Home Van Erasmus tot de moderne archeologie

Van Erasmus tot de moderne archeologie

  • Gepubliceerd op: 28 februari 2012
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    Anton van Hooff
  • 4 minuten leestijd

De hoofdtitel en lange zeventiende-eeuwse ondertitel van Jona Lenderings nieuwe boek zadelen de lezer op met een schuldgevoel. En het overspannen ‘Ten geleide’ van Theodor Holman stemt ook al niet vrolijk. Volgens hem zouden verklede hooggeleerden in collegezalen met pingpongballen en condooms jongleren om leuk te zijn. Kortom, hier wordt de Ondergang van het Avondland weer eens aangekondigd.

Wat is er allemaal mis in het vakgebied dat alleen oudheidkunde heet aan de VU, waar Lendering een tijd heeft gedoceerd? (Volgens Van Dale betekent oudheidkunde ‘archeologie’.) Afgezien van enkele terloopse uitvallen blijven de frustraties gelukkig bewaard tot het laatste deel. In de eerste zeven hoofdstukken geeft het boek een uiterst helder overzicht van de ontwikkeling in ons wetenschapsgebied vanaf de renaissance.

In dit opzicht is De klad in de klassieken een uiterst nuttig equivalent van Wilsons Scribes and Scholars en de handige Einleitungen die de Wissenschaftliche Buchgesellschaft uitbrengt. Lenderings boek is zelfs superieur aan die overzichten doordat het de ontwikkeling volgt tot aan onze tijd en het vakgebied breed opvat, dus inclusief de archeologie en het oude Oosten (stokpaardjes van Lendering). Ook heel aantrekkelijk zijn de intermezzi, waarin personen van heel uiteenlopende achtergrond getuigen hoe zij de weg naar de oudheid hebben gevonden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Lendering laat de wetenschappelijke tekstwetenschap beginnen met de vijftiende-eeuwse Poliziano en met Erasmus. Dat hun onderzoek volgens Lendering geen concrete doelen diende is in elk geval voor Erasmus een aanvechtbare bewering. Voor hem was een goede editie van het Griekse Nieuwe Testament immers een middel om terug te keren tot een zuiver christendom.

De achttiende-eeuwse Duitse classicus Friedrich Wolf en de negentiende-eeuwse filoloog Karl Lachman representeren hoogtepunten in de klassieke filologie: de juistheid van tekstverbeteringen die zij indertijd voorstelden zijn op spectaculaire wijze bevestigd door de Mierse Lineair-B-tabletten en Egyptische papyri.

Inmiddels was het vakgebied danig vergroot door de verzamelaars (van munten, vazen, beelden en dergelijke). Met de achttiende-eeuwse Duitse kunsthistoricus Johann Winckelmann braken kunstgeschiedenis en archeologie door. Taalkundige Wilhelm von Humboldt bracht op de (Berlijnse) universiteit en het gymnasium de Altertumswissenschaft tot hoog aanzien en wetenschappelijke bloei.

Lendering schetst helder de principes van (historische) bronnenkritiek die in de negentiende eeuw werden ontwikkeld en een sprong voorwaarts betekenden ten opzichte van de naïeve houding van Edward Gibbon in zijn History of the Decline and Fall of the Roman Empire I (1776-1788).

Het evolutiebesef van de negentiende eeuw maakte de prehistorische archeologie mogelijk. Bij gebrek aan teksten ontwikkelde die haar eigen verklaringstaal, waarbij in de twintigste eeuw (vergelijkende) sociologie en antropologie werden betrokken. Aan de klassieke archeologie gingen deze moderne ontwikkelingen voorbij, tot treurnis van Lendering.

Lendering presenteert het rijke materiaal van de wetenschapsgeschiedenis en theorie soms wat schools, met schemaatjes en zo, maar een goede onderwijzer is nooit weg. Als hij maar niet pedant wordt. En dat wordt Lendering in de laatste drie hoofdstukken. Die hebben het karakter van een strijdschrift.

Sinds Deetmans tweefasestructuur is der Untergang des Abendlandes echt begonnen, meent Lendering. Studenten en docenten weten en kunnen steeds minder. Er worden groteske fouten gemaakt. Proefschriften stellen steeds minder voor.

Lenderings remedie? Opheffing van de bestaande zes opleidingen en een radicaal nieuwe start met een superinstituut waar men jaren mag studeren. Dit voorstel tot zelfdestructie zal hoogstens cultuurpessimisten aanstaan. Anderen moeten het boek maar zien als wat het volgens de aanvankelijke impuls van de VU had moeten zijn: een inleiding in de klassieke wetenschap voor studenten ‘oudheidkunde’.

Mag ik een ‘intermezzo’ toevoegen? Na dertig jaar aan de Nijmeegse Universiteit ben ik weer ‘gewoon’ gaan lesgeven op het gymnasium. Op een zonnige namiddag, terwijl de leerlingen zaten te zwoegen op een weerbarstig stuk Grieks, kreeg ik een historische sensatie: zo zaten tweeduizend jaar geleden jongetjes op de gymnasia van hellenistisch Egypte te leren. Die kladderige klassieken hebben toch maar mooi de eenentwintigste eeuw gehaald.

Bestellen