Home Tito hield Joegoslavië bij elkaar

Tito hield Joegoslavië bij elkaar

  • Gepubliceerd op: 12 september 2000
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Sander Peters
  • 11 minuten leestijd
Tito met Jimmy Carter

Na Tito’s dood in 1980 gaat het snel bergafwaarts met Joegoslavië. De steeds slechtere verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen culmineren uiteindelijk in een burgeroorlog. Hoe is het Tito gelukt 35 jaar lang het land bijeen te houden? Een gesprek met Oost-Europa-deskundige en Tito-specialist Marius Broekmeyer. ‘Tito zei gewoon: “Niet zeuren, bek houden.”‘

Maar liefst 35 jaar lang was maarschalk Tito hét gezicht van Joegoslavië. Met bravoure bewoog hij zich op het toneel van de wereldpolitiek: hij joeg de almachtige Sovjet-Unie tegen zich in het harnas, zijn titoïsme vormde voor het Westen de ideale buffer tegen het stalinisme en hij was jarenlang een van de leiders van de zogenaamde niet-gebonden landen, waartoe ook Soekarno’s Indonesië behoorde. Kort gezegd zette Tito Joegoslavië op de wereldkaart. Belangrijker nog is dat Tito al die jaren de stabiliteit in Joegoslavië heeft weten te handhaven. Gezien de ellende die zich na zijn dood in 1980 heeft afgespeeld – met als dieptepunt de bloedige burgeroorlog – is het bewaren van die nationale eenheid een prestatie van formaat. Hoe kreeg Tito dat voor elkaar? Hoe slaagde hij erin die zeer heftige nationalistische gevoelens al die jaren in toom te houden?

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Volgens slavist en Joegoslavië-kenner Marius Broekmeyer, die 34 jaar op het Oost- Europa Instituut van de Universiteit van Amsterdam werkte en tientallen keren een bezoek aan Tito’s Joegoslavië bracht, is het een samenspel van factoren: ‘Enerzijds was het een kwestie van regeren met harde hand, doodgewone repressie. Maar anderzijds heeft hij het ook heel subtiel aangepakt door alle republieken een bepaalde mate van autonomie te verlenen. Het belangrijkste was dat Tito er met een uitgekiende strategie voor zorgde dat geen enkel volk zich een minderheid voelde. Dat zie je mooi terug in zijn opvatting over de geschiedenis van Joegoslavië in de oorlog. Hij zei: “Alle volkeren hebben in gelijke mate Joegoslavië en daarmee ook zichzelf bevrijd. Niemand is beter of meer waard dan een ander. Dus ga nou geen oude narigheid oprakelen. Niet zeuren, bek houden!” Punt uit.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Heeft Tito inderdaad al in de Tweede Wereldoorlog de basis gelegd voor die eenheid?
‘Zeker. Als leider van zijn partizanenleger, dat uit verschillende bevolkingsgroepen bestond, was hij de enige die werkelijk supranationaal was en boven de partijen stond. Of je nu Serviër, Kroaat, Sloveen of wat dan ook was, dat mocht geen rol spelen. Ook toen zei Tito al: “Laten we elkaar niet uitmoorden, we moeten juist samen sterk staan.” Goed, hij deed ook wel mee aan dat moorden, maar niet op een eng-nationale basis, zoals dat vandaag de dag gebeurt. Tito was communist, en rechtgeaarde communisten moeten niets van nationalisme hebben. Zijn eigen Kroatische afkomst heeft dan ook nooit een rol van betekenis gespeeld. Het proletariaat bevrijden was zijn doel. De arbeidersklasse doorkruist alle nationaliteiten. Onder Tito waren uitingen van nationalisme verboden. En ja, als mensen zich daar niet aan hielden of anderszins dwarslagen, trad hij hard op.’

Wat u zegt: vooral in de eerste jaren van zijn bewind zijn er onverkwikkelijke zaken gebeurd.
‘Inderdaad. Mensen die hem tijdens de oorlog of vlak daarna tegenwerkten zijn, laten we zeggen, uitgeschakeld. En dan mag je zelf bepalen hoe dat gebeurde.’

Hoe ging dat dan?
‘Duizenden mensen zijn vermoord en doodgeslagen.’

Wat vond u daarvan? U bent toch altijd een groot bewonderaar van Tito geweest.
‘Toen wist ik van niks. Ik bemoeide me niet met dat soort dingen. Ik ben nooit blij met slachtoffers, maar het is gebeurd, klaar uit. Ik heb daar nog een mooie anekdote over: iemand zei eens tegen Tito dat er in Joegoslavië ook hier en daar wel eens wat gebeurde, maar dat de terreur bepaald geen stalinistische vormen aannam. Toen zei Tito: “Nee, inderdaad, omdat we hier geen Siberië hebben.”‘

Behalve met de harde hand hield Tito Joegoslavië bijeen met zijn, om het zo eens te zeggen, politiek van gelijkwaardigheid.
‘Hij deed enorm zijn best om te voorkomen dat een van de republieken zich achtergesteld zou voelen. Dit leidde af en toe tot absurde situaties. Iedere republiek kreeg bijvoorbeeld een eigen universiteit. Dus ook in Pristina werd er een geopend, maar er was natuurlijk helemaal geen emplooi voor al die duizenden afgestudeerde studenten. En als er internationale leningen werden verstrekt, werd er eindeloos geruzied over de verdeling van het geld. Daardoor ontstond een sfeer van wantrouwen: elke republiek hield zeer scherp in de gaten wat de anderen kregen.’

Hij verleende elke republiek ook een zekere mate van autonomie.
‘Vanaf een bepaald moment, ergens in de jaren zestig, heeft Tito de republieken steeds meer culturele en, tot op zekere hoogte, ook wel politieke autonomie verleend. Ook dit werd te ver doorgevoerd. Als je met de trein van de ene republiek naar de andere reisde, werd de locomotief bij de grens losgekoppeld en kwam er een andere voor in de plaats. Dat soort dingen. Of de broodprijzen, die in elke republiek anders lagen. Ook zoiets krankzinnigs. Dat allemaal om te voorkomen dat nationalistische gevoelens de kop opstaken. Belachelijk, te meer omdat ik zelf nooit iets gemerkt heb van dat nationalisme.’

Echt niet?
‘Nee. Ik ben, mag ik wel zeggen, toch zeer regelmatig in Joegoslavië geweest. Ik heb er gestudeerd aan het begin van de jaren vijftig, ik heb een tijdlang in Belgrado gewoond voor mijn promotieonderzoek en ik ben er enkele tientallen keren voor congressen geweest, maar ik merkte niks van onderlinge haat en nijd. Misschien was ik naïef, maar ik zag het niet. Hoe dan ook, ik ontken ten stelligste dat men elkaar altijd al naar het leven stond, zoals nu wel eens gezegd wordt.’

Het feit dat u niks van het nationalisme merkte, lag dat niet aan de elitaire kringen waarin u als buitenlander en academicus vertoefde?
‘Nee hoor, want ik heb ook een paar maanden in een fabriek gewerkt in een gat ergens op het Bosnische platteland en ook daar leefde iedereen in harmonie met elkaar. En daar zat echt van alles bij elkaar: Serviërs, Kroaten, Moslims, Macedoniërs, noem maar op. Maar goed, je moet natuurlijk nooit vergeten dat nationalistische uitingen verboden waren.’

Zou de onderdrukking de nationalistische gevoelens bij de Joegoslavische bevolking versterkt kunnen hebben?
‘Nee, daar geloof ik helemaal niks van. Natuurlijk waren er wel spanningen in Joegoslavië, maar die waren vooral een gevolg van de verschillen tussen het rijke noorden en het arme, onderontwikkelde zuiden. De Slovenen zeiden: “Wij moeten ons geld afdragen, zodat die verdomde Albanezen nog meer kinderen kunnen fokken.” En de Albanezen zeiden: “Die verdomde Slovenen leiden een luxe leven en wij verrekken hier van de armoede.” Ach weet u, mensen zijn nooit tevreden. De een vindt dat-ie te veel moet weggeven, de ander vindt dat-ie te weinig krijgt. Als die gevoelens door journalisten opgejut worden en als dan ook nog eens de sterke man van het land overlijdt, dan krijg je geheid ellende.’

En ellende kwam er na de dood van Tito.
‘Het probleem van dictators, en Tito was natuurlijk een dictator, is dat ze geen geschikte opvolgers hebben. Niemand kan en mag in hun schaduw staan, dus als zo’n machthebber overlijdt, komt de macht in handen van allerlei incapabele figuren. Zo was het ook na 1980. Toen Tito de pijp uitging, was er niemand die de leiding op een verstandige manier kon overnemen. Alle goede politici waren door Tito uitgerangeerd. De macht kwam in handen van allerlei lokale baasjes, absolute nitwits, die allemaal de baas wilden spelen. Moet je kijken wat er nu zit, alleen maar mafkezen. En dat terwijl Tito zo’n groot bewindsman was; hij heeft Joegoslavië op de wereldkaart gezet.’

Maar dat is natuurlijk niet de enige oorzaak van alle ellende. Ook de bemoeienis van het Westen met Joegoslavië rond 1990, en dan met name de erkenning van Kroatië en Slovenië als onafhankelijke staten door Duitsland, heeft bijgedragen aan de rampzalige afloop. Die staten werden erkend, terwijl Joegoslavië gewoon nog bestond. Dat kan toch niet! Ik bedoel: je zegt toch ook niet over een gezond mens: “Die poot kan er wel af, huppakee.” Dat is onvergeeflijk.’

Hoe keek en hoe kijkt u nu tegen Tito’s beleid aan?
‘Ik blijf zeggen: het is een hele prestatie geweest om zo’n land gedurende 35 jaar in redelijke stabiliteit bijeen te houden. Ik was lange tijd gecharmeerd van de politiek van het economisch zelfbestuur van de arbeiders. Het experiment is weliswaar later mislukt, maar ze praten me niet uit het hoofd dat het hier en daar gewerkt heeft, en goed ook.’

En uw beeld van Tito zelf: was hij een dictator?
‘Natuurlijk, hij evolueerde van een despoot naar een verlicht despoot. Hij voerde een lichte dictatuur, net iets erger dan De Gaulle, zal ik maar zeggen. Op zichzelf is daar ook niks mis mee. Zijn stelling was: dan maar wat minder democratie, maar laten we elkaar niet uitmoorden. Ik ben helemaal niet zo heel erg voor onderdrukking, maar in die tijd en in dat land was dat de beste oplossing. Nu wordt er wél op grote schaal gemoord, wat is beter?’

U heeft in Nederland kritiek gekregen vanwege uw liefde voor Tito’s Joegoslavië.
‘U doelt natuurlijk op het boekje Marius wil niet in Joegoslavië wonen van Karel van het Reve. Moet u horen, Karel en ik waren dik bevriend. Ik heb hem lang geleden leren kennen op het Oost-Europa Instituut hier in Amsterdam en we zijn altijd bevriend gebleven. Hij kwam hier ook geregeld op bezoek. Ik was niet voor niets een van de vier sprekers op zijn begrafenis. Nee, dat was helemaal geen kritiek van Karel, maar een goeie grap. Hier, ik zal je eens wat laten zien. (Broekmeyer haalt het bewuste boekje te voorschijn en toont de binnenpagina, waar geschreven staat: ‘Voor Marius, met dank voor het uitlenen van je naam, getekend: de schrijver’). Ziet u wel, er was helemaal geen sprake van een conflict.’

Maar Van het Reve stond toch bekend als iemand die forse kritiek had op het communisme en op mensen die blind achter het communisme aanliepen? Dus hij zal ook wel eens met u in de clinch gelegen hebben.
‘Och ja, natuurlijk hadden we wel eens een meningsverschil. Maar in het algemeen waren we het wel met elkaar eens. Karel kon dingen feilloos doorprikken en dat vervolgens ook prachtig opschrijven. En hij was een grappenmaker; we hebben veel lol met hem gehad. Bijvoorbeeld toen Milovan Djilas, jarenlang een van Tito’s naaste medewerkers, halverwege de jaren vijftig gearresteerd werd. Mijn vrouw en ik schreven toen een boos telegram naar de Joegoslavische ambassade met de tekst “terriblement déçus par l’arrêt de Djilas” (ernstig teleurgesteld door de arrestatie van Djilas, sp). Daar moest Karel erg hard om lachen. Elke keer als-ie ons zag nadien, begroette hij ons met “terriblement déçu”. Haha. Nee, er was niks mis met onze relatie.’

Hoe ziet de toekomst van het voormalige Joegoslavië er volgens u uit?
‘Ik weet het waarachtig niet, maar het zal de komende vijftig of honderd jaar niet meer goed komen. Je kunt nu eenmaal niet in harmonie leven met degene die je vader of je broer heeft vermoord. Het is intens treurig dat we die etnische zuiveringen hebben moeten accepteren. Het was toch allemaal niet nodig geweest, of wel?’

Josip Broz Tito (1892-1980)
Josip Broz Tito sloot zich rond 1910 aan bij de socialistische beweging in Zagreb. Als krijgsgevangene in Rusland maakte hij de Oktoberrevolutie mee en werd hij gegrepen door het communisme. In 1920 keerde hij naar Joegoslavië terug en werd beroepsrevolutionair. Na zijn benoeming tot secretaris van de afdeling Zagreb van de (illegale) Communistische Partij in 1928, belandde Tito voor vijf jaar in de gevangenis. In 1941 nam Tito de wapens op tegen de Duitse en Italiaanse indringers, maar ook tegen binnenlandse tegenstanders van zijn communistische overtuigingen. Tito wist uiteindelijk de overwinning te behalen, mede door westerse diplomatieke en militaire steun en doordat hij de verschillende bevolkingsgroepen van Joegoslavië een grote mate van autonomie beloofde. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde Tito snel de alleenheerschappij van de Communistische Partij. In 1948 kwam het tot een breuk met de Sovjet-Unie. Het feit dat Joegoslavië zich tegenover de geweldige pressie van de Oostblokstaten wist te handhaven, deed Tito’s prestige in binnen- en buitenland sterk toenemen. Tito streefde naar een ‘blokvrije’ positie (hij was een van de inspiratoren van de conferenties van niet- gebonden landen). Binnenslands had Tito te maken met opposanten als Milovan Djilas, jarenlang zijn naaste medewerker, die in ongenade viel omdat hij de oprichting van een democratisch- socialistische partij bepleitte, en van zijn gedoodverfde opvolger Rankovic, die zich verzette tegen de economische hervormingen en het arbeidersbestuur. Sinds het begin van de jaren zeventig stak het nationaliteitenprobleem weer de kop op, met als hoogtepunt de Kroatische opstand tegen het centralistische bewind. Tito reageerde in 1974 met de afkondiging van een federale grondwet, waarin de dominante positie van Servië enigszins werd ingeperkt. Tegelijkertijd volgde hij een hardere lijn tegen de oppositie. Op 4 mei 1980 overleed Tito, 88 jaar oud.