Even meteen een paar vuiltjes uit de weg ruimen om beter zicht te krijgen op het soms interessante, dikwijls hagiografische en in elk geval veel te omvangrijke boek van NIOD-historica Madelon de Keizer over Frans Goedhart (1904-1990). Met dit magnum opus beoogt zij tot een definitieve historische plaatsbepaling te komen van deze in steeds kleinere kring bekende verzetsstrijder, oprichter van Het Parool, PvdA-parlementariër en medeoprichter van DS’70, wiens dubbele bekering (eerst tot communist, daarna tot virulent anticommunist) waarschijnlijk het meest beweeglijke element was van zijn onbuigzame en solipsistische, maar alleszins polemische karakter.
De biografie is vervaardigd in opdracht van de familie Goedhart, het NIOD (inmiddels NIOD instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies) en de Stichting Democratie en Media (de opvolger van Stichting Het Parool en beheerder van het Parool-kapitaal van zo’n 140 miljoen euro) en zou aanvankelijk door De Keizer samen met Parool-journalist Paul Arnol¬dussen worden geschreven.
In 2008 trok de Stichting Democratie en Media echter de financiële steun voor het project in vanwege een ‘diepgaand meningsverschil’ tussen de twee beoogde auteurs. Op aandringen van het NIOD werd een nieuwe ‘overeenkomst’ gesloten tussen de opdrachtgevers en De Keizer, waarna de SDM alsnog 70.000 euro doneerde voor de werkzaamheden van de NIOD-onderzoekster. Over Arnoldussen of de meningsverschillen wordt in het boek met geen woord gerept.
Het kan zijn dat we ons hier bevinden in het nog nauwelijks in kaart gebrachte mijnenveld vol formele, informele en personele banden tussen Parool, PvdA en NIOD, waar wordt gewaakt over reputaties en oud zeer. Het kan ook zijn dat ik iets heb gemist, want ik zocht ook al vergeefs in de bibliografie naar het allereerste boek over de geschiedenis van Goedharts geesteskind, Het Parool. Van illegale nieuwsbrief tot modern dagbladbedrijf (1964) door Klaas Peereboom, de legendarische verslaggever en sportjournalist van die krant.
Evenzeer tast de lezer in het duister waarom pal voor verschijnen werd afgezien van de aangekondigde hoofdtitel Vrij onverveerd, de aan het Wilhelmus ontleende en door Goedhart bedachte ondertitel voor Het Parool, dat vanaf 10 februari 1941 als illegale krant zijn eenmanspublicatie Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen opvolgde (en ook de naam was van de Parool-rubriek die hij onder zijn nom de plume publiceerde). Deze titel staat nog wel op de verspreide drukproeven, zodat die ten onrechte bij enkele krantenrecensies van dit boek wordt vermeld.
Dit soort ruzies en raadsels past overigens nogal goed bij het onderwerp, want Frans Goedhart was een man die uitblonk in ruzies en raadsels. Misschien moet men wel concluderen dat hij werd geboren als verzetsstrijder, want verzet tegen alles wat hem niet zinde en tegen al wie niet met hem instemde was zijn natuurlijke habitus. En tijdens zijn leven, dat van 1904 tot 1990 de gehele ‘korte twintigste eeuw’ omspande, zoals De Keizer terecht opmerkt, was er meer dan genoeg om tegen in verzet te komen.
Zijn kindertijd in talrijke weeshuizen werd getekend door, zoals hij het zelf uitdrukte, ‘weinig eten, veel ransel en veel christendom’. Als leerling-journalist leed hij onder de grote depressie van de jaren dertig. Tijdens een kortstondig lidmaatschap van de Communistische Partij Holland raakte hij gedesillusioneerd over de Sovjet-Unie, maakte heftige ruzie met het stalinistische kader en werd geroyeerd door de partij.
Nadien koos Goedhart voor de positie van ‘radicale burger’ om felle kritiek te leveren op het nationaal-socialisme en op de volgens hem veel te passieve houding van de westerse democratieën tegenover dit gevaar. Zijn manicheïstische wereldbeeld behield hij evenwel, evenals de bijbehorende overzichtelijke indeling van mensen in ‘goed’ en ‘fout’ (hetgeen precies zo ging bij generatiegenoten met dezelfde dubbele bekering als Sal Tas, Geert van Oorschot en Jacques de Kadt).
Reeds bij het illegale Parool leidde dit tot rancuneuze botsingen met SDAP’ers als Koos Vorrink en Willem Drees, die met hun doorbraakgedachte een minder radicale vernieuwing van Nederland na de bevrijding voorstonden dan Goedhart, die mikte op een totaal vernieuwd, ‘krachtdadig’ Nederland – met hemzelf in een leidende rol welteverstaan.
Na zijn heldhaftige verzetsperiode (waarin hij na gevangenneming, marteling en een doodvonnis tijdens een transport in augustus 1943 uit kamp Vught wist te ontsnappen aan de Duitsers) braken de jaren aan waarin Goedhart journalistiek en politiek mengde op een wijze zoals dat alleen in verzuild Nederland kon.
Ondanks zijn eerdere bezwaren tegen Drees c.s. nam hij in 1946 plaats in het dagelijks bestuur van de PvdA, na eerder lid te zijn geweest van de ‘Nationale Adviescommissie’ (juli-november 1945) en het Noodparlement (november 1945-1946), en zitting te hebben genomen in het hoofdbestuur van de in mei 1945 opgerichte Nederlandse Volksbeweging als zelfopgeworpen woordvoerder van de ‘Parool-groep’.
Tegelijkertijd bleef hij schrijven voor Het Parool (en vurig hopen op het hoofdredacteur-schap, dat tot zijn oneindig grote frustratie nooit kwam), was hij bestuursvoorzitter van de machtige Stichting Het Parool en speelde hij een (bescheiden) rol in allerlei internationale or-ganisaties, zoals de Raad van Europa, waarin hij zich een verbeten strijder toonde tegen de overheersing door de Sovjet-Unie van Oost-Europa.
Ook nam Goedhart zitting in het adviescomité voor Radio Free Europe, het Amerikaanse radiostation dat propaganda-uitzendingen verzorgde voor de landen achter het IJzeren Gordijn. De Keizer stelt dat hij al in de jaren vijftig moet hebben geweten dat deze zender door de CIA werd gefinancierd, maar zij maakt geen melding van de destijds al sterke vermoedens dat Goedhart informant in Nederland was voor de Amerikaanse inlichtingendienst.
Goedhart bleef een buitenbeetje in de PvdA tijdens de Indonesië-kwestie, tijdens de Greet Hofman-affaire en tijdens het huwelijk van Beatrix, waar hij tegen stemde, maar uiteindelijk zou zijn Koude Oorlog-houding (hij was onder meer een groot voorstander van de Vietnam-oorlog) in 1970 leiden tot zijn breuk met de partij. Goedhart trad toe tot DS’70, waar hij ook al snel ruzie kreeg (net als in de stichting die zich beijverde voor midgetgolf als volkssport).
De Keizer besteedt veel aandacht aan de politieke en internationale activiteiten (en conflic-ten) van Goedhart, wellicht omdat zij in haar in 1991 verschenen dissertatie Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in oorlogstijd al uitvoerig inging op zijn oorlogsjaren, terwijl Goedharts naoorlogse journalistieke avonturen in 1996 al ruimschoots (en au fond afdoende) werden belicht door Gerard Mulder en Paul Koedijk in Léés die krant! Geschiedenis van het naoorlogse Parool 1945-1970.
Overigens mag hierbij ook De Keizers lemma ‘Frans Johannes Goedhart’ in het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland uit 2001 worden vermeld, waarin zij leven en werk van haar held beschrijft met een puntigheid die in dit werk ver te zoeken is. Deze biografie is typisch geschoeid op de Loe de Jong-leest, met veel traag uitwaaierende, nogal zelfimportante zinnen en kwalificaties als ‘markant’, ‘bewogen’ en ‘ongeëvenaard’, die niet in toom worden gehouden door een breder geschiedkundig perspectief.
Wat dat betreft is het jammer dat de productieve historica De Keizer (zij is momenteel bezig met een biografie van Albert Verwey) zich nooit heeft kunnen losmaken van de NIOD-blik op het verleden.
Frans Goedhart, Journalist en politicus 1904-1990. Een biografie
Madelon de Keizer
696 p. Bert Bakker, €39,95