Home Sympathie voor de RAF

Sympathie voor de RAF

  • Gepubliceerd op: 5 november 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher

Tussen 1968 en 1998 kampte de Duitse Bondsrepubliek met links terrorisme. De ‘Baader/Meinhof-Bande’ en de daaruit ontstane Rote Armee Fraktion (RAF) begonnen met harde politieke actie en geweldpleging. Geleidelijk namen zij hun toevlucht tot moord als middel om hun visie te verkondigen, en op het laatst bestond het doel voornamelijk nog uit wraak voor de tegenmaatregelen van de staat. De spiraal van geweld die zo ontstond dwong ook buitenlandse toeschouwers tot een duidelijk standpunt.

In Nederland was dat nog meer het geval nadat de strijd zich naar hier had verplaatst. Op 22 september 1977 stierf de Utrechtse politiebrigadier Kranenburg door kogels uit een pistool van het RAF-lid Knut Folkerts. Later zouden er bij een schietpartij in Limburg nog meer Nederlandse doden vallen. Het proces tegen Folkerts en enkele mede-RAF-leden bracht niet alleen enorm veel publiciteit op gang, het bood ook een gelegenheid aan iedereen die ook maar iets van Duitsland vond – en aan elke Nederlander met linkse of rechtse denkbeelden – zijn medeleven met of afkeer van de verdachten te betuigen.

De geschiedenis van de RAF werd daardoor ook Nederlandse geschiedenis. Wie de geografie en de inhoud van het toenmalige, al dan niet extreme, linkse denken in ons land wil leren kennen, kan vanaf nu het best beginnen bij Jacco Pekelders boek over de commotie die het proces-Folkerts teweegbracht.

Pekelder heeft alles in huis voor een mooie studie over het verschijnsel ‘Nederlandse sympathie voor de Rote Armee Fraktion’: grondige onderzoekservaring met Nederlands-Duitse betrekkingen (getuige zijn proefschrift over Nederland en de DDR) en een goede hand van schrijven. Zijn boek, waarin een lange rij ‘solidaire’ comités en individuen, onder aanvoering van advocaat Pieter Herman Bakker Schut die een aantal RAF-leden verdedigde, de revue passeert, is van begin tot eind boeiend en informatief. Het is bovendien gebaseerd op uniek nieuw materiaal: het archief van Josephine Dubois-Brinkmann, een van Folkerts’ advocaten, en wat Pekelder te weten is gekomen door zelf met Folkerts te praten.

Al met al geeft het boek wel diverse voorbeelden van zuivere motieven (bezorgdheid over de rechtsstaat) en indrukwekkend mededogen met slachtoffers van staatsoppressie, maar wekt het vooral huiver. Nog het meest opvallend is het gebrek aan consistentie en eenheid onder de linkse ‘sympathisanten’. Sommigen van hen zaten nooit verlegen om argumenten om terrorisme goed te praten – al liep de steun voor de RAF na de dood van Kranenburg aanzienlijk terug – maar al strijdend voor de goede zaak vocht men ook elkaar de kerk uit. Zo ontstond een heel landschap van linkse kerkjes, die allemaal hun eigen rechtsstaat definieerden.

Heel in de verte wringt er iets in de conclusies van dit boek. Pekelder moet van terrorisme niets hebben, dat staat vast, maar door zijn zorgvuldig gekoesterde inlevingsvermogen balanceert hij soms moeizaam op het slappe koord tussen ‘begrijpen’ en ‘begrip hebben’. Met harde uitspraken is hij voorzichtig – behalve met de claim dat deze studie het hele verhaal vertelt.

Aan het begin van zijn onderzoek stelde Pekelder zichzelf twee vragen, die op deze manier gecombineerd eigenlijk van politieke aard zijn: waarom stonden de advocaten in de rij om de in Nederland gearresteerde RAF-leden hulp te bieden, en waarom is dat bij de moslimterroristen van vandaag niet meer het geval? Aan de tweede vraag komt hij niet toe, wat hem nauwelijks te verwijten valt. Het is jammer dat ook het antwoord op de eerste vraag wat in de lucht blijft hangen.

Sympathie van advocaten en belangenbehartigers voor de underdog, die een gevangene bijna vanzelf is, siert elke rechtsorde. Het probleem was dus niet zozeer dat de RAF-leden steun kregen, als wel dat die steun de bestaande rechtsorde vaak met een schep zout nam. De RAF-sympathisanten namen ervan over wat hun beviel en negeerden de rest. Waar ligt de grens tussen de rechtsstaat van de een en die van de ander? Met een iets doortastender eigen moreel oordeel had Pekelder zijn lezers meer houvast gegeven in die discussie.

Doeko Bosscher is hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Universiteit van Groningen.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.