Home Vier Oranje-vorstinnen: een historische rondreis

Vier Oranje-vorstinnen: een historische rondreis

  • Gepubliceerd op: 24 februari 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bart Funnekotter
Vier Oranje-vorstinnen: een historische rondreis

Wilhelmina gooide in 1901 eigenhandig de Duitse maîtresse van haar man het terrein rond paleis Het Loo af. Juliana studeerde in 1930 af in Leiden, hoewel haar oma Emma zich afvroeg of ze haar bul wel echt had verdiend. En in Amsterdam voerden duizenden politieagenten strijd tijdens de inhuldiging van Beatrix. Reis met Historisch Nieuwsblad langs de roerige geschiedenis van de Oranje-vorstinnen.

Op dinsdag 29 juli 1884 werd door beide Kamers der Staten-Generaal het wetsvoorstel behandeld om koningin Emma te benoemen tot regentes, totdat haar dochter Wilhelmina meerderjarig was. Daar werd stevig over gediscussieerd. Kamerlid S. van Houten zag met bezorgdheid de toestand tegemoet die door de goedkeuring van deze wet zou ontstaan. ‘Die bezorgdheid wordt echter getemperd door de overtuiging dat de Kroon in ons staatsbestel nu reeds, en nog meer in het vervolg, veeleer een ornament is dan het fundament. Ware zij het fundament, dan zou ons staatsbestel op zwakke grondslag komen te rusten.’ 
           
Namens de regering diende minister van Binnenlandse Zaken J. Heemskerk hem van repliek. ‘De bewering dat de Kroon onder eene vrouwelijke Regeering meer als ornament dan als fundament zal strekken, kan ik niet overeenbrengen met mijne constitutioneele overtuiging.’ Uiteindelijk haalde het voorstel het met een ruime meerderheid en er brak een periode aan – die tot op de dag van vandaag voortduurt – waarin Nederland door vier vorstinnen zou worden geregeerd: Emma, Wilhelmina, Juliana en Beatrix. 
 

Dag 1: Den Haag en Leiden

Den Haag
Wie op reis gaat naar historische plaatsen die te maken hebben met de vier koninginnen van Oranje, moet uiteraard beginnen in Den Haag. In deze stad struikel je over het koninklijk verleden. Zo kijk je bij het verlaten van station Den Haag-Centraal uit op het Malieveld. Het ligt er, midden januari 2005, wat troosteloos en verlaten bij, zo zonder circustent of massademonstratie. 

Dat was op 18 november 1918 wel anders. Toen stond de grote grasvlakte vol Oranjeklanten. De oorlog in Europa was net een week afgelopen en het spook van de revolutie leek dicht bij Nederland te komen. De vorstenhuizen in Rusland, Duitsland en Oostenrijk waren in het afgelopen jaar allemaal verdwenen en als het aan de socialisten van Troelstra lag, zou het met het Huis van Oranje net zo aflopen. In april 1918 was de koninklijke koets tijdens een bezoek aan Amsterdam bekogeld met rotte aardappelen, en later op die dag – Juliana had net een plaquette onthuld in de Nassaukerk in de Staatsliedenbuurt – werd het rijtuig bijna omgekieperd door het volk. 
           
Wilhelmina en haar regering zagen de ernst van de situatie in en door het hele land werden er aanhankelijkheidsdemonstraties georganiseerd. Zo ook in Den Haag, waar de koningin, vergezeld door haar negenjarige dochter, een triomftocht door de stad maakte. Toen het Malieveld bereikt was, spanden enthousiaste burgers en militairen de paarden uit en trokken het rijtuig zelf voort. Bij het podium aangekomen werd Juliana als een soort levend icoon aan de menigte getoond, ‘omhoog geheven door een adjudant, verbaasd rondkijkend, en aarzelende bewegingen makend met een wuifhandje’. 
           
Wie het Malieveld achter zich laat en over het Plein en door het Binnenhof de binnenstad in loopt, komt uit bij de plek waar Juliana haar jeugd definitief achter zich liet: de Grote of Sint-Jacobskerk. Daar trad ze op 7 januari 1937 in het huwelijk met Bernhard zur Lippe-Biesterfeld. Ook haar moeder was in deze kerk getrouwd, met Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, en later zouden Beatrix en Willem-Alexander er gedoopt worden. 
           
Het was die dag bepaald geen lekker weer; de winterkou had net plaatsgemaakt voor dooi en er viel een vervelende motregen. Toch stond er een grote mensenmenigte langs de hele route die het paar aflegde in de gouden koets. Bernhard was gekleed in het uniform van een ritmeester van de huzaren, compleet met bijbehorende berenmuts.

Het verlovingsfeest had plaatsgevonden op het paleis Noordeinde, het huidige werkpaleis van koningin Beatrix. Bernhard had, voor de grap, samen met zijn broer Aschwin een Franco-uniform aangetrokken. Slechts weinigen konden erom lachen. Op het plein voor het paleis is nu een monument ter ere van koningin Wilhelmina te bezichtigen. Zij staat daar, met recht ‘krijgshaftig in een vormeloze jas’, op een voetstuk met achter haar in beton gebeiteld de titel van haar autobiografie: ‘Eenzaam maar niet alleen.’ 
          
Wie via het Lange Voorhout terugloopt naar het station, komt langs het paleis aldaar, dat tot 1984 het werkpaleis van de koningin was. Het pand was in 1845 aangeschaft en fungeerde begin deze eeuw als winterpaleis voor koningin Emma. Nu is het Eschermuseum er gevestigd, maar er herinnert nog veel aan de koninklijke bewoning. Bij binnenkomst ziet de bezoeker bijvoorbeeld een grote groene trap die Emma heeft laten aanleggen. Alleen zij en haar twee belangrijkste hofdames mochten van deze trap gebruikmaken. De rest van het personeel moest via een kleine gele trap van etage naar etage. 

Leiden
Leiden is met de trein slechts een kwartiertje van Den Haag verwijderd en de band tussen de stad en het vorstenhuis is dan ook altijd hecht geweest. Als beloning voor het verzet tegen de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog schonk Willem de Zwijger de bevolking na het ontzet op 3 oktober 1574 een universiteit, en de Oranjes zijn tot op de dag van vandaag graag geziene gasten op de academie. Koningin Beatrix, die in Leiden rechten studeerde (haar handtekening is nog steeds te bewonderen in het Zweetkamertje) en woonde op Rapenburg 45, ontving er op 8 februari van dit jaar een eredoctoraat en trad daarmee in de voetsporen van haar moeder en grootmoeder. 
           
In het Groot Auditorium van het Academiegebouw aan het Rapenburg hangt een buste ter gelegenheid van de uitreiking van het eredoctoraat in de rechten aan Wilhelmina op 9 februari 1925. Kreeg zij deze bul nog eenvoudigweg omdat ze koningin was, Juliana ontving de hare in 1930 als afsluiting van een heuse studententijd van drie jaar. Haar moeder had het eigenlijk maar niks gevonden dat de jonge prinses in 1927 ging studeren, maar die wilde zo graag dat de strenge Wilhelmina zich liet vermurwen. 
           
Juliana werd zelfs lid van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden VVSL. ‘Zeg maar Jula,’ had ze tegen haar verenigingsgenoten gezegd. Tot haar grote blijdschap werd het lied dat Juliana had geschreven uitgekozen als het jaarlied voor haar lichting. Wilhelmina was daar ontstemd over. In haar herinneringen schreef ze: ‘Kort daarna vernam ik, dat van de door de novieten ingezonden ontwerp-jaarliederen dat van Juliana was gekozen. Men stelle zich mijn ontsteltenis voor: was het dan nu al uit met de gelijkheid? Juliana echter, verzekerde mij dat deze verplichte bekwaamheidsproef door de novieten anoniem moest worden ingezonden.’ 
           
Ook bij het uitreiken van haar erebul werd er door een familielid – oma Emma in dit geval – getwijfeld of Juliana dit wel verdiend had. ‘U weet evengoed als ik hoezeer men geneigd is, wanneer het Koninklijk Huis in het geding is, prestaties te overdrijven en niet-gerechtvaardigde oordelen uit te spreken,’ zei ze tegen een omstander, die haar natuurlijk onmiddellijk geruststelde.

Een aantal Leidse professoren was echter zeer ontstemd over de uitreiking van het doctoraat. In het maandblad van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij, de Socialistische Gids, sneerde classicus H. Bolkestein (verre familie van Frits): ‘Het ere-doctoraat wordt hierdoor verlaagd tot een huldiging van zoo mogelijk nog geringer beteekenis dan een ridderorde, die immers nog op grond van persoonlijke verdienste, niet om verrichtingen van voorvaderen, wordt uitgereikt.’
 

Dag 2: Amsterdam 

Met hun optredens in de hoofdstad hadden de Oranjes niet altijd evenveel geluk, en vooral Beatrix heeft het zwaar te verduren gehad in Amsterdam: in 1966 bij haar huwelijk met Claus von Amsberg en in 1980 bij haar kroning. 
           
Nederland was in 1966 voor een dag wereldnieuws toen er tijdens de rijtocht van het jonge paar een rookbom afging op de Raadhuisstraat: de zwart-witbeelden werden de hele wereld over gestraald. Prins Claus schrok hevig, maar Beatrix wuifde dapper door. De rest van de dag waren er weinig ongeregeldheden. Misschien wel mede door de goede voorbereiding van de Amsterdamse politie. Die had namelijk niets aan het toeval overgelaten.

Zo was er daags voor de trouwerij een memo uitgegaan over wat er moest gebeuren als een paard van de bereden politie door een onverlaat LSD zou krijgen toegediend. ‘Het katastrofale gevolg van een absoluut onkontroleerbaar paard in een opeengepakte massa is duidelijk. Merkt u dat uw paard onberijdbaar wordt, ondanks uw voorzorgsmaatregelen, aarzel dan niet om het onmiddellijk onschadelijk te maken om erger te voorkomen.’ 
           
Ook op 30 april 1980 was de Amsterdamse politie in opperste staat van paraatheid. Dit keer was men echter niet bedacht op hippies, maar op krakers, die onder het motto ‘Geen woning geen kroning’ besloten hadden de dag te ontregelen. Duizenden politieagenten voerden de hele dag strijd, terwijl scherpschutters rondom de Dam de opdracht hadden gekregen met scherp te schieten als de raddraaiers erin zouden slagen het hart van de ceremonie te bereiken. 

In de Nieuwe Kerk aan de Dam was slechts af en toe wat rumoer van buiten waar te nemen. Verder verliep het ritueel zoals het hoorde. De ‘soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema was die dag Koning der Wapenen, een ceremoniële functie waarin hij zich voor de majesteit moest opstellen om eventuele aanvallen af te weren. 

Van gevaar was echter geen sprake en zijn concentratie verslapte. ‘Eerst moesten de leden van het parlement, gezeten in de voorste rijen, hun aanhankelijkheid aan de nieuwe koningin zweren of beloven, wat zo lang duurde dat mijn gedachten afdwaalden naar de kleine Beatrix, zeven jaar oud, die ik in 1945 uit haar ballingschap terug naar Nederland begeleid had, en haar waarschuwing aan haar nog kleiner zusje Irene om geen papiertjes meer uit het raam van de oude Dakota te gooien. “Geen rommel meer maken, we zijn boven Holland.” Dat zou een fijne koningin worden. 

Bij die herinneringen stond ik gewoon te glimlachen, tot ik plotseling merkte dat het doodstil was in de holle ruimte. Ze zaten op iets te wachten – op mij! Iets luid en helder uitroepen midden in een glimlach valt niet mee, maar ik meen dat het gelukt is: “De koningin is ingehuldigd! Leve de koningin!”‘ 

Van doodse stilte was die dag zeker geen sprake toen de oude en nieuwe vorstin op het balkon van het paleis op de Dam verschenen. Sommigen op de Dam zongen ‘Oranje Boven’, anderen lieten hun afkeuring blijken. Na enkele mislukte pogingen nam Juliana het woord: ‘Zojuist heb ik afstand gedaan van de regering, ik stel u hier Beatrix, uw nieuwe koningin, voor.’ 

Bij de inhuldiging van Wilhelmina als koningin op 6 september 1898 was de sfeer bepaald anders dan een kleine eeuw later. De dag ervoor waren Wilhelmina en Emma plechtig Amsterdam binnengereden met hun hofstoet. De processie trok veel bekijks, al was het maar omdat er vier fraai uitgedoste Indische vorsten meereden. De gevreesde socialisten waren nergens te bekennen en de jonge koningin, geheel in het wit, viel dan ook slechts gejuich ten deel. 

De inhuldiging de volgende dag was een indrukwekkende gebeurtenis. Allen in de Nieuwe Kerk waren onder de indruk van Wilhelmina’s toespraak, sommigen zelfs geroerd. Zo schreef minister-president N.G. Pierson in zijn dagboek: ‘De inhuldiging was zoo diep indrukwekkend, dat zij ons allen in de ziel greep.’ Er volgde een rijtoer door de stad en overal was men enthousiast. Het Vaderland berichtte over de koningsgezinde ‘Jodenbuurt’: ‘Men zong – en de kinderen van Juda’s volk verstaan ’t om maat en wijs te houden! – het hoogste lied. Typisch waren somwijlen de uitroepen in ’t eigenaardig jargon der brave Joodjes: “Wat ziet Ze er unbeschrigen uit!” hoorde ik een bejaard man tot zijn vrouwtje zeggen.’ 

Later op de avond was er een groot galadiner in het paleis op de Dam, waar Wilhelmina een dronk op het vaderland uitbracht. In Amsterdam gingen de feestelijkheden daarna nog twee dagen door, voordat ze verplaatst werden naar Den Haag. Iedereen was het erover eens dat het een zeer geslaagd verblijf in de hoofdstad was geweest. De dames van het hof wisten het zeker: nog nooit had het Amsterdamse publiek zich zo netjes gedragen. 
          
Niet alleen Wilhelmina’s eerste officiële diner als koningin vond in het paleis op de Dam plaats, ook het laatste staatsdiner dat ze ooit zou bijwonen genoot ze daar. Het was op 25 februari 1956, de dag dat haar kleindochter Beatrix achttien werd, en dus meerderjarig. Wilhelmina, die een zeer geduchte reputatie had als het ging om haar ‘directe’ manier van communiceren, maakte die reputatie die avond meer dan waar. Minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, een briljant causeur, was door premier Drees naast de oude koningin gezet om haar met zijn verhalen te vermaken. Hij herinnerde haar aan haar bezoek aan Brussel in 1939, waar hij toen als jong attaché op de ambassade werkte, maar dat verhaal beroerde Wilhelmina niet. Ze snoerde Luns kortweg de mond. Van zijn al te familiaire gedrag was ze niet gediend. 

Dag 3: Apeldoorn 

Deze reis kan natuurlijk nergens anders eindigen dan in Apeldoorn, bij paleis Het Loo, het enige echte koninklijke museum dat Nederland rijk is. Wie per openbaar vervoer komt, stapt uit de bus bij de Gedenknaald aan de Amersfoortseweg. Dit was een geschenk van de bewoners van Apeldoorn ter gelegenheid van het huwelijk van Emma en koning Willem III. 

Direct naast het monument ligt een luxe villa, Het Kleine Loo genaamd. Prins Hendrik installeerde er in 1901 zijn maîtresse – fijn bij de hand, zo op een uithoek van het landgoed waarop het paleis lag. Een bekende van de familie vertelt wat er vervolgens gebeurde: ‘Toen Wilhelmina hiervan hoorde, begaf ze zich persoonlijk, met een gespierd personeelslid, naar het huis. Hendriks vriendin werd, gillend en scheldend in plat Duits, in haar onderkleding van het terrein verwijderd. Dat leidde tot deining. Maar het hielp wel. Dat dacht Wilhelmina tenminste.’ 

Paleis Het Loo is in 1685 gebouwd in opdracht van koning-stadhouder Willem III. Het jaar ervoor had hij kasteel Het Loo (nu bekend als Het Oude Loo) gekocht en al snel besloten dat op het terrein van het slot een zomerpaleis moest komen. In 1685, het jaar dat als bouwjaar op de gevel staat, werden er vleugels aan het middendeel toegevoegd en werd een begin gemaakt met de aanleg van de tuinen. Wilhelmina’s vader Willem III mocht graag zwemmen in de vijvers in deze tuin, wat een van zijn kamerdienaars deed opmerken: ‘Sire, Uw vader was de Held van Waterloo, U bent de Waterheld van Het Loo.’ 

Wie via de hoofdingang het landgoed betreedt, en de forse entreeprijs heeft voldaan, komt allereerst uit bij de koninklijke stallen. Er staat een bonte verzameling van rij- en glijtuigen. Zo is daar de slee waarmee Wilhelmina in de winter het bos in trok om te schilderen. Ook haar trouwkoets is er te zien, maar misschien wel de meeste indruk maakt de grote witte koets die voor haar uitvaart werd gebruikt. Wilhelmina stierf op Het Loo, op 28 november 1962. 

Na haar abdicatie in 1948 had Wilhelmina zich teruggetrokken op het landgoed en zich gewijd aan het schrijven van haar memoires. Het geloof werd in de laatste jaren van haar leven steeds belangrijker. Ze organiseerde oecumenische jongerenconferenties op het paleis en nam daarbij actief deel aan de discussies. Haar zoektocht naar het spirituele beperkte zich niet tot traditionele vormen en in het begin van de jaren vijftig vonden er in Het Oude Loo conferenties plaats rond de kring van ene Greet Hofmans. Ook koningin Juliana was daarbij aanwezig, en haar innige band met de gebedsgenezeres zou het koningshuis later nog fors in de problemen brengen. 

Op 31 augustus 1960 werd Wilhelmina’s tachtigste verjaardag in kleine kring gevierd op het paleis. Voor officiële feestelijkheden had ze geen puf meer. In mei 1962 ontving ze er voor het laatst een groep studenten, met wie ze sprak over actuele problemen. Toen haar gezondheid in het najaar verslechterde, trok ze zich terug in twee voormalige personeelskamertjes; in een ervan liet ze haar bed neerzetten. Ze had aan de achterkant van het paleis uitzicht op het park. Als het maar even kon, zat ze in haar stoel voor het raam te genieten. De kamer was verder sober ingericht. Aan de muur hingen drie foto’s van haar moeder Emma en een bijbeltekst: ‘Hef mij op naar het licht.’ 

Dat gebeurde uiteindelijk op de vroege ochtend van 28 november. De prinses was in haar slaap overleden. Haar leefruimte bleek zo klein dat de begrafenisondernemer uit Den Haag er moeite mee had de kist weg te halen. Tot 4 december lag ze opgebaard in de hofkapel, waarna ze naar Den Haag werd gereden. 

De kamer waarin Wilhelmina overleden is, is niet meer te bezichtigen. Wel is haar studeerkamer nog steeds ingericht met originele spullen en is ook haar kinderkamer te zien. Het lijkt op een soort poppenhuis; alle aanwezige spullen zijn klein, van een mini-chaise longue en -tafel tot een bal en kinderwagen. Voordat de bezoeker hier aankomt, komt hij eerst langs het grote trappenhuis, dat Wilhelmina in 1902 op basis van een prent en met behulp van oude pleisterlagen in achttiende-eeuwse stijl heeft laten herstellen. 

Ook is er een kamer te bezichtigen waar de talloze jachttrofeeën van Hendrik aan de muur hangen. Als een van de bezoekers opmerkt dat Hendrik het kennelijk erg druk had met het achternazitten van de vrouwtjes en het wild, wordt hij onmiddellijk van repliek gediend door de vrouwelijke suppoost die in de ruimte aanwezig is. ‘U moet niet alles geloven wat er in de Privé van die tijd stond. De prins deed ook veel nuttig werk en was erg geliefd bij het volk. Het was in die tijd alleen nog niet algemeen geaccepteerd dat een man zo in de schaduw van zijn vrouw moest opereren.’ 

Wie zich na een wandeling door de tuinen in het paleis weer wat wil opwarmen, kan terecht in het restaurant. Het plafond en de betimmering zijn afkomstig van de tussen 1911 en 1914 gebouwde balzaal. Aan de wanden zijn vijf jachtvoorstellingen te zien, rond 1650 in Vlaanderen op goudleer vervaardigd. Op het menu staat slechts één soep. En dat kan natuurlijk ook maar één soep zijn: koninginnesoep. 

Emma en haar anjers

Zeven weken nadat de Duitsers in 1940 Nederland waren binnengevallen, was het de verjaardag van prins Bernhard. Oranjegezinde Nederlanders wilden deze 29e juni niet zomaar voorbij laten gaan en zonnen op manieren om hun aanhankelijkheid aan het koningshuis te kunnen betuigen, zonder dat ze iets deden wat de bezetter aanleiding gaf hen op te pakken. 

Op de 28e juni werden in Amsterdam de eerste anjers (de favoriete bloem van Bernhard) neergelegd bij het monument ter nagedachtenis aan koningin Emma, op het Emmaplein in Oud-Zuid. De dag erna volgden er meer en werd van alle bloemstukken een B gevormd in het gras voor het beeld. Ook in Den Haag werden er, behalve bij het standbeeld van Willem de Zwijger voor paleis Noordeinde, op het Regentesseplein bloemen neergelegd bij het beeld van Emma. 
          
Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris van Nederland, was niet onder de indruk van de protesten en noemde ze een bloemcorso. Toch liet hij als represaille generaal Winkelman, de voormalig Nederlands opperbevelhebber, oppakken. In Amsterdam trachtten NSB’ers de bloemen bij het beeld van Emma weg te halen, maar een groep omstanders voorkwam dat.

Literatuur

Wilhelmina. De jonge koningin en Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas (1998 en 2001) door C. Fasseur

De definitieve biografie van Wilhelmina. Fasseur, indertijd hoogleraar in Leiden, kreeg als eerste toegang tot grote delen van het koninklijk huisarchief. Gaat niet al te uitgebreid in op de meer omstreden aspecten van Wilhelmina’s leven. 

Wilhelmina. Boegbeeld van de monarchie door F.J. Lammers (1998)
Mooi en rijkelijk geïllustreerd boek gaat vooral over de mens Wilhelmina. 

Juliana. Een vorstelijk leven door J.G. Kikkert (1999)
Kikkert is het enfant terrible van de Oranje-historici. Werkt nogal eens met anonieme bronnen, die wel met hele sappige verhalen komen. Daarom zijn zijn boeken bepaald niet onbetwist. 

Koningin Emma. Regentes van het koninkrijk door M.E. Verburg (1989)
Interessante politieke biografie van Emma. Naar de vrouw achter de vorstin zoekt men tevergeefs in dit boek. Haar omgang met het Nederlandse parlement en buitenlandse vorsten komt echter uitgebreid gedocumenteerd aan bod. 

Op jacht naar het leven door E. Hazelhoff Roelfzema (2002)Autobiografie van de ‘Soldaat van Oranje’ met herinneringen aan Wilhelmina en de prinsesjes.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.