Home TIJDSCHRIFT VOOR TIJDSCHRIFTSTUDIES

TIJDSCHRIFT VOOR TIJDSCHRIFTSTUDIES

  • Gepubliceerd op: 17 december 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

Los nummer ƒ 20,-. Telefoon: 030-2540891

Op 1 juni 1974 schreef W.F. Hermans onder het pseudoniem Age Bijkaart een vermakelijke column in Het Parool. Hermans was samen met uitgever Geertjan Lubberhuizen van De Bezige Bij naar de voetbalinterland Nederland-België geweest. Hermans toonde zich bepaald geen liefhebber van het voetbalspel. De afkeer van voetbal zat in de familie: ‘Mijn ouders hebben mij altijd voorgehouden dat alleen domme mensen hun geld aan voetballen verspilden en dat het voor iemand van enige beschaving niet de moeite loonde te gaan kijken hoe tweeëntwintig hijgende stakkers zich in het zweet draven achter een opgeblazen stukje leer. “Net beesten”, zei mijn moeder, “ze gebruiken alleen hun poten, verder niets”’. Moeder Hermans had gelijk – gelijk hebben zat kennelijk ook in de familie.
Had hij tijd van leven gehad, dan zou W.F. Hermans raar opgekeken hebben van het Tijdschrift voor Tijdschriftstudies (2001/9). Dat bevat een flinterdun artikel over de reacties in de Nederlandse pers op het literaire voetbaltijdschrift Hard Gras. In dit tijdschrift deden onder meer Ronald Giphart en Herman Koch (Jiskefet) verslag van hun voetballiefde. Het tijdschrift, dat onder intellectuelen veel aanzien geniet, mocht zich op een goede pers verheugen, zo heeft neerlandicus Martin Brester uitgezocht. Die jongen studeerde zelfs af op zijn beperkte onderzoek. Dat kan maar zo aan de huidige universiteit.
Interessanter is de bijdrage van Hans Renders over het opinieblad Mandril, dat tussen 1948 en 1953 verscheen. Dat ‘maandblad voor mensen’, zoals de ondertitel luidde, besteedde aandacht aan politiek en cultuur. Het blad stond links van het midden en nam een voorbeeld aan het Amerikaanse weekblad The New Yorker. Mandril schuwde de satire niet en bespotte de zorg over zedenverwildering, die begin jaren vijftig in Nederland leefde. Geen wonder dat de destijds nog roomse Volkskrant weigerde advertenties voor Mandril te plaatsen. Toch was het blad niet zo links als de Volkskrant vreesde: het communisme werd ook door de redactie van Mandril te vuur en te zwaard bestreden.
Dit anticommunisme klonk door in de artikelen over cultuur. Begin jaren vijftig was jonkheer Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, de kunstpaus van Amsterdam. Hij was de man die de Cobra-kunst van Karel Appel, Corneille en Constant ruime bekendheid gaf. Sandberg stond bekend om zijn communistische sympathieën en werd om die reden nauwlettend gevolgd door de Mandril-redactie. Hij kon geen goed doen. Datzelfde gold voor de Cobra-kunstenaars: ‘Zij bevuilen alles wat men aan waarden bijeen kan brengen’, schreef redacteur Henri Knap in 1951. Eigenlijk werd Mandril beheerst door het aloude motto ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. De beeldende kunst moest niet abstract zijn en in de literatuur werden eenvoudige vertellers als Jan de Hartog (Hollands glorie), A.M. de Jong (Merijntje Gijzen) en Piet Bakker (Ciske de Rat) gesteld boven Gerard Reve en Bert Schierbeek. De laatste schreef in 1951 Het boek Ik, waarover Mandril oordeelde: ‘Associatief proza dat geen logische zin heeft en ook niet wil hebben, voor een psychiater om van te watertanden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.