Home Sinatra leert de jeugd tolerantie

Sinatra leert de jeugd tolerantie

  • Gepubliceerd op: 25 maart 2021
  • Laatste update 18 jul 2023
  • Auteur:
    Laurens Bluekens
  • 10 minuten leestijd
Sinatra leert de jeugd tolerantie

Wie discriminerende taal uitsloeg, riskeerde een vuistgevecht met Frank Sinatra. De Amerikaanse zanger en acteur zette zich gepassioneerd in voor een Amerika zonder racisme en antisemitisme. Ook tijdens zijn werk. Zo speelde hij de hoofdrol in de ideële film The House I Live in uit 1945.

Maar liefst 450 politiemannen kwamen er eind 1943 aan te pas om bij een optreden van Frank Sinatra in New York 30.000 gillende fans in het gareel te houden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was aan het Amerikaanse thuisfront de Sinatra mania op stoom gekomen. Met zijn charismatische stemgeluid en elegante voorkomen bracht Frank Sinatra (1915-1998) niet alleen het hoofd van talloze Amerikaanse tienermeisjes op hol, hij was ook alom geliefd. En hij zong niet alleen, ‘the Voice’ was ook steeds vaker op het witte doek te bewonderen.

Minder bekend is dat hij zijn populariteit inzette om zijn maatschappelijke idealen te bevorderen. Als kind van Italiaanse immigranten, die in de Verenigde Staten als een minderwaardige, smerige en criminele groep te boek stonden, was Sinatra in zijn jeugd beschimpt vanwege zijn afkomst. Daarom was hij van meet af aan pleitbezorger voor een tolerant en inclusief Amerika. Hij kwam op voor gelijke rechten voor iedereen, ongeacht huidskleur of religie.

Politieke switch

Sinatra steunde verschillende presidenten bij hun verkiezingscampagne: eerst de Democraten Franklin D. Roosevelt, Harry S. Truman en John F. Kennedy, en later de Republikeinen Richard Nixon en Ronald Reagan. Zijn switch is opvallend, want Nixon was bijvoorbeeld lid geweest van het House Committee of Un-American Activities, waartegen Sinatra zich zo had verzet. ‘Hoe ouder je wordt, hoe conservatiever je wordt,’ zo legde hij zijn keuze in 1972 uit aan zijn dochter Tina.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dat was een behoorlijk progressieve instelling in een gesegregeerd land. Blank en gekleurd woonden in aparte wijken en gingen naar aparte scholen, en mensen van kleur waren niet welkom in etablissementen voor blanke personen. Bij verkiezingen werd het Afro-Amerikanen lastig gemaakt om te stemmen en in het Amerikaanse leger werden ze aan het begin van de Tweede Wereldoorlog nog afgezonderd. Ze vervulden vaak alleen ondersteunende rollen, zoals kok of kwartiermaker. In de jaren dertig en veertig waren er al protesten vanuit de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging tegen de segregatie, maar het zou nog tot in de jaren zestig duren voordat die in elk geval op papier verleden tijd was.

Kleurenblind

Frank Sinatra bewees zijn idealen al ver daarvoor niet alleen lippendienst, maar leefde er ook naar. Met barmannen en reporters die zich racistisch uitlieten over Joden of mensen van kleur wilde hij nogal eens op de vuist gaan. Met de grote artiesten van kleur met wie hij op het podium stond, zoals Nat King Cole, Billie Holiday en Duke Ellington, onderhield hij warme vriendschappen. Het zinnetje ‘Here darkies work along the Mississippi’ in het nummer ‘Old Man River’ veranderde hij in ‘Here we all work along the Mississippi’. En als Sinatra hoorde dat mensen van kleur niet waren toegestaan in een theater of muziekhuis waar hij was geboekt, weigerde hij op te treden.

In de zomer van 1943 braken er hevige rellen uit in de New Yorkse wijk Harlem, nadat een witte politieman een onschuldige Afro-Amerikaanse man had neergeschoten. Uit onvrede over de grote ongelijkheid, de slechte leefomstandigheden in Harlem en het gebruik van buitensporig politiegeweld tegen mensen van kleur, gingen duizenden boze Afro-Amerikanen de straat op. Winkels werden geplunderd en vernield. De situatie doet denken aan de protesten rondom de dood van George Floyd, een Afro-Amerikaan die in mei 2020 door gewelddadig politieoptreden om het leven kwam. Die demonstraties begonnen in Minneapolis en breidden zich langzaam uit over de hele Verenigde Staten, waaronder New York. De autoriteiten stelden een avondklok in om de George Floyd-rellen te beteugelen – een maatregel die in New York voor het laatst was genomen tijdens de demonstraties in Harlem in 1943.

Nadat de rust was weergekeerd, ging Sinatra de scholen van New York af om de leerlingen op het hart te drukken ‘kleurenblind’ te zijn. In de loop van de jaren veertig gaf de zanger tientallen van dat soort speeches op scholen waar racistische incidenten waren geweest. Zo begaf hij zich in 1945 naar de Gary Froebel High School in Gary, Indiana, toen blanke leerlingen weigerden hun lessen samen met gekleurde leerlingen te volgen. In een blauw pak met rode strik sprak Sinatra de uitzinnige scholieren toe. Hij kon op hun begrip rekenen toen hij vertelde dat hij vroeger werd uitgescholden vanwege zijn Italiaanse roots. Toen hij vervolgens ‘The House I Live in’ ten gehore bracht, viel er volgens de Chicago Daily Defender een serene stilte.

Sinatra vertolkt de hoofdrol in de met een Oscar bekroonde film tegen racisme.

Het lied was Sinatra’s patriottische lofzang op een tolerant en inclusief Amerika. ‘Wat betekent Amerika voor mij?’ vraagt de zanger zich in het begin van het lied af. Hij antwoordt: ‘The house I live in, a plot of earth, a street/ The grocer and the butcher, and the people that I meet/ The children in the playground, the faces that I see/ All races and religions, that’s America to me.’

Groot succes

‘The House I Live in’ was razend populair in de Verenigde Staten. Dat was begonnen met de gelijknamige korte film waarin Sinatra in 1945 de hoofdrol speelde – een ideële film tegen racisme, antisemitisme en fascisme. Sinatra was door regisseur Mervyn LeRoy en producent Frank Ross gevraagd mee te doen. De twee hadden zijn speeches op scholen gezien, besloten de film vanwege het belang van de boodschap groots aan te pakken en lieten delen van Sinatra’s speeches in de film verwerken door de activistische Joodse en communistische scenarioschrijver Albert Maltz.

Op de vuist met de pers

Sinatra kreeg het niet alleen met journalisten aan de stok als die zich racistisch uitlieten over een bevolkingsgroep. Over de gehele linie onderhield de zanger een gespannen relatie met de media. Er zijn incidenten te over waarin Sinatra zijn opvliegendheid niet kon bedwingen. Zo arresteerde politie hem in april 1947, nadat Sinatra columnist Lee Mortimer een klap zou hebben verkocht. De waarschijnlijke aanleiding: een opmerking van Mortimer over Sinatra’s banden met de maffia.

In de ongeveer tien minuten die de film duurt, doceert Sinatra een aantal jongetjes al zingend over de deugden van godsdienstvrijheid en veelkleurigheid. Die les kunnen de kereltjes wel gebruiken, want in een steegje hebben ze met z’n allen een Joods leeftijdgenootje achternagezeten en hem een pak rammel gegeven. In dat steegje zit toevallig ook de achteruitgang van een muziekstudio, waar Sinatra aan het opnemen is, en laat hij nu net naar buiten gaan voor een rookpauze. De zanger grijpt direct in. De boodschap van Sinatra aan de jongetjes is duidelijk: het maakt niet uit welke religie je hebt of waar je vandaan komt we zijn per slot van rekening allemaal Amerikanen!

De zanger pakt de jongetjes in met een voorbeeld uit de oorlog, waarin een groep Amerikaanse soldaten van verschillende religies en achtergrond door goed samen te werken een Japans gevechtsschip uitschakelt. Daarna zingt Sinatra ‘The House I Live in’. De retoriek van Sinatra heeft direct effect op de kereltjes, want zij nemen het Joodse jongetje in het laatste shot hartelijk op in hun groep.

Zingend doceerde Sinatra over het ideale Amerika

Het lied was niet speciaal voor de film geschreven, maar voor de musical Let Freedom Sing uit 1942. De tekst was van de Joodse, communistische Abel Meeropol, de muziek van Earl Robinson. Voor de film werd de tekst wat aangepast – iets waar Meeropol woedend over was. Het zinde hem niet dat de zinsneden ‘My neighbours white and black’ en ‘the worker and the farmer’ waren verdwenen uit de versie die Sinatra zong.

De film was wel een succes bij het grote publiek. Hij werd op talloze middelbare scholen vertoond, in veel filmtheaters gedraaid en won een speciale Oscar. De bladen Downbeat en Variety ontvingen de rolprent positief. Sinatra en veel andere betrokkenen gaven het geld dat ze verdienden met de film weg aan een goed doel.

‘The House I Live in’ werd een belangrijk uithangbord van het Amerikaanse Popular Front, een samenwerking van linkse krachten met een communistische signatuur. Een echte communist was Sinatra niet, maar hij deelde wel idealen met het Popular Front.

Heksenjacht

Sinatra wilde in meer films met een sociale inslag spelen en schreef in augustus 1945 een enthousiaste brief naar scenarioschrijver Albert Maltz. Daarin noemt hij films de beste wapens tegen intolerantie. Maar tot een nieuwe samenwerking tussen de twee zou het niet komen, want Maltz werd in 1947 gedagvaard. Het Mccarthyisme, de Amerikaanse heksenjacht op alles wat ook maar naar communisme rook, kwam op. Maltz moest voor het House Committee of Un-American Activities uitleg geven over zijn banden met de communistische partij. Deze commissie van het Huis van Afgevaardigden bestond van 1938 tot 1975 en was ermee belast ‘on-Amerikaanse activiteiten’ op te sporen en te stoppen, niet in de laatste plaats in Hollywood.

Net als negen andere professionals uit Hollywood, vooral scenarioschrijvers, weigerde Maltz de vragen van de commissie te beantwoorden. Sinatra en andere sterren, onder wie Gene Kelly, Humphrey Bogart, Henry Fonda en Katharine Hepburn, lieten hun onvrede over de commissie blijken door zelf het Committee for the First Amendment op te richten. Dat haalde niets uit. Maltz en de negen anderen kwamen in 1950 terecht op een zwarte lijst van de entertainmentindustrie, de ‘Hollywood Ten’. Ze werden beboet en enkele maanden in de gevangenis gezet. Ook Earl Robinson, de componist van ‘The House I Live in’, kwam wegens communistische sympathieën op een zwarte lijst.

De FBI legde een dossier van 1275 pagina’s over Sinatra aan

Maltz probeerde zijn werk in Hollywood voort te zetten onder een schuilnaam, maar dat ging moeizaam. Hij wist in 1950 en 1953 nog twee scripts te slijten, zonder dat zijn eigen naam in de aftiteling verscheen. In 1960 probeerde Sinatra de verbanning uit Hollywood van zijn vriend te doorbreken door Maltz te betrekken bij de verfilming van het boek The Execution of Private Slovik. Die poging kwam de zanger, die op dat moment actief campagne voerde voor de presidentsverkiezing van John F. Kennedy, op een storm van kritiek uit Hollywood en de politiek te staan: Sinatra zou toch zeker geen communist zijn? Onder deze druk besloot Sinatra van de verfilming af te zien.

Hollywood-prominenten moeten voor een commissie verschijnen vanwege ‘on-Amerikaanse activiteiten’.

Maffia

Zijn carrière raakte in het slop. Andere zangers vielen beter in de smaak bij het publiek. Maar ook zijn huwelijksperikelen, verlies van dierbaren, zijn samenwerking met communisten en zijn vermeende banden met de maffia speelden Sinatra parten. De FBI legde vanaf 1943 een dossier over hem aan, dat veertig jaar later maar liefst 1275 pagina’s telde. Ongeveer een kwart daarvan is gewijd aan zijn banden met links, de rest aan zijn vermeende connecties met de georganiseerde misdaad.

Progressieve moeder

Frank Sinatra had zijn progressieve insteek niet van een vreemde. Zijn moeder Dolly was erg actief in de gemeenschap van Hoboken en de lokale Democratische partij. Ze hielp nieuwe immigranten met hun papieren en in 1919 ketende ze zich vast aan het gemeentehuis om aandacht te vragen voor het vrouwenkiesrecht. Later werd ze de eerste vrouw die verantwoordelijk was voor een kiesdistrict in New Jersey.

Tot medio jaren zestig, toen er een einde kwam het Mccarthyisme, was Sinatra terughoudend met het ten gehore brengen van ‘The House I Live in’. Daarna werd het nummer vast onderdeel van zijn repertoire. De zanger bleef zich zijn hele carrière inzetten voor tolerantie en inclusie. Op 13 mei 1994 zong hij het lied voor de allerlaatste keer op het podium van het Sands Atlantic City-casino.

In 2007 nam de National Film Preservation Board de film op in de National Film Registry, een soort canon van de Amerikaanse cinema met films die volgens de Board reflecteren wie de Amerikanen zijn, als volk en als natie.

  • The House I Live in (1945) staat op YouTube. In deze ideële film zet Sinatra zich af tegen racisme.
  • Frank Sinatra: The Popular Front and an American Icon (2002) door Gerald Meyer in: Science & Society, jrg. 66, nr. 3.
  • Un-American’ Hollywood. Politics and Film in the Blacklist Era (2008) door Frank Krutnik e.a. (red.)

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2021