Als koloniaal bestuurder wilde A.W.F. Idenburg de positie van de inheemse bevolking verbeteren en had hij moeite met openlijke vormen van discriminatie. Tegelijk was hij voorstander van streng militair optreden.
A.W.F. Idenburg (1861-1935) was drie decennia lang de personificatie van het Nederlandse kolonialisme. Hij was minister van Koloniën, gouverneur van Suriname en gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Historicus Hans van der Jagt had over hem een boek kunnen schrijven vanuit Nederlands perspectief, waarin ook Idenburgs positie in de gereformeerde Antirevolutionaire Partij uitgebreid aan bod komt. Maar gelukkig koos hij in Engelen uit Europa voor een bredere opzet. Hiervoor raadpleegde hij ook Indonesische, Surinaamse en Antilliaanse archieven en vele niet-Europese tijdschriften.
Van der Jagts conclusie: Idenburg en andere goedbedoelende bestuurders uit Europa, die de ‘inlander’ economisch en moreel wilden ‘verheffen’, hadden te maken met een dubbele moraal. Dankzij de ‘ethische politiek’ van Idenburg werden er in Indonesië veel scholen en ziekenhuizen gebouwd, maar tegelijkertijd voerde het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) tientallen bloedige militaire operaties uit, waarbij ook veel burgerslachtoffers vielen. Voor Idenburg en anderen was dit geen tegenstelling. Ze vonden dat Nederland pas echt ethische politiek kon bedrijven als het eilandenrijk was gepacificeerd.
Idenburg en ook de jonge koningin Wilhelmina waren – in tegenstelling tot het Nederlandse publiek en de Tweede Kamer – goed op de hoogte van de excessen die op Atjeh plaatsvonden. Ze juichten dit geweld niet toe, maar zagen het als iets noodzakelijks. Wilhelmina beschouwde Frits van Daalen, ‘de beul van Atjeh’, als een held en wilde hem zelfs commandant van het Nederlandse leger maken.
Ambivalentie is volgens Van der Jagt het toverwoord om Idenburgs opvattingen en opstelling te begrijpen. Idenburg had begrip voor het zogenoemde Aziatische ontwaken en begreep dat Indonesië uiteindelijk zelfstandig zou worden. Tegelijkertijd wilde hij door de hem gewenste Volksraad – een soort Indonesisch pseudoparlement – geen echte macht geven, want daartegen had hij als Antirevolutionair politicus principiële staatsrechtelijke bezwaren. Ook had Idenburg moeite met openlijke vormen van discriminatie, zoals de gewoonte dat het Indonesische personeel voor de gouverneur-generaal moest knielen, hurken, de hand kussen en bij vertrek achteruit de kamer uit lopen, de hormat. Maar dit betekende niet dat hij Indonesiërs gelijke rechten wilde geven, want dat zou immers het einde van het koloniale systeem inluiden.
Begin dit jaar verschenen enkele studies over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949), die bewezen dat Nederland structureel extreem geweld gebruikte in Indonesië. Maar deze oorlog staat niet op zichzelf, zo laat Engelen uit Europa zien. Tijdens Idenburgs gouverneurschap waren er al tientallen militaire expedities. Er was altijd oorlog.
Ewout Klei is historicus.
Engelen uit Europa. A.W.F. Idenburg en de moraal van het Nederlands imperialisme
Hans van der Jagt
542 p. Prometheus, € 45,–