren zij meestal academisch geschoold en zeer goed onderlegd als het ging om ideologie en politieke theorie. Daardoor brachten ze de dingen soms scherper onder woorden dan wij. De irritatie daarover wekte bij steeds meer vrouwen een anti-mannenstemming. Dat uitte zich al tijdens het eerste landelijke Dolle Mina-congres in april 1970.’

Maar ook onder de heren zelf groeide het besef dat vrouwen het misschien eerst op eigen houtje moesten zien te klaren. Verwey: ‘Michel Korzèc bracht in de zomer van 1970 een bezoek aan Berkeley, het politieke centrum van de Universiteit van Californië. Daar maakte hij kennis met Angela Davies, de zwarte burgerrechtenstrijdster. Zij legde hem uit dat het bij een emancipatiebeweging van wezenlijk belang is dat onderdrukte groepen het eerst zelf doen en pas daarna bondgenoten zoeken.’ Eenmaal terug in Nederland besloot Michel zich terug te trekken uit Dolle Mina.

Wiskunde

Dunya Verwey nam in deze tijd min of meer afscheid van Dolle Mina. Haar laatste wapenfeit was de organisatie van een protestactie tegen het abortusbeleid van regering en artsen. Ter gelegenheid van de eerste verjaardag van Dolle Mina voer in januari 1971 onder het motto ‘Artsen houden de boot af’ een boot door de Amsterdamse grachten. Ook voor Claudette van Trikt hield het rond die tijd een beetje op. Zij wilde haar studie wiskunde afronden om te beginnen met een studie niet-westerse sociologie, vanwege haar interesse in de rol van de vrouw en de maatschappelijke verhoudingen binnen de Caribische cultuur. De urgentie om bij alle Dolle Mina-evenementen aanwezig te zijn verdween.

Dolle Mina zelf belandde in een nieuwe fase. De symboliek van het roerige eerste jaar maakte plaats voor verdieping, de ludieke acties voor steeds serieuzere initiatieven: praatgroepen, boekuitgaven, schoolprojecten, studie- en discussiedagen, demonstraties, tentoonstellingen en handtekeningenacties. En het bewustwordingsproces van de vrouw leek in gang gezet: zo legden stakende vrouwen in maart 1973 uit protest tegen ongelijke beloning de toenmalige ritsenfabrikant Optilon in Winschoten drie weken lang plat.

Rond 1975, het internationale Jaar van de Vrouw, bereikte de beweging haar hoogtepunt. Hoewel de twee vriendinnen toen al lang niet meer direct betrokken waren, bleven de thema’s van Dolle Mina belangrijk voor hen. De invoering van de pil, gelijke lonen, de abortuswetgeving, Blijf-van-m’n-Lijf-huizen – ze volgden stuk voor stuk uit de strijd van de vrouwenbeweging. Maar belangrijker dan die verworvenheden is misschien nog wel het feit dat Dolle Mina zoveel vrouwen heeft weten te bereiken.

Verwey: ‘Hoe je het ook wendt of keert, Dolle Mina raakte vrouwen van alle leeftijden en alle rangen en standen. Iedere vrouw voelde zich aangesproken.’ Van Trikt: ‘Of ze het nou met onze doelstellingen eens waren of niet, ze dachten er in elk geval over na. En dat was ons doel.’