Op 11 juli 1488 kreeg Margriete van den Driessche geld van de stad Gent omdat ze had gespioneerd in een vijandelijk legerkamp. Zoals zij waren er meer vrouwelijke spionnen in laatmiddeleeuws Vlaanderen.
Gent en omliggende steden waren in oorlog met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en zetten regelmatig vrouwelijke spionnen of boodschappers in, schrijven Lisa Demets en Jelle Haemers in Tijdschrift voor Geschiedenis. Van 1 juni 1488 tot 30 september 1489 stuurde Gent bijvoorbeeld 235 keer een vrouw met brieven op pad in oorlogsgebied, onder meer naar legeraanvoerders te velde. Vrouwen bezorgden een kwart van dat soort brieven in die periode. Daarnaast waren er de vrouwen als Margriete van den Driessche, die informatie verzamelden over de vijand. Over de stemming in hun legerkamp bijvoorbeeld, of over de bevoorrading.
Mogelijk kregen vrouwen dat soort taken omdat ze minder aandacht trokken dan mannen. Tijdens een belegering van Gent kregen acht vrouwelijke spionnen betaald bij het vijandelijke leger, en slechts twee mannen. Eén vrouw, Josine Hellebout, ging in 1489 in een paar maanden tijd elf keer op missie voor Ieper, onder meer om informatie te verzamelen over de positie van de vijand. In dezelfde periode stuurde de stad maar één keer een man met eenzelfde opdracht, terwijl er wel mannen in de stad waren.