Eind jaren vijftig tuigde de CIA een programma op om boven China te spioneren. De Amerikanen lieten Taiwanezen in U-2’s over het immense land vliegen, maar bleven zelf de baas. Het project kostte tien Taiwanezen het leven en twee neergehaalde piloten zaten jarenlang in een Chinese cel.
Zijn werkdag zat er bijna op toen Chase Doak, redacteur van de Billings Gazette, op woensdag 1 februari van dit jaar vernam dat het vliegverkeer op het lokale vliegveld werd stilgelegd. Een big deal was het niet; Billings Airport is maar een klein regionaal vliegveld in Montana. Doak deed vervolgens iets wat iedere journalist vaker zou moeten doen: hij keek uit het raam.
Aan de hemel zag hij een witte bol. Snel pakte hij zijn telefoon om foto’s te maken. Toen de mysterieuze bol niet verdween, reed Doak naar huis om zijn camera met telelens te halen. Vanaf zijn oprijlaan maakte hij een foto die de hele wereld over zou gaan: een grote witte ballon met daaronder een gondel met zonnepanelen aan beide zijden.
De volgende dag meldde het Pentagon dat de ballon vanuit China naar Amerika was gevlogen en zich op 18 kilometer hoogte in de stratosfeer boven Montana bevond. Toen regeringsfunctionarissen verslaggevers influisterden dat het om een spionageballon zou gaan, was een internationale rel geboren. De ballon bleef breaking news totdat de regering besloot hem drie dagen later neer te schieten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Maar de iconische foto van het incident werd gemaakt door een Amerikaanse piloot. Hij legde de ballon van betrekkelijk dichtbij vast, mét de schaduw van het vliegtuig van waaruit de foto was genomen. In die schaduw was onmiskenbaar een U-2 te herkennen. Kenners van de militaire luchtvaart zullen de ironie ervan onmiddellijk hebben ingezien. Want diezelfde U-2 die nu werd ingezet tegen een vermeende Chinese spionageballon, speelde decennia eerder een hoofdrol in een Amerikaans spionageprogramma boven China.
Moeilijk te besturen
Toen de Koude Oorlog uitbrak, ontstond aan beide zijden de behoefte de tegenstander in de gaten te houden. Maar (spionage)satellieten waren er nog niet en de Amerikanen waren afhankelijk van spionageballonnen, die onder het mom van meteorologisch onderzoek op grote hoogte over de Sovjet-Unie vlogen. Ballonnen zijn goedkoop en betrouwbaar, maar hebben één groot nadeel: ze zijn afhankelijk van de wind en daardoor niet goed te sturen.
In de schaduw was een U-2 te herkennen
Het Pentagon gaf vliegtuigfabrikanten daarom opdracht een verkenningstoestel te ontwerpen om boven vijandelijk gebied te spioneren. Het moest hoog kunnen vliegen, tot wel 70.000 voet (21 kilometer). Hoog genoeg om buiten het bereik te blijven van de straaljagers, luchtdoelraketten of radar die de Sovjets op dat moment tot hun beschikking hadden.
Defensiefabrikant Lockheed kreeg in 1954 de opdracht. Om zo’n toestel operationeel te krijgen, moesten technische en praktische hindernissen worden overwonnen. Er waren geen instrumenten voor dergelijke hoogtes beschikbaar en Shell moest een speciale brandstof ontwikkelen, die bij extreem lage temperaturen niet kon bevriezen. In 1955 werd de U-2 in het grootste geheim in gebruik genomen en kreeg de bijnaam Dragon Lady.
Het toestel was niet makkelijk te bedienen. Als de piloot te langzaam vloog, kon het geen hoogte houden. Maar als het te snel ging, kon het uit de lucht vallen en desintegreren. Onder de vliegers circuleerde indertijd de grap dat de U-2 zo moeilijk te besturen was, dat de piloot geen tijd had zich zorgen te maken dat hij zich boven vijandelijk gebied bevond.
Het programma werd uitgevoerd door de CIA en was met veel geheimhouding omgeven. Met hun gevoelige camera’s maakten de Amerikanen talloze vluchten en kregen zo actuele informatie over de strijdkrachten van het Warschaupact, het kernwapenprogramma van de Sovjets en mogelijke doelwitten. Als dekmantel was het Weer Observatie Squadron bedacht, dat de piloten de kans gaf hun familie op de mouw te spelden dat ze voor NASA meteorologisch onderzoek in de stratosfeer uitvoerden.
Mao’s kernbom
Intussen begon in Washington ook de belangstelling voor China toe te nemen. Al in 1958 waren er vluchten met de U-2 boven de Volksrepubliek. Aanvankelijk moesten die uitvinden of het Volksbevrijdingsleger in de kustprovincies voorbereidingen trof voor een invasie in Taiwan, formeel Republiek China geheten. Maar al snel gingen de vluchten dieper China in.
Bijzondere belangstelling was er voor China’s kernwapenprogramma. In 1957 hadden China en de Sovjet-Unie een defensieverdrag getekend; de Russen hielpen bij de ontwikkeling van een Chinese kernbom. Mao Zedong had er geen geheim van gemaakt dat hij een eigen kernwapen wilde om Amerika af te schrikken: ‘Als we geen speelbal willen zijn in de wereld van vandaag, dan hebben we dat ding nodig.’
CIA’ers deden zich voor als Lockheed-personeel
Dat leidde tot de bouw van faciliteiten om uranium en plutonium voor wapengebruik geschikt te maken en de inrichting van een testgebied in de woestijn van Xinjiang bij Lop Nur. Onder invloed van de politiek van vreedzame co-existentie met de VS besloot Nikita Chroetsjov de hulp aan het Chinese programma in 1959 alweer stop te zetten. Dat leidde mede tot het Rode Schisma, een breuk tussen de communistische broedervolken.
Mao was echter vastbesloten een eigen kernwapen te ontwikkelen. De Amerikaanse regering volgde de Chinese vorderingen vanzelfsprekend met interesse. Het zou uiteindelijk tot 16 oktober 1964 duren voordat China zijn eerste testbom tot ontploffing zou brengen.
Valse identiteit
De U-2 leek het aangewezen middel om de Chinezen te bespieden. De logische uitvalsbasis was Taiwan. In 1958 kwamen de Amerikaanse en Taiwanese autoriteiten overeen dat er een geheime eenheid zou worden opgericht, het 35ste squadron van de luchtmacht van de Republiek China. De eenheid, beter bekend onder zijn bijnaam Black Cats, kreeg een afgeschermd hoekje op de luchtmachtbasis in Taoyuan.
Amerikaans CIA’ers op de basis kregen een valse identiteit en deden zich voor als Lockheed-personeel. Zelfs hun Taiwanese collega’s kregen nooit hun echte namen te weten. Net als Amerikaanse zustereenheden opereerde het squadron onder de dekmantel van meteorologisch onderzoek.
Tevoren was afgesproken dat de missies gevlogen zouden worden door Taiwanese piloten. Formeel werden de U-2’s aan Taiwan verkocht en op het eiland van emblemen van de luchtmacht van de Republiek China voorzien, zodat de Amerikanen tegenover de Chinezen op het vasteland konden volhouden niets met de spionagevluchten van doen te hebben. In werkelijkheid was het een grote CIA-operatie met als codenaam Project Razor, scheermes. De eerste jaren deelden de Amerikanen de informatie die de spionagevluchten verzamelden niet eens met Taiwan.
Neergehaald
Maar er kwam nog een probleem bij waardoor het goed uitkwam dat Taiwanezen achter de stuurknuppel kropen. De Amerikanen wisten dat de radarsystemen van de Sovjets beter waren dan vermoed en een U-2 konden opmerken. De Russische ambassadeur in Washington had al na de eerste U-2-vlucht boven Sovjetgebied in 1956 een officieel protest wegens schending van het luchtruim ingediend. De Sovjets stuurden onderscheppingsjagers de lucht in, maar die konden niet in de buurt komen van de hoogtes waarop de U-2 vloog.
In 1960 hadden de Sovjets echter voor het eerst een U-2 uit de lucht geschoten. Op 1 mei van dat jaar vloog kapitein Gary Powers met zijn U-2 een missie die hem vanaf Peshawar Air Station in Pakistan helemaal over de Sovjet-Unie naar Bodø in Noorwegen moest brengen. Toen Powers boven de Oeral vloog, vuurden Sovjeteenheden 14 S-75 Dvina luchtdoelraketten af. Dit nieuwe wapentype kon veel hoger reiken dan eerdere Sovjet anti-vliegtuigraketten. Het eerste schot was direct fataal. De U-2 stortte neer.
Powers slaagde er niet in het zelfvernietigingsmechanisme van de camera’s te activeren, maar wist wel zelf uit het neerstortende toestel te ontsnappen. Hij landde veilig in de buurt van Sverdlovsk; werd gevangengenomen, verhoord en wegens spionage veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. Nog geen twee jaar later kon Powers naar zijn vaderland terugkeren, dankzij een gevangenenruil voor een ontmaskerde Russische spion.
Nu de U-2 niet zo onkwetsbaar bleek als de Amerikanen tot dan toe hadden aangenomen, was het aan Taiwanese piloten om de risico’s te lopen. Vanaf 1958 waren zij opgeleid in Texas. Drie jaar later droeg de CIA twee U-2’s over aan de Taiwanese luchtmacht. In april 1961 vloog deze daarmee de eerste missie boven het Chinese vasteland. Er zouden er meer dan honderd volgen, totdat in maart 1968 werd besloten dat het te gevaarlijk werd.
Iedere vlucht bracht een strook van ongeveer 150 kilometer breed en 3000 kilometer lang in beeld. Op deze manier werd meer dan tien miljoen km2 Chinees grondgebied met hoge-resolutiecamera’s voor het eerst gefotografeerd. Daarna zouden Taiwanese U-2’s nog jarenlang vanuit het internationale luchtruim verkenningsvluchten voor de Chinese kust uitvoeren. Op 24 mei 1974 werd de laatst missie met een U-2 vanuit Taiwan gevlogen, de toestellen teruggegeven en het 35ste squadron opgeheven.
Onaangename verrassing
Dat de spionagevluchten niet zonder risico’s waren blijkt uit het feit dat er in zeven jaar tijd maar liefst vijf Taiwanese U-2’s door China werden neergeschoten. Daarbij verloren drie piloten het leven en werden er twee gevangengenomen. Bovendien stortte een U-2 neer in de Straat van Taiwan. Nog eens zeven toestellen crashten tijdens training, waarmee het totale aantal verloren toestellen op dertien uitkomt, waarbij tien Taiwanese U-2-bestuurders het leven lieten. Resten van vier neergeschoten U-2’s zijn tot op de dag van vandaag te zien in het legermuseum van Beijing. Ironisch genoeg vroegen Taiwanese piloten nadat de eerste U-2’s waren neergehaald om moderne systemen om de Chinese luchtafweerradar te storen. Maar de Amerikanen wilden die niet leveren uit angst dat het systeem in handen van de Chinezen zou vallen in het onverhoopte geval er toch een U-2 zou crashen.
‘We hadden het uitzicht van een vogel’
De twee gevangengenomen vliegers zouden jaren in Chinese gevangenschap doorbrengen. Majoor Yeh Changti werd in 1963 neergeschoten, wist zich met zijn parachute in veiligheid te brengen, maar raakte zwaargewond aan beide benen door rondvliegend puin van de raketinslag. Tijdens meerdere operaties zouden Chinese artsen in totaal 59 stukjes metaal en glas uit zijn lichaam verwijderen. Majoor Chang Liyi werd in 1965 neergehaald. Hij overleefde de ijskoude nacht in Binnen-Mongolië door zich in zijn parachute te wikkelen. Bij zonsopkomst zag hij een yurt, waarin hij door nomaden werd opgevangen totdat Chinese troepen arriveerden en hem arresteerden. Pas in 1982 zou het tweetal door China worden vrijgelaten.
Yeh en Chang wachtten toen een onaangename verrassing. De Taiwanese regering weigerde hen aanvankelijk terug te nemen uit angst dat ze tijdens hun jarenlange gevangenschap de kant van de communisten hadden gekozen. Pas in 1990 konden ze terugkeren naar het eiland dat ze hadden gediend. In de documentaire uit 2018 Lost Black Cats 35th Squadron keek Yeh ondanks alles positief terug op zijn tijd als U-2-piloot: ‘We waren letterlijk hoog in de lucht. Het uitzicht was zo anders. We hadden echt het uitzicht van een vogel. Wat we zagen was immens. Ik hield ervan te vliegen. Ik ben niet doodgegaan. Waarom zou ik spijt hebben?’
Ondanks de komst van spionagesatellieten is de U-2 bijna zeventig jaar na zijn introductie nog steeds in dienst. Er is blijkbaar nog steeds emplooi voor ogen hoog in de lucht, al was het maar om een kijkje te nemen bij een verdachte ballon op 18 kilometer hoogte. Een hoogte waar nog steeds geen ander vliegtuig komen kan.