De geschiedenis laat haar sporen na. Monumenten, voorwerpen en graven herinneren aan bijna vergeten personen. Hun verhaal wordt hier verteld. Deze keer de bron van de heilige Wynfreth Bonifatius (ca. 675-754) in Dokkum.
Een wonder wekte de verstorven bedevaartplaats Dokkum in de zomer van 1990 tot leven. Toen dompelden Ype en Janny Brandsma hun negen maanden oude dochtertje in het water van de Bonifatius-bron. Op weg naar huis bleek het kind verlost van een hardnekkig kuchje. Haar hoest was, zo meenden de ouders, door toedoen van de heilige Bonifatius verdwenen.
Toen De Telegraaf een week hierna berichtte over het wonder, ontstonden er opgewonden taferelen. Pastor Herman Peters vertelde later: `De telefoon stond niet meer stil. En dagelijks stonden hier tientallen huilende doodzieke mensen op de stoep op zoek naar genezing. De Bonifatius-bron was hun allerlaatste strohalm.’ Het Lourdes van het Noorden was geboren.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Binnen de kortste keren kwamen duizenden mensen naar Dokkum. Volgens Peters was het een chaos en speelden zich gênante taferelen af. `Zo zag ik heel dikke mensen in de bron afdalen, die er vervolgens nauwelijks meer uit konden komen.’ De gemeente moest de sterk vervuilde vijver uitbaggeren en de ommuring herstellen. Later werden het nabijgelegen park en de kapel gerestaureerd. Toen werd ook een makkelijk te betreden bassin aangelegd waarin afgetapt bronwater stroomt.
Over het ontstaan van de Bonifatius-bron bestaan diverse mythes. Volgens de ene zou de bejaarde missionaris met zijn staf op de grond hebben gestampt waarna er zoet water opborrelde. In een andere versie zakte zijn paard weg in de drassige bodem – met hetzelfde resultaat.
De bisschop was na een lange kerkelijke loopbaan teruggekeerd naar zijn eerste zendingsgebied. Vanuit Utrecht, waar het katholicisme inmiddels vaste voet aan de grond had, trok hij in 754 met 52 metgezellen naar het ruige noorden. Daar werd zijn kampement bij Dokkum overvallen door een bende woestelingen. Ze vermoordden de missionarissen en stalen hun bagage. Een roofmoord.
Snel geschreven hagiografieën maakten van Bonifatius een martelaar en een wonderdoener. Volgens een eerste heiligenleven verbood Bonifatius zijn reisgenoten terug te vechten. `Laat af, mannen, van de strijd, houdt op met oorlogvoeren, want het ware getuigenis van de Heilige Schrift leert ons, niet kwaad met kwaad te vergelden, maar kwaad met goed.’ In een volgende werd hier een element aan toegevoegd: de heilige beschermde zichzelf door een bijbel boven zijn hoofd te houden. Het kalkstenen beeld bij de bron verbeeldt dit moment.
Toen op initiatief van de plaatselijke pastoor na 1870 de bedevaarten weer op gang kwamen, lag de originele Bonifatius-bron begraven onder het marktplein. Daarom werd een oude drinkwatervijver buiten de stad, lange tijd gebruikt door bierbrouwers, aangewezen als cultusplaats. Het leidde in 1990 tot discussie over de vraag of deze bron, die meer met gerstenat dan met Bonifatius van doen had, wel een genezende werking kon hebben. Maar volgens de pastor `keek God niet op een vierkante meter’.
Het wonder was voor Dokkum als bedevaartsoord een zegen. Onder de bezielende leiding van pater Titus Brandsma waren in het interbellum een kapel opgericht en een processiepark aangelegd, waar duizenden pelgrims kwamen. Maar in de jaren zestig kwam de klad erin. Park, kapel en bron raakten in verval.
Sinds 1990 komen er jaarlijks weer zo’n twintigduizend mensen naar Dokkum. Er zijn zeker vijftig genezingen gemeld. Het bronwater, waaraan niemand ooit iets bijzonders had gemerkt, helpt volgens de verhalen vooral tegen huidziektes, spierpijn en gewrichtsaandoeningen. Onderzocht zijn de claims nooit. Pastor Peters formuleerde het zo: `Hoe God werkt in onze mensengeschiedenis, ’t blijft voor een groot deel een mysterie.’