Home ‘Verzuiling is geen recept dat je overal en altijd kunt toepassen’

‘Verzuiling is geen recept dat je overal en altijd kunt toepassen’

  • Gepubliceerd op: 4 november 2003
  • Laatste update 10 nov 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout

De verzuiling leeft in ons geheugen als de Dark Ages van Nederland. Een mogelijke nieuwe moslimzuil is velen daarom een gruwel. Maar is dat terecht? Volgens sommigen was de verzuiling, die onze samenleving ruim honderd jaar in haar greep hield, juist een model voor de succesvolle integratie van minderheden.

De komst van met name islamitische migranten heeft de discussie in gang gezet of Nederland op weg is naar een nieuwe situatie van verzuiling. Het historische begrip ‘verzuiling’ wordt daarbij meestal gebruikt in negatieve zin. Het wordt geassocieerd met bekrompenheid, tweedracht, onvrijheid – een soort vrijwillige apartheid. Veel oudere Nederlanders herinneren zich nog goed de schaduwzijden ervan: een pastoor die arbeiders het fietsen verbiedt, uit angst dat zij contact leggen met de ‘goddeloze’ socialisten in het dorp verderop; gereformeerde kinderen die niet met ‘roomsen’ mogen spelen; socialistische voormannen die het stereotype van de joodse kapitalist gebruiken om haat te zaaien. Tegen zo’n historische achtergrond moet het idee van een nieuwe moslimzuil wel een schrikbeeld vormen.

Maar wat hield verzuiling in Nederland nu werkelijk in? ‘Globaal gezien betekent verzuiling: je eigen mensen organiseren, en de leiders laten optreden als vertegenwoordigers naar de rest van de samenleving,’ zegt Lex Heerma van Voss, onderzoeker aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). ‘De leiders dragen het eigen standpunt uit, maar zullen altijd water bij de wijn moeten doen. Dat gaat achter gesloten deuren, want voor de achterban moet de schijn worden opgehouden dat er van de eigen principes niet wordt afgeweken. Zo ontstaat de stroperige politiek, die we zo typisch Nederlands vinden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Emancipatie

Hoe is Nederland ooit in die typische toestand van verzuiling verzeild geraakt? ‘Het tijdstip waarop de verzuiling is ontstaan is onder historici omstreden,’ zegt Jaap Talsma. Jarenlang was deze historicus van de Universiteit van Amsterdam een van de dragers van het ‘verzuilingsproject’, dat in 1980 werd opgezet op initiatief van Hans Blom en dat een groot aantal proefschriften en boeken opleverde. ‘Onze projectgroep neemt aan dat de verzuiling vanaf ongeveer 1850 vorm begint te krijgen. Maar volgens anderen reiken de wortels van het systeem nog verder terug, zelfs tot in de zeventiende eeuw.’

Over de oorzaken van de verzuiling bestaat geen eensgezindheid. De verzuiling ging gepaard met de emancipatie van verschillende bevolkingsgroepen, die in het liberaal-hervormde Nederland van de negentiende eeuw waren achtergesteld: arbeiders, katholieken en gereformeerden. Dankzij een stevig metselwerk van eigen politieke partijen, eigen vakbewegingen, eigen media, eigen zorginstellingen en eigen verenigingen wist elke groep zich vanaf 1850 een machtspositie in het Nederlandse bestel te verwerven. In 1888 werd voor het eerst een coalitiekabinet gevormd van katholieken en antirevolutionairen (gereformeerden), aangevuld met conservatief-liberalen. Omdat geen enkele zuil kon steunen op een meerderheid, moest er politiek worden samengewerkt.

Volgens sommigen waren het de arbeiders die zich in de negentiende eeuw als eersten organiseerden. ‘De katholieke en protestantse elites reageerden door eigen vakbonden op te richten, omdat ze bang waren hun achterbannen te verliezen aan de sociaal-democraten,’ zegt Heerma van Voss, ook deelnemer aan het verzuilingsproject van Blom en Talsma. ‘De elites kwamen voor een deel tegemoet aan de eisen van ”hun” katholieke en protestantse arbeiders, maar ze hielden de kudde intact. Bij arbeidsconflicten tussen arbeiders en een werkgever van de eigen richting kon de pastoor of de dominee bemiddelen.’ In 1906 werd het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) opgericht, drie jaar later gevolgd door het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV).

Talsma plaatst kanttekeningen bij deze theorie. ‘Dit verhaal gaat op voor sommige plaatsen in Nederland, maar lang niet overal. Het ontstaan van de gereformeerde zuil laat zich er niet door verklaren.’ In de loop van de negentiende eeuw ontstond er een kloof tussen de moderne theologische opvattingen van de geestelijke leiding binnen de ‘nationale’ hervormde Kerk en het orthodoxe geloof dat leefde bij een groot deel van de gewone kerkgangers. In twee golven – de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886) – splitsten de ‘zware’ gelovigen zich af.

Onder leiding van Abraham Kuyper versmolten deze bewegingen tot een nieuwe gereformeerde Kerk. Talsma: ‘Kuyper ging uit van ”soevereiniteit in eigen kring”. Hij legde zich er in feite bij neer dat er in Nederland diverse levensbeschouwingen naast elkaar bestonden.’ Binnen die pluriformiteit wilde Kuyper een eigen ruimte scheppen waar gereformeerden volgens de eigen opvattingen, zonder bemoeienis van ‘de wereld’, konden bestaan. Eigen organisaties moesten daarvoor het raamwerk bieden.

Rode familie

Een allesomvattende theorie over de verzuiling blijft een probleem, want wie het verschijnsel beschouwt als een emancipatiestrategie, blijft weer zitten met de liberalen. Historici verschillen overigens van mening over de vraag of deze groep wel een echte zuil vormde. ‘De liberalen hebben zelf altijd gezegd dat ze boven de zuilen stonden,’ zegt Talsma. ‘Hun organisaties heetten ”algemeen”, en iedereen kon er lid van worden. Met de sociaal-democraten stuurden ze hun kinderen naar de openbare school. Er waren wel liberale media, zoals de NRC en Het Vaderland, maar die waren onafhankelijk van de Liberale Staatspartij. Terwijl het gereformeerde blad De Standaard werd gecontroleerd door de Antirevolutionaire Partij (ARP), en de hoofdredacteur van Het Volk steevast in het partijbestuur zat van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).

De liberalen waren misschien een zuil tegen wil en dank, omdat de andere groepen hun eigen weg gingen en zij overbleven. Want ook voor de sociaal-democraten gold dat zij de ”rode familie” uitbouwden, inclusief een eigen aanbod van vrijetijdsbesteding. Evenzo waren er de katholieke en protestants-christelijke sportverenigingen. De liberalen vonden dat onzin. Maar ze vergaten daarbij wel dat de liberale sportverenigingen oorspronkelijk exclusief voor de haute-bourgeois waren, en dat mensen uit lagere klassen middels ballotage werden geweerd.’

Liberalen hebben zich vaak laatdunkend over verzuiling uitgelaten. Het systeem zou zijn bedacht door dominees en pastoors, die hun bekrompen regels wilden opleggen aan hun goedgelovige achterban om te voorkomen dat zij met andersdenkenden in aanraking zouden komen. Deze voorstelling wordt vandaag de dag weer gebruikt als argument tegen eigen scholen voor islamieten. Verzuiling zou de integratie belemmeren. Maar sommigen wijzen juist op de emancipatorische kracht van eigen organisaties. Hoe werkte dat in de Nederlandse geschiedenis? Waren de zuilen bastions voor groepen die zich van de samenleving afkeerden, of juist een uitvalsbasis waarvandaan ze gemakkelijker in die samenleving integreerden?

‘Het antwoord is: allebei en geen van beide,’ zegt Heerma van Voss. ‘Het openbare leven moest zich zoveel mogelijk binnen de eigen zuil afspelen, zonder inmenging van buitenaf.’

De politicoloog Arend Lijphart stelt in zijn klassiek geworden studie Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek (1968) dat de verzuiling bij uitstek heeft gezorgd voor de integratie van verschillende minderheden. Talsma: ‘Volgens Lijphart is verzuiling de Nederlandse versie van nationale eenwording. Binnen de eigen zuil konden mensen zich ideologisch uitleven; daarbuiten waren ze op rationele gronden loyaal aan de natie. Zo zijn conflicten beheersbaar gebleven. Lijphart heeft daarom zelfs in een VN-rapport het Nederlandse verzuilingsmodel warm aanbevolen voor Libanon.

Ikzelf vind Lijpharts redenering niet honderd procent overtuigend. Hij onderschat de verdeeldheid die verzuiling met zich meebracht. Bovendien is verzuiling niet een recept dat je maar overal en in elke gewenste tijd kunt toepassen. In de discussie over de ”moslimzuil” hoor je sommigen zeggen: het is helemaal niet erg als moslims verzuilen, want zo zijn andere groepen ook tot integratie gekomen. Dat is zo, maar de voorwaarde is wel dat de ideologische energie wordt aangewend voor de interne opbouw, en niet om conflicten met andere groepen uit te vechten. En dat de elite van die nieuwe zuil bereid is op rationele gronden tot compromissen te komen. Het is moeilijk te voorspellen of dat bij een moslimzuil ook het geval zal zijn.’

Joodse armenschooltjes

Als het gaat over de wenselijkheid van een islamitische zuil, wordt vaak gewezen op de positie van de joden in Nederland. Ook zij zouden door middel van eigen organisaties zijn geïntegreerd. Karin Hofmeester, die onderzoek verricht naar de emancipatie van joden in Nederland en Frankrijk, relativeert dit. ‘Volgens mij is er nooit een joodse zuil geweest. De joodse bevolking was verdeeld over twee zuilen: de boven- en middenlaag was liberaal georiënteerd, de onderlaag ging grotendeels op in de sociaal-democratische zuil.’

Toch waren er wel tendensen in de richting van een eigen joodse zuil. ‘Gedurende de hele negentiende eeuw bestonden er joodse ziekenhuizen. Dat was puur praktisch, omdat joden kosjer eten en de sabbat vieren. Ook waren er joodse genootschappen, zoals de Maatschappij tot Nut der Israëlieten, opgericht in 1849. Maar die werd alleen in het leven geroepen omdat de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen geen joodse leden aannam.’

In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw kwamen er meer eigen joodse organisaties, zoals sportclubs en gezelligheidsverenigingen. Hofmeester: ‘Joden lieten zich aansteken door de grote levensbeschouwelijke richtingen, die toen in hoog tempo aan het verzuilen waren. Tot een joodse politieke partij kwam het echter niet. Enerzijds omdat de noodzaak ontbrak, anderzijds omdat joden niet te veel de aandacht op zichzelf wilden vestigen. Integratie stond voorop. Zo ging de joodse elite het gebruik van Jiddische woorden en begrippen te lijf, en probeerde men jongeren te stimuleren tot een loopbaan buiten de traditionele diamantslijperij en de handel. Op die manier hoopte men dat de eigen mensen meer kansen zouden krijgen op de arbeidsmarkt.’

Toch namen joden volgens Hofmeester niet deel aan de schoolstrijd, zoals de gereformeerden en de katholieken. Deze religieuze minderheden stichtten hun eigen scholen, waar kinderen werden onderwezen volgens de normen en waarden van het eigen geloof. Zo gingen gereformeerde leerlingen naar de School met den Bijbel, en stichtte Abraham Kuyper in 1880 zelfs een eigen Vrije Universiteit.

Aanvankelijk moesten bijzondere scholen zichzelf bedruipen, in tegenstelling tot de gesubsidieerde openbare scholen. In de tweede helft van de negentiende eeuw protesteerden katholieken, hervormden en vooral gereformeerden steeds heftiger tegen dit onderscheid. De joden deden echter niet mee. Hofmeester: ‘Er was in de negentiende eeuw een grote onderlaag van arme joden, die les kregen op joodse armenschooltjes. Die stonden slecht aangeschreven. De joodse elite ging echter niet mee met de protestantse en katholieke eis van subsidie voor bijzondere scholen, maar pleitte voor openbaar onderwijs, juist om de integratie te bevorderen. Alleen de Noord-Hollandse opperrabbijn J.H. Dünner voerde in 1898 nog een soort eenmansactie voor joods bijzonder onderwijs.’

Dat wil overigens niet zeggen dat joden in Nederland zich niet bekommerden om hun eigen identiteit. ‘Er werd in die tijd regelmatig gemopperd over het verlies van religieuze kennis bij de jeugd. Maar dat probeerden de joden binnen de bestaande kaders op te lossen. Ze stuurden hun kinderen naar naschools joods onderwijs en pleitten ervoor dat het openbaar onderwijs niet dienstbaar was aan ”christelijke en maatschappelijke deugden”, maar aan een ”godsdienstig leven” in het algemeen.’

Moslimscholen

De grote zuilen beslisten echter anders. De schoolstrijd resulteerde in de Pacificatie van 1917: protestanten en katholieken kregen hun felbegeerde gelijkberechtiging van het bijzonder onderwijs, en in ruil daarvoor sleepten de sociaal-democraten het algemeen mannenkiesrecht in de wacht. ‘Die verzuilde onderwijsstructuur staat nu nog steeds overeind,’ zegt Talsma. ‘De paarse kabinetten wilden de macht van de christelijke onderwijskoepels wel breken, maar hebben het toch niet aangedurfd ze echt aan te pakken. Sinds de jaren zeventig is er een nieuwe, reformatorische zuil in de maak. Met eigen scholen, een eigen partij (de RPF, onlangs opgegaan in de ChristenUnie) en een eigen Evangelische Omroep, de EO.’

De Pacificatie van 1917 zette voor alle soorten levensbeschouwelijke stromingen de deur open om eigen scholen te stichten. Ook voor moslims. Heerma van Voss: ‘Veel Nederlanders schrikken van de moslimscholen die her en der worden opgericht. De angst bestaat dat daar een totaal afwijkend verhaal wordt verteld over geschiedenis en religie. Anderen zeggen dat pluriformiteit in het onderwijs een normaal verschijnsel is in Nederland, wijzend op de verzuiling. Maar toen had je een veelheid aan zuilen, die geen van alle een meerderheid vertegenwoordigden. Er was echte concurrentie, en daarom evenwicht. Nu is de situatie in Nederland anders. Er bestaan nog wel katholieke en protestants-christelijke scholen, maar niemand gaat daar meer heen vanwege hun godsdienstige achtergrond. Of een school goed staat aangeschreven, of op een veilige looproute ligt is veel belangrijker geworden. Ik denk dat de hele discussie rond islamitische scholen zal leiden tot de afbraak van de laatste restjes verzuiling.’

Fatsoensrakkers

De verzuiling is misschien wel aan haar eigen succes ten onder gegaan. Mede dankzij de verzuilde scholen, universiteiten en media kregen grote groepen mensen ongekende kansen. Zij waren hoger opgeleid dan ooit en hun blikveld reikte inmiddels verder dan de grenzen van de eigen zuil. Die gingen ze steeds meer als beklemmend ervaren. Daardoor brokkelden de zuilen af.

Talsma: ‘Dat is een aantrekkelijke theorie. Anderen wijzen op de professionalisering van de zorg- en welzijnssectoren. Ook in de verzuilde instellingen hebben vrijwilligers de afgelopen decennia plaatsgemaakt voor professionals, die minder binding hebben met de eigen zuil. Natuurlijk bestaan er verzuilde beroepsopleidingen, maar het zal je vakkennis nauwelijks beïnvloeden of je nu wordt opgeleid op een protestants-christelijke of een ”gewone” hbo. Een gereformeerde en een onkerkelijke bejaardenverzorger kunnen prima samenwerken.’

De ware doodsteek voor de verzuiling werd volgens Talsma toegebracht door de televisie. ‘De nieuwe media hadden de potentie om mensen over de grenzen van de eigen zuil heen te laten kijken. Zeker zolang er nog maar één, twee Nederlandse netten waren, kon je zomaar opeens bij de VARA belanden.’ In 1967 kwam er een nieuwe Omroepwet, waardoor ook nieuwe, commerciële omroepen in de ether werden toegelaten. Hierdoor veranderde het televisieaanbod: nieuwe omroepen zoals de TROS brachten met name amusement, en om kijkers te blijven trekken moesten ook de verzuilde omroepen aan de spelletjes en showprogramma’s geloven. Dat ging ten koste van de levensbeschouwelijke inhoud.

Talsma: ‘De verzuilde politiek kreeg een enorme dreun bij de verkiezingen van 1967. De katholieke KVP en de PvdA leden grote verliezen, de Boerenpartij won, en de nieuwe partij D66 kwam uit het niets op zeven zetels. Daarvóór zaten de politieke verhoudingen muurvast en zorgden verkiezingen slechts voor graduele verschuivingen. Een ander belangrijk markeringspunt van de ontzuiling is de fusie van de vakbewegingen NVV en NKV, die in 1976 opgingen in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). Vijftien jaar eerder was dat nog ondenkbaar. In 1954 vaardigden de bisschoppen een mandement uit, waarin het katholieken werd verboden lid te zijn van de sociaal-democratische vakbond, Het Volk te lezen en naar de VARA te luisteren.’

In de hoogtijdagen van de verzuiling waren dit soort machtswoorden voldoende om de eigen kudde in het gareel te houden. Het systeem dankte zijn slechte naam mede aan de grote rol die de geestelijkheid op alle terreinen van het maatschappelijke leven kon spelen. Verzuiling was in de ogen van velen synoniem met religieus fundamentalisme. En zo wordt ook nu geredeneerd: een nieuwe islamitische zuil zal leiden tot een container van conservatieve geloofsopvattingen, en zo de emancipatie van moslima’s in Nederland belemmeren. Maar was dat tijdens de verzuiling ook het geval?

‘De verzuiling heeft zeker een rem gezet op de culturele modernisering van Nederland,’ zegt Heerma van Voss. ‘Het duidelijkst is dat af te lezen aan de rol van de vrouw. Tot het midden van de jaren zestig had Nederland een relatief hoog geboortecijfer en werkten er amper gehuwde vrouwen buiten de deur.’ In de katholieke en protestantse zuilen werd het moederschap het meest gepropageerd, maar onder de sociaal-democraten zaten net zulke fatsoensrakkers.

‘Er was sprake van een concurrentie in netheid tussen de zuilen. Toen ik eens een enquête van het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen uit 1920 onderzocht, waarin driehonderd Twentse textielarbeiders werd gevraagd om hun mening over ethische vraagstukken, kwam ik het volgende citaat van een respondent tegen: ”De vragen over de sexueele kwestie heb ik niet ingevuld. […] Want ik weet van arbeiders; Christelijke die deze vragen hebben ingevuld naar de […] Christelijke leer terwijl uit hunne gesprekken altijd niet hun zuiverheid en kiesheid blijkt; zoodat ik maar zeggen wil dat allicht deze meening zal postvatten; de scheidingslijn valt precies te trekken tusschen hen met hoogstaande moreele opvattingen en die het minder nauw nemen, al naar hun politieke en geloofsrichting.”

In de jaren zeventig maken de Nederlanders een enorme culturele inhaalslag, en worden ze plotseling van het braafste het meest ruimdenkende volk van Europa. Maar toen stonden de zuilen ook al te trillen op hun grondvesten.’

Kader:

Een moslimzuil past in de Nederlandse traditie

‘De moslimzuil bestaat al jaren,’ zegt Driss El-Boujoufi, vice-voorzitter van de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON). ‘Sinds er moslims zijn in Nederland zijn er eigen organisaties.’ Volgens El-Boujoufi is dat een goede zaak. Want niet alleen de moslims zelf hebben baat bij een moslimzuil. ‘Het is ook beter voor de samenleving als de achthonderdduizend moslims in Nederland door iemand vertegenwoordigd worden. Om een dialoog op gang te krijgen moet je organisaties hebben en een rechtspersoon. Anders wordt het chaos.’

Volgens El-Boujoufi is zijn organisatie gericht op integratie, niet op confrontatie. ‘UMMON behartigt de belangen van moskeeën in Nederland, zodat moslims en Nederlanders in harmonie kunnen leven en de andere groepen in de multiculturele samenleving worden gerespecteerd.’ Ook M. Ayranci, van de Turkse Arbeidersvereniging in Nederland (HTIB), ontkent dat de nieuwe zuil een middel is om zich terug te trekken uit de maatschappij.

‘Wij zijn een open organisatie, en voelen ons onderdeel van de Nederlandse samenleving. De HTIB, die in 1973 werd opgericht om de belangen van Turkse gastarbeiders te behartigen, neemt sinds 1992 ook niet-Turkse leden aan. We moedigen onze eigen mensen aan om lid te worden van een grote vakbond of politieke partij, en zo deel te nemen aan het besluitvormingsproces in Nederland. Waarom dan toch een eigen Turkse arbeidersvereniging? De HTIB bewaakt de specifieke belangen van allochtone werknemers. Bovendien stellen we onder de eigen achterban belangrijke thema’s aan de orde als integratie, eerwraak en de gelijkheid van vrouwen en mannen. Verder is de HTIB een ontmoetingscentrum. Je zoekt elkaar op, dat is toch logisch?’

El-Boujoufi plaatst het ontstaan van de moslimzuil in de Nederlandse traditie. ‘Het oprichten van eigen organisaties is niet door de moslims uitgevonden. Iedere levensovertuiging of geloofsgemeenschap in Nederland heeft zijn eigen verbanden. Voor onze mensen in Nederland zijn de moslimorganisaties een doorgeefluik. Wij zijn de schakel tussen de Nederlandse samenleving en de moslimgemeenschap. Maar dat geldt ook voor belangenorganisaties van bijvoorbeeld joden, humanisten en homoseksuelen.’

Versäulung

Het begrip verzuiling wordt al sinds de jaren vijftig gebruikt door wetenschappers, die er zelf toen nog middenin zaten. Toen het systeem midden jaren zeventig zijn scherpe randjes had verloren, werd het tijd om terug te blikken. Dat deed de beroemde politicus Arend Lijphart. In 1975 verscheen The politics of accommodation. Pluralism and democracy in the Netherlands. Lijphart plaatste de verzuiling in een lange traditie van consensus in de Nederlandse politiek. Dankzij het eeuwige onderhandelen en compromissen sluiten was Nederland een relatief vreedzaam land gebleven.

Hij vergeleek het verzuilde model met andere systemen – in Democracy in plural societies. A comparative exploration uit 1977 en Democracies. Patterns of majoritarian and consensus government in twenty-one countries uit 1984 – en kwam steevast tot een positief oordeel. Hij vond in de verzuiling bruikbare oplossingen voor instabiele politieke situaties waarin minderheden elkaar naar het leven stonden, zoals Libanon en Zuid-Afrika.

In de jaren tachtig promoveerde een aantal historici op het onderwerp. In 1983 verdedigde Siep Stuurman zijn Verzuiling, kapitalisme en patriarchaat. Aspecten van de ontwikkeling van de moderne staat in Nederland. In Stuurmans visie is de verzuiling ontstaan als reactie op de organisatie en emancipatie van arbeiders. Hij onderscheidde dan ook eigenlijk maar twee zuilen: de katholieke en de protestantse.

In 1986 promoveerde politiek historicus Hans Righart op De katholieke zuil in Europa. Een vergelijkend onderzoek naar het ontstaan van verzuiling onder katholieken in Oostenrijk, Zwitserland, België en Nederland. Voor het eerst was de Nederlandse verzuiling zo duidelijk in Europees perspectief geplaatst. Het woord verzuiling – Versäulung – werd dankzij Righart zelfs naar Oostenrijk en Zwitserland geëxporteerd.

In Amsterdam was een groep historici onder aanvoering van Hans Blom in 1980 begonnen aan een ambitieus project. Een groot aantal (lokale) deelstudies moesten de hele Nederlandse verzuiling in kaart brengen: hoe het systeem functioneerde, wat de motors erachter waren, en waarom het ineenstortte. Tientallen onderzoekers hebben zich sindsdien met een onderwerp beziggehouden, wat resulteerde in een vracht aan artikelen en promotieonderzoeken. Een deel van de onderzoeksresultaten is gebundeld in ‘Broeders, sluit u aan’. Aspecten van verzuiling in zeven Hollandse gemeenten uit 1985 en De verzuiling voorbij. Godsdienst, stand en natie in de lange negentiende eeuw uit 2000..